Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 februari 2023, met producties 1 t/m 37;
- de conclusie van antwoord;
- de brieven met aanvullende producties 38 t/m 41 en 42 t/m 45 van [eiseres] ;
- de spreekaantekeningen van [eiseres] voor de mondelinge behandeling op 14 december 2023.
2.De feiten
, bijna een half jaar later. Dat is uiteraard niet verdacht voor permanent aangehouden ongevalsgevolg en laat (veel) te veel ruimte voor een recidief van gelijksoortige/gelijkwaardige klachten als eerder post/propter een al dan niet (h)erkende alternatieve oorzaak, na een voorgaand goed herstel van de klachten die direct posttraumatisch werden geuit/gedocumenteerd.
dat er geen valide argumenten zijn om een recidief van gelijke klachten aan te nemen na een goed herstel van de aanvankelijke posttraumatische klachten. Daargelaten dat ik dat standpunt niet onderschrijf (de ervaring leert immers dat, (…) klachten als in deze casus spelen ook kunnen ontstaan na een minimale geweldinwerking, een triviale verkeerde beweging of zelfs spontaan) is het zo dat er ook geen valide argumenten zijn waarom aangenomen zou moeten worden dat de initiële klachten permanent aanwezig zijn gebleven … zonder hulpvraag, zonder behandelbehoefte en zonder ziekteverzuim. Bovendien gaat hij[ [persoon A] ]
voorbij aan de mogelijkheid van klachten op basis van somatisatie van andere of in ieder geval meer spanningsbronnen dan het ongeval. Niet voor niets werd de diagnose somatisch symptoomstoornis gesteld en geen postwhiplashsyndroom.
ook zonder ongeval zou zijn ontstaan. Zelf geeft ze aan dat deze snel na ongeval aanwezig was, maar op de HAP is daar geen melding van gemaakt. Ik heb dit aangevuld bij 2c voor alle duidelijkheid. Er is geen minimum snelheid waaronder geen WAD kan optreden.
stelt [eiseres] namelijk dat sprake is geweest van één aanrijding – [eiseres] noemt het in het verzoekschrift doordrukken – terwijl zij bij [persoon B] (en op de zitting) spreekt van twee aanrijdingen, klappen genoemd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De deelgeschilprocedure / (niet-)ontvankelijkheid
Het realiteitsgehalte van de klachten
Half jaar geleden auto ongeluk gehad, nog steeds klachten, rug en nek zijn pijnlijk. Irriteert bij lang staan en zitten. Slapen gaat niet goed ivm de pijn.Het komt ook niet logisch over dat [eiseres] al die tijd haar huisarts ondanks al die ernstige klachten niet bezoekt tot ná de aansprakelijkstelling van medio november 2017, en dat zij vanaf het tweede huisartsbezoek op 22 november 2017 haar huisarts juist zeer frequent bezoekt.
('en rechts bij de nek’)en ook op 22 november 2017 bij haar tweede huisartsbezoek nog noemt
(‘rug en nek zijn pijnlijk’)is vanaf december 2018 niet meer in de rapportages van de huisarts te vinden. Pas (veel) later, in het onderzoek door [persoon B] medio 2020, wordt de nekpijn weer genoemd. Een deel van de klachten, waaronder de psychische klachten, wordt voor het eerst geuit eind november 2017 bij de fysiotherapeut en 5 december 2017 bij de huisarts, ruim een half jaar na het ongeval. Op basis van de medische gegevens stelt de rechtbank vast, dat vanaf een half jaar na het ongeval het zwaartepunt van de klachten ligt bij psychische klachten en de (lage) rugklachten, terwijl direct na het ongeval de nadruk op nekpijn lag. In de dagvaarding, en ook bij [persoon B] , vermeldt [eiseres] dat zij direct na het ongeval ‘pijn in de nek en (vooral) de rug’ voelde. Dat is niet in lijn met de notities die bij de HAP zijn gemaakt. Bij de HAP op de dag van het ongeval is de rugpijn (anders dan in de beschikking in de deelgeschilprocedure is overwogen) niet genoteerd als een klacht waarvoor [eiseres] de HAP bezocht. Verder constateert [persoon B] tijdens het expertiseonderzoek een inconsistentie ten aanzien van de MOCA, de test om de cognitieve vermogens te testen (vergelijk 2.19).
Causaal verband tussen de klachten en het ongeval
De lage rugpijn is later ontstaan en pas veel later in het dossier genoemd: ik heb daar geen neurologische verklaring voor. Het is niet onmogelijk dat deze ook zonder ongeval zou zijn ontstaan.Volgens [persoon B] betreft het wellicht een afwijking op orthopedisch gebied. De medisch adviseur van ASR stelt dat de ervaring leert dat de (lage) rugklachten die in deze casus spelen ook kunnen ontstaan na een minimale geweldsinwerking, een triviale verkeerde beweging of zelfs spontaan, en wijst erop dat (lage) rugklachten bij kappers frequent voorkomen. Ook in dit kader kan niet worden uitgevlakt dat er na het ongeval een (relatief lange) periode van bijna een half jaar is verstreken zonder dat klachten bij de huisarts worden gedocumenteerd, waardoor niet kan worden uitgesloten dat in die periode de rugklachten spontaan zijn ontstaan of naar aanleiding van een kleine verkeerde beweging, te meer omdat, zoals reeds overwogen, het zwaartepunt van het klachtenpatroon na dat halve jaar lijkt te zijn gewijzigd. Daarnaast is in het huisartsjournaal (16 januari 2018) opgenomen dat [eiseres] bij de fysiotherapeut is geweest, dat die iets heeft recht gezet, en dat daarna veel klachten zijn ontstaan.
- griffierecht € 676,00
- advocaatkosten € 1.228,00 (twee punten x tarief II ad € 614,00)
- nakosten