Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 januari 2024, met bijlagen;
- het antwoord van 21 februari 2024, met een eis in reconventie (een tegeneis) en bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2024, gaat het om een geschil tussen [persoon A] en [persoon B] over de redelijkheid van de huurprijs van een kamer die [persoon A] huurde van [persoon B]. [persoon A] had de Huurcommissie verzocht om uitspraak te doen over de huurprijs, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij zijn verzoek te laat had ingediend. De kantonrechter oordeelt echter dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd was en dat [persoon A] zijn verzoek tijdig had ingediend. De kantonrechter stelt de aanvangshuurprijs vast op € 345,58 per maand, wat betekent dat [persoon B] € 8.298,62 aan teveel betaalde huur aan [persoon A] moet terugbetalen, met wettelijke rente vanaf 7 augustus 2023. Daarnaast wordt de vordering van [persoon B] in reconventie afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten worden toegewezen aan [persoon A].