ECLI:NL:RBROT:2024:4973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/10/664916 / HA ZA 23-776
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake contractuele boetes en bemiddelingsovereenkomst tussen Olympus Bouw B.V. en [persoon A]

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Olympus Bouw B.V. en [persoon A] over de verschuldigdheid van contractuele boetes voortvloeiend uit een bemiddelingsovereenkomst en een factoringovereenkomst. Olympus, een bouwbemiddelingsbedrijf, vorderde betaling van boetes van [persoon A] omdat hij zonder hun bemiddeling werkzaamheden had verricht voor Aannemings- en Stucadoorsbedrijf Dickhoff B.V. en daarnaast een andere ondernemer had geïntroduceerd bij Dickhoff. De rechtbank oordeelde dat [persoon A] contractuele boetes verschuldigd was aan Olympus, maar matigde de boete aan Activum, de factoringmaatschappij, vanwege de hoogte in verhouding tot de contractuele vergoedingen. De rechtbank wees de vorderingen van [persoon A] tot ontbinding van de overeenkomsten af, omdat hij niet had aangetoond dat Olympus tekort was geschoten in haar verplichtingen. De totale veroordeling voor [persoon A] kwam uit op € 19.156,40, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/664916 / HA ZA 23-776
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OLYMPUS BOUW B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.M.M.E. de Rijk te Rotterdam,
tegen
[persoon A] H.O.D.N. [bedrijf A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.W. Boogaard te Leerdam.
Partijen zullen hierna Olympus en [persoon A] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met 21 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met 2 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 22 en 23;
  • productie 3 van [persoon A] ;
  • de spreekaantekeningen van partijen bij de mondelinge behandeling op 10 april 2024.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Olympus heeft op grond van een overeenkomst van lastgeving met Activum Bouwdiensten N.V. (hierna: Activum) de last aanvaard om in deze procedure ook vorderingen namens Activum tegen [persoon A] in te stellen.
2.2.
Olympus is een bouwbemiddelingsbedrijf dat zelfstandige ondernemers in de bouw in verbinding brengt met opdrachtgevers. Activum is een factoringmaatschappij en verzorgt debiteurenbeheer voor zelfstandige ondernemers. [persoon A] heeft een timmerbedrijf.
De bemiddelingsovereenkomst
2.3.
Olympus en [persoon A] hebben op 21 juli 2021 een bemiddelingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan Olympus [persoon A] in contact brengt met opdrachtgevers met het oog op het sluiten van een overeenkomst van opdracht of aanneming van werk. Daarbij is overeengekomen:
- bij een geslaagde bemiddeling wordt een bemiddelingsvergoeding van 5% exclusief BTW over elk factuurbedrag in rekening gebracht;
- Olympus verzorgt namens [persoon A] de schriftelijke vastlegging en afhandeling van de overeenkomst van opdracht of aanneming van werk met de opdrachtgever, waarvoor een vergoeding van 2% excl. BTW over elk factuurbedrag in rekening wordt gebracht.
In artikel 5, tweede lid, van de bemiddelingsovereenkomst is bepaald:
“Tenzij er sprake is van een eenmalige vergoeding, blijft de vergoeding als bedoeld in artikel 2 lid 1a aan de Bemiddelaar verschuldigd gedurende de duur van de Uitvoeringsovereenkomst die door bemiddeling van Intermediair tot stand is gekomen. Deze vergoeding is ook verschuldigd als de Zelfstandige een andersoortige en/of vervangende overeenkomst aangaat met Opdrachtgever, met een aan Opdrachtgever gelieerde onderneming of meteen met Opdrachtgever samenwerkende onderneming. Evenzo is de
vergoeding verschuldigd als de Zelfstandige een overeenkomst aangaat met of via een contactpersoon die betrokken is geweest bij de Uitvoeringsovereenkomst(en) die door de dienst(en) van Bemiddelaar tot stand zijn gekomen, als deze contactpersoon vanuit een andere hoedanigheid zou handelen. Zelfstandige is verplicht iedere omstandigheid als bedoeld in dit lid onmiddellijk uit eigen initiatief aan de Bemiddelaar te melden. Deze vergoeding blijft verschuldigd tot 3 jaar na beëindiging van de (laatste) Uitvoeringsovereenkomst van de Opdrachtgever en/of de laatste betrokkenheid van de contactpersoon zoals deze zijn bedoeld in dit lid.”
In artikel 5, derde lid, van de bemiddelingsovereenkomst is bepaald:
“Zelfstandige zal geen andere ondernemers in contact brengen met huidige of voorafgaande
Opdrachtgever(s) waarbij het contact via Bemiddelaar tot stand is gekomen, tenzij:
a. sprake is van vervanging of het laten bijstaan door een derde die door de Zelfstandige aan zijn Opdrachtgever wordt gefactureerd. Bemiddelaar dient hierover te zijn geïnformeerd zodra deze situatie zich lijkt te gaan voordoen. Zelfstandige zal in dat geval de overeenkomst met zijn Opdrachtgever naleven.
b. sprake is van een andere zelfstandig ondernemer die op overeenkomstige wijze met Bemiddelaar en de Opdrachtgever een overeenkomst sluit als dat Zelfstandige dat heeft gedaan met Bemiddelaar en zijn huidige of voorafgaande Opdrachtgevers.”
