ECLI:NL:RBROT:2024:4980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
85-130048-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van het beklag tegen het beslag door het EOM onder drie klagers op grond van artikel 552a Sv

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin drie klagers een beklag hebben ingediend tegen het beslag dat door het Europees Openbaar Ministerie (EOM) was gelegd. Het beslag was gelegd op verschillende voorwerpen, waaronder een bedrijfsadministratie, een telefoon, een woning en twee auto’s, op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag rechtmatig is gelegd, omdat er voldoende verdenking bestaat van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. De rechtbank heeft de belangen van de klagers afgewogen tegen het belang van de strafvordering en geconcludeerd dat aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. De klagers hebben praktische oplossingen aangeboden gekregen, zoals het verstrekken van kopieën van delen van de administratie en een zo min mogelijk belastende verhuizing uit de beslagen woning.

De rechtbank heeft de standpunten van de klagers en de aanklager gehoord. De klagers hebben onder andere aangevoerd dat het beslag op de bedrijfsadministratie hun bedrijfsvoering en verdediging in de strafzaak bemoeilijkt. De aanklager heeft echter gesteld dat het belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EOM voldoende onderbouwing heeft gegeven voor het voortduren van het beslag en dat het onderzoek naar de fysieke stukken nog in volle gang is. De rechtbank heeft het beklag van de klagers ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de bedrijfsadministratie, de telefoon, de woning en de auto’s blijft bestaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam

[klaagster]

parketnummer: 85-130048-23
raadkamernummer: 24-000896
[klager 1]
parketnummer: 85-130058-23
raadkamernummer: 24-000897
[klager 2]
parketnummer: 85-130070-23
raadkamernummer: 24-000898
beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klaagster] ,

en
[klager 1],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
en
[klager 2],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
(hierna te noemen: de klagers, tevens beslagenen)
allen voor deze zaak domicilie kiezende aan [adres 1] ,
ten kantore van hun advocaat mr. K.M.G. Demandt.
Procedure
Het klaagschrift voor alle drie de klagers op grond van artikel 552a Sv is op 9 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. Het Europees Openbaar Ministerie (hierna: EOM) heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft hierna op 19, 25 en 26 april 2024 aanvullende stukken ontvangen van de gedelegeerd Europees aanklager mr. P.P.A.M. Notenboom (hierna: aanklager). De rechtbank heeft op 26 april 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de gemachtigd advocaat van klagers, mr. K.M.G. Demandt, en de aanklager op zitting gehoord. Klagers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De als belanghebbenden opgeroepen, [naam 1] en [naam 2] , zijn evenmin verschenen.
Feiten
Naar aanleiding van een besluit van het EOM van 24 november 2022 is de aanklager op 17 januari 2023 een eigenstandig strafrechtelijk onderzoek gestart tegen klagers op verdenking van, kort gezegd, omzetbelastingfraude, te weten het opzettelijk doen van onjuiste dan wel onvolledige aangiften omzetbelasting in Zoetermeer en/of Apeldoorn, althans in
Nederland, in de periode vanaf 1 januari 2019. Uit kennisgevingen van inbeslagname blijkt dat op 14 november 2023 in Nederland in dit strafrechtelijk onderzoek onder klagers beslag is gelegd op verschillende voorwerpen. Het klaagschrift richt zich tegen het beslag op de volgende voorwerpen:
voor wat betreft [klaagster]
  • de bedrijfsadministratie, te weten 154 administratieve bescheiden, op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (verder: Sv);
  • de bankrekeningen bij ING bank met nummers [nummer 1] en [nummer 2] (ING Businesscard), op grond van artikel 94a Sv;
Voor wat betreft [naam 4]
- een telefoon van het merk Samsung op grond van artikel 94 Sv;
- twee leaseauto’s, merken Audi en Porsche, op grond van artikel 94a Sv;
- de onverdeelde helft van onroerend registergoed [adres 2] , op grond van artikel 94a Sv.
- de bankrekening bij ING bank op naam van [naam 2] met nummer [nummer 3] (betaalrekening) en de hieraan gekoppelde spaarrekening;
[naam 3]
  • een auto, merk Audi RS6 Avant, kenteken [kenteken 1] , op grond van artikel 94a Sv;
  • een auto, merk Fiat Abarth 500, kenteken [kenteken 2] , op grond van artikel 94a Sv;
  • de onverdeelde helft van het onroerend goed [adres 3] , op grond van artikel 94a Sv.
Op het beklag van [naam 4] tegen het beslag op de leaseauto’s (merken Audi en Porsche) kan de rechtbank (nog) geen beslissing nemen nu de leasemaatschappijen, niet als belanghebbenden voor de zitting zijn opgeroepen. De rechtbank heeft één en ander in het proces-verbaal van de zitting van 26 april 2024, opgenomen.
Standpunten klagers
Op de zitting heeft de advocaat van klagers aangegeven dat het klaagschrift zich niet (langer) richt tegen het beslag op de woning aan [adres 3] en heeft zij het klaagschrift, voorzover het ziet op het beslag onder de B.V. op de ING bankrekeningen en het beslag op de ING bankrekening ten name van [naam 2] , ingetrokken. Namens de klagers is verder het volgende aangevoerd.

