In deze zaak heeft verzoeker op 17 april 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek is gedaan in het kader van een schuldsaneringsverzoek, waarbij verzoeker verzocht om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis tot ontruiming van zijn huurwoning op te schorten. De rechtbank heeft op 17 mei 2024 een zitting gehouden waar verzoeker, zijn schuldhulpverlener, en vertegenwoordigers van de verweerster, Havensteder, aanwezig waren. Verzoeker heeft verklaard dat zijn schuldenproblematiek, waaronder een huurachterstand, is ontstaan door verslavingsproblemen. Hij heeft inmiddels een nieuwe beschermingsbewindvoerder aangesteld die gespecialiseerd is in het begeleiden van mensen met verslavingsproblematiek.
Verweerster, Havensteder, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat verzoeker zijn huurverplichtingen niet nakomt en de huurachterstand is opgelopen tot € 11.295,73. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat verzoeker in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, vooral gezien zijn inspanningen om hulp te zoeken voor zijn verslavingsproblematiek en de aanstelling van een nieuwe beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker zwaarder laten wegen dan die van verweerster, en heeft besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van de voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft bepaald dat de voorziening slechts geldt zolang verzoeker zijn huurverplichtingen tijdig nakomt en dat deze vervalt zodra het verzoek tot schuldsanering wordt ingetrokken of de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan. De uitspraak is gedaan door mr. B.A. Cnossen en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.