In artikel 5, zes lid, van de bemiddelingsovereenkomst is bepaald:
“Opschorting en/of opzegging door de Zelfstandige en/of de Opdrachtgever doet nimmer afbreuk aan de nawerking van het bepaalde in dit artikel.”
In artikel 5, zevende lid, van de bemiddelingsovereenkomst is bepaald:
- “ “Bij overtreding van het bepaalde in lid 2, 3, 4 en 5 om welke reden dan ook is de Zelfstandige zonder dat een ingebrekestelling of andere voorafgaande verklaring is vereist een direct opeisbare boete van € 7.500,= per overtreding verschuldigd aan de Bemiddelaar, alsmede een boete van € 50,= voor iedere dag dat een overtreding van het bepaalde in lid 2, 3, 4, en 5 voortduurt, nadat de Zelfstandige hierop is aangesproken door de Bemiddelaar. De Zelfstandige geeft onherroepelijk volmacht aan de Bemiddelaar om deze boetes te verhalen op en/of te laten verrekenen met gelden die de factormaatschappij en/of de Opdrachtgever op enig moment nog aan de Zelfstandige verschuldigd zijn of ten gunste van de Zelfstandige onder zich houden. De boete laat onverminderd de overige rechten van Bemiddelaar,
waaronder begrepen het recht op volledige schadevergoeding en het recht om nakoming te vorderen van het bepaalde in lid 2, 3, 4, en 5.”
De factoringovereenkomst
2.4.
Activum en [persoon A] hebben op 21 juli 2021 een factoringsovereenkomst gesloten ten behoeve van de opdracht die door Aannemings- en Stucadoorsbedrijf Dickhoff B.V. (hierna: Dickhoff) aan [persoon A] is verstrekt. Daarin is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
  • [persoon A] draagt het eigendom van zijn huidige en toekomstige vorderingen op Dickhoff over aan Activum (artikel 1 Factoringovereenkomst);
  • [persoon A] dient Activum wekelijks op de hoogte te stellen van (onder andere) zijn werkzaamheden voor opdrachtgevers (artikel 5 Factoringovereenkomst);
  • [persoon A] is een factoringvergoeding van 5% over de omzet als behaald bij Dickhoff
verschuldigd aan Activum (artikel 9 Factoringovereenkomst) voor de door Activum
verleende dienstverlening voor debiteurenfinanciering;
- indien de opdrachtgever een vordering van de zelfstandige rechtstreeks aan de
zelfstandige betaalt, dan is de zelfstandige verplicht deze betaling direct schriftelijk te
melden aan de Factormaatschappij en het ontvangen bedrag binnen twee dagen na
ontvangst van de betaling door te storten aan de Factormaatschappij (artikel 10 Factoringovereenkomst);
in het geval [persoon A] na voltooiing van de eerdere opdracht (en na verloop van vijf weken) een nieuwe opdracht van Dickhoff aanneemt, dan dient [persoon A] Activum daar voor aanvang van de nieuwe opdracht van op de hoogte te stellen (artikel 11 Factoringovereenkomst);
- in geval een Partij een verplichting uit hoofde van deze factoringovereenkomst jegens de ander niet nakomt, binnen twee dagen na daarop door de ander te zijn aangesproken, is de andere Partij gerechtigd tot een som van vijfhonderd euro per overtreding en per dag waarop deze (voort)duurt, onverminderd dat nakoming en schade kan worden gevorderd.
Alle (juridische) kosten om de Opdrachtgever of de Zelfstandige tot naleving te dwingen van enige overeenkomst waarin de Factormaatschappij belanghebbende is, komen voor rekening van de Zelfstandige. De buitengerechtelijke kosten worden gesteld op vijftien procent (15%) van het betreffende te vorderen bedrag, evenwel met een minimum van €125,00 (zegge: eenhonderd vijfentwintig euro). (artikel 12 Factoringovereenkomst).
Aanloop tot het geschil
2.5.
[persoon A] heeft begin november 2022 voor het laatst via Olympus en Activum gefactureerd. Op 20 januari 2023 (productie 22 van Olympus) heeft [persoon A] per Whatsapp aan Olympus laten weten dat de zaken anders lopen dan [persoon A] zich had voorgesteld en dat hij zal doen ‘wat hij jaren eerder had moeten doen’ en dat is zijn netwerk uitbreiden. Daarbij vraagt hij aan Olympus om een positieve referentie te geven als nieuwe opdrachtgevers bij Olympus om referenties vragen.
2.6.
[persoon A] is vanaf eind november 2022 (de eerste factuur is van 2 december 2022) voor Dickhoff gaan werken zonder dat aan Olympus te melden. [persoon A] heeft in totaal 8 facturen aan Dickhoff gestuurd. Dickhoff heeft aan Olympus te kennen gegeven dat [persoon A] rechtstreeks voor haar is gaan werken en dat [persoon A] de heer [persoon B] bij Dickhoff heeft geïntroduceerd, die ook voor Dickhoff is gaan werken.
2.7.
In een e-mail van 14 juli 2023 heeft Olympus aan [persoon A] het volgende laten weten:
“Meerdere bronnen hebben aan ons bevestigd dat jij recent weer werkzaamheden hebt verricht bij Aannemings- en stucadoorsbedrijf Dickhoff, zonder daarbij onze dienstverlening te hebben afgenomen.
Aangezien wij door jou niet op de hoogte zijn gesteld over de herleving van jullie samenwerking en je ons bedrijf bewust hebt uitgesloten overtreed je hiermee onