ECLI:NL:RBROT:2024:4996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
ROT 24/4537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bijstandsverlening op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard. Dit besluit, genomen op 3 april 2024, houdt in dat aan verzoeker bijstand op grond van de Participatiewet is toegekend met ingang van 14 november 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De zitting vond plaats op 16 mei 2024, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

Verzoeker woont samen met zijn partner en haar minderjarige kind, die sinds 13 juli 2022 in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven op het adres van verzoeker. Voorheen ontvingen zij leefgeld op basis van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bijstandsverlening is gebaseerd op 50% van de gehuwdennorm, omdat de partner van verzoeker als niet-rechthebbende partner is aangemerkt. Verweerder heeft de uitkering van verzoeker aangevuld tot de alleenstaandennorm.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat de bijstandsuitkering onjuist is vastgesteld. De voorzieningenrechter merkt op dat de partner van verzoeker opnieuw leefgeld zal ontvangen, wat gevolgen heeft voor de bijstandsverlening. De uitspraak is gedaan op 27 mei 2024, en er is geen mogelijkheid voor hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4537

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard

(gemachtigde: mr. E.J. van Huut).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van verweerder van 3 april 2024 waarin aan verzoeker bijstand op grond van de Participatiewet is toegekend met ingang van 14 november 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde, en namens verweerder zijn gemachtigde en [naam].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
Verzoeker woont samen met zijn partner en haar minderjarige kind. De partner en haar kind zijn sinds 13 juli 2022 in de Basisregistratie personen (brp) ingeschreven in de woning van verzoeker. Daarvoor woonden de partner van verzoeker en haar kind in Oekraïne. Tot 1 februari 2024 ontvingen de partner en haar kind leefgeld op grond van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne.
2.2.
Verweerder heeft bijstand toegekend op basis van 50% van de gehuwdennorm omdat de partner van verzoeker is aangemerkt als niet-rechthebbende partner (artikel 24 van de Participatiewet). Uit onderzoek is gebleken dat zowel de partner van verzoeker als haar kind in de Brp staan geregistreerd met code 46. Verweerder heeft de uitkering van verzoeker op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet aangevuld tot de alleenstaandennorm.
3. De voorzieningenrechter neemt een voldoende spoedeisend belang aan omdat verzoeker stelt dat hij niet kan rondkomen omdat hij niet de norm voor een gezin ontvangt.
4.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.2.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen, of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
4.3.
Volgens verzoeker klopt de ingangsdatum van de bijstandsuitkering niet. Verzoeker heeft dit punt echter voor wat betreft deze spoedprocedure laten vallen. Dit punt kan in de bezwaarprocedure aan de orde komen.
4.4.
Het gaat in deze spoedprocedure dus om de hoogte van de uitkering. Verzoeker heeft niet gesteld dat verweerder artikel 24 van de Participatiewet onjuist heeft toegepast. Verzoeker heeft wel gesteld dat het gezin nu niet genoeg geld heeft om rond te komen, mede omdat de betalingen van het leefgeld zijn gestopt per februari 2024.
4.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de bijstandsuitkering van verzoeker op onjuiste wijze heeft vastgesteld. De partner van verzoeker is een niet-rechthebbende partner en kan niet zelfstandig een beroep doen op een bijstandsuitkering. Het verzoek om een voorlopige voorziening kan daarom niet worden toegewezen.
4.6.
De voorzieningenrechter merkt nog het volgende op. Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat de partner van verzoeker opnieuw leefgeld zal ontvangen voor haar en haar kind op basis van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne. Dit heeft wel gevolgen voor de aanvulling van de bijstandsuitkering van verzoeker. Verweerder wil uiteindelijk bewerkstelligen dat het gezin van verzoeker komt te beschikken over een inkomen ter hoogte van een bijstandsuitkering voor een gezin.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.