[klaagster]

Klaagster vraagt opheffing van het beslag op de bedrijfsadministratie omdat het de bedrijfsvoering en ook de verdediging in de strafzaak bemoeilijkt. De scans die het EOM tot nu toe aan klaagster heeft verstrekt zijn onvoldoende. Het EOM kan evengoed onderzoek doen naar de gescande versie van de administratieve bescheiden.
[naam 4]
Het beslag op de woning aan [adres 2] is disproportioneel vanwege de persoonlijke belangen van klager en zijn partner, die willen verhuizen en dus de woning willen verkopen. Deze persoonlijke belangen wegen zwaarder dan het belang dat het EOM heeft bij het beslag. Het beslag bemoeilijkt die verkoop dan wel maakt die onmogelijk. Klager bepleit wat betreft de Samsung telefoon alleen nog om destructief onderzoek te vermijden.
[naam 3]
Klager is voor het voorzetten van zijn bedrijf en vanwege persoonlijke omstandigheden, zoals mantelzorg voor zijn schoonmoeder, afhankelijk van een auto. Hij vraagt één van de auto’s aan hem in bewaring te geven.
Standpunt van de aanklager
De aanklager heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Hij voert daartoe het volgende aan.

[klaagster]

Het belang van strafvordering verzet zich tegen integrale teruggave van de administratie. Het onderzoek naar de fysieke stukken is nog in volle gang. De administratie is op bepaalde wijze gebundeld en voorzien van “geeltjes” met aantekeningen, zodat het onderzoeksteam over deze fysieke stukken moet kunnen blijven beschikken. Op verzoek van klaagster kunnen kopieën van specifiek aangeduide delen van de administratie worden verstrekt, zoals eerder al is gedaan.
[naam 4]
Het beslag op de (overwaarde van de) woning aan [adres 2] moet voortduren met het oog op verhaal van een geldboete of ontnemingsvordering. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter die later zal opleggen respectievelijk toewijzen. Het aangevoerde belang van klager bij verkoop van de woning weegt daar niet tegen op. Te meer niet nu het EOM bereid is mee te denken over een zo min mogelijk belastende overdracht, die het conservatoir beslag op de overwaarde waarborgt. De aanklager acht het niet waarschijnlijk dat het onderzoek aan de telefoon destructief zal zijn, maar kan dat niet garanderen. Het onderzoeksbelang weegt in deze zwaarder.
[naam 3]
Het beslag op de twee auto’s moet voortduren met het oog op verhaal van een geldboete of ontnemingsvordering, waarvan het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter die later zal opleggen respectievelijk toewijzen. Daartegen verzet zich ook het in bewaring geven van één van de auto’s. In het kader van de proportionaliteit wijst de aanklager erop dat op in ieder geval twee auto’s van de B.V. geen beslag is gelegd. Deze auto’s kunnen door klager dus worden gebruikt.
Beoordeling
Bij de beoordeling ten aanzien van het (overige) beslag waartegen het beklag zich nu nog richt, stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van dit beklag op grond van artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank stelt op basis van de stukken en het behandelde op de zitting vast dat het beslag rechtmatig is gelegd. Er bestaat een voldoende verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
Op de klassiek, op grond van artikel 94 Sv, in beslag genomen bedrijfsadministratie van de BV en de telefoon van [naam 4] , vindt nog strafrechtelijk onderzoek plaats. De aanklager heeft dat genoegzaam onderbouwd, ook wat betreft de noodzaak om over de fysieke administratie te beschikken. Gelet op de aard en omvang van de verdenking vindt de rechtbank dit onderzoek op dit moment ook niet onevenredig lang duren. Het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding verzet zich dan ook tegen opheffing van dit beslag. Daarbij overweegt de rechtbank tevens dat het EOM met het op verzoek van klagers verstrekken van kopieën een praktische oplossing heeft geboden en biedt voor klaagsters belangen bij het kunnen beschikken over de administratie. Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is daarmee voldaan. Het beklag tegen het beslag op de bedrijfsadministratie en de telefoon zal dan ook ongegrond worden verklaard. Het belang van waarheidsvinding verzet zich ook tegen een algeheel verbod op destructief onderzoek aan de telefoon, voor het geval niet-destructief onderzoek voor die waarheidsvinding niet volstaat. Ook op dit onderdeel zal het klaagschrift ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het verhaalsbeslag, op grond van artikel 94a Sv, op de woning van [naam 4] aan [adres 2] en op de auto’s Fiat en Audi van [naam 3] , geldt het volgende. Het conservatoir beslag is gelegd met machtiging van de rechter-commissaris. De rechtbank acht het daarnaast niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de klagers een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, zal opleggen. Het strafvorderlijk belang verzet zich dan ook tegen opheffing dit beslag. Met betrekking tot de woning heeft de rechtbank daar bij betrokken dat het EOM bereid is om mee te denken over, en mee te werken aan, een zo min mogelijk belastende overdracht, op het moment dat klager [naam 4] en zijn partner willen verhuizen, die ook recht doet aan het conservatoir beslag op de overwaarde van de woning. Ten aanzien van het beslag op de auto’s heeft de aanklager onweersproken gesteld dat klager nog over een andere auto kan beschikken. Daarmee is ook aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Het beklag tegen het beslag op de woning van [naam 4] en op de Fiat en de Audi [naam 3] , zal daarom ook ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrondvoor wat betreft:

[klaagster] (raadkamernummer 24-000896):

de bedrijfsadministratie, te weten 154 administratieve bescheiden;
[naam 4] (raadkamernummer 24-000897):
  • een telefoon van het merk Samsung (Persoon.Ba.01.001);
  • de onverdeelde helft van onroerend registergoed [adres 2] ;
[naam 3] (raadkamernummer 24-000898):
  • een auto, merk Audi RS6 Avant, kenteken [kenteken 1] (C.02.01.001);
  • een auto, merk Fiat Abarth 500, kenteken [kenteken 2] (CONS.C.01.01.001).
Deze beslissing is op 26 april 2024 gegeven door de raadkamer,
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mr. A.M.G. van de Kragt en mr. H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.