Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser] ,
[eiseres],
[naam school 1],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 mei 2023 met producties 1 t/m 21;
- de conclusie van antwoord, met producties A t/m G;
- de akte met aanvullende producties 22 t/m 31 zijdens de ouders;
- de akte met aanvullende producties H t/m O zijdens [naam school 1] ;
- de mondelinge behandeling van 18 december 2023 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
pro se) als in hun hoedanigheid van gezaghebbende ouders van [voornaam persoon A] ingediend. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in deze zaak was [voornaam persoon A] minderjarig en waren de ouders haar wettelijke vertegenwoordigers. Gedurende de procedure is [voornaam persoon A] meerderjarig geworden en daarmee handelingsbekwaam en ook procesbekwaam. Dit betekent dat de ouders vanaf dat moment niet meer (wettelijk) bevoegd zijn om als formele partij op te treden namens [voornaam persoon A] . Op de voet van artikel 225 Rv had [voornaam persoon A] de mogelijkheid tot schorsing van het geding, om zich te kunnen beraden over het al dan niet voortzetten van de procedure op eigen naam. Van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat, voor zover de vordering is ingesteld door de ouders
namens[voornaam persoon A] , de ouders niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Hierbij zij overigens opgemerkt dat de vordering, zoals deze door de ouders is geformuleerd, ook niet ziet op onrechtmatig handelen van [naam school 1] jegens [voornaam persoon A] . Zelfs als de ouders wel bevoegd waren om namens [voornaam persoon A] op te treden had dit dus niet kunnen leiden tot een verklaring voor recht dat [naam school 1] jegens [voornaam persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld. Voor zover de vordering is ingesteld door de ouders
pro se, wordt die in dit vonnis inhoudelijk beoordeeld.
pro se). Een vordering van de ouders
pro seop basis van dit verwijt stuit in haar visie af op de relativiteitseis van artikel 6:163 BW. De rechtbank deelt dit standpunt. De ouders hebben niet onderbouwd dat zij door een zorgplichtschending van [naam school 1] in hun eigen belang zijn geschaad en hebben ook niet gesteld dat de zorgplicht van de school enig belang van de ouders beoogt te beschermen. Om die reden is niet voldaan aan de relativiteitseis en kan verwijt 1 de vordering van de ouders, voor zover zij die
pro sehebben ingesteld, niet dragen. Aangezien de ouders niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover zij hun vordering hebben ingesteld namens [voornaam persoon A] , komt de rechtbank aan een verdere beoordeling van verwijt 1 niet toe.
pro seingestelde vordering.
pro sehebben ingesteld, zal worden afgewezen. Van onrechtmatig handelen door [naam school 1] jegens de ouders is geen sprake.
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten x tarief II ad € 614,00)
- nakosten