ECLI:NL:RBROT:2024:4979
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vermindering ontnemingsvordering wegens onvoldoende betalingsonmacht
Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot vermindering van een ontnemingsvordering van € 9.250,-. De veroordeelde had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen door het gerechtshof s'Gravenhage, welke onherroepelijk werd na een niet-ontvankelijk verklaring van de Hoge Raad op 21 maart 2023. Tot de datum van indiening van het verzoekschrift, 12 december 2023, had de veroordeelde slechts € 350,- betaald. Het verzoek tot vermindering van de ontnemingsvordering met 50% werd ingediend op basis van betalingsonmacht, waarbij de veroordeelde stelde dat haar beperkte inkomen en geestelijke en lichamelijke gezondheid haar belemmerden om het volledige bedrag te betalen. De rechtbank heeft het verzoek behandeld op een openbare zitting, waarbij de veroordeelde, haar advocaat mr. M.J. van Berlo, en de officier van justitie mr. L. Visser aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar betalingsonmacht. De officier van justitie stelde dat de financiële onderbouwing van de veroordeelde niet voldoende was en dat zij tot nu toe in staat was geweest om de maandelijkse betalingsregeling van € 50,- te voldoen. De rechtbank benadrukte dat het aan de veroordeelde was om gemotiveerd aan te tonen dat zij geen draagkracht had om aan de betalingsverplichting te voldoen. Na beoordeling van de ingediende stukken en de toelichting van de veroordeelde, concludeerde de rechtbank dat, hoewel de veroordeelde financieel niet breed had, zij voldoende ruimte had om aan de betalingsregeling te voldoen. Het verzoek tot vermindering werd daarom afgewezen.
De beslissing werd genomen door mr. M.J.M. van Beckhoven als voorzitter, samen met mr. A.M.G. van de Kragt en mr. H. Wielhouwer, en werd openbaar uitgesproken op 26 april 2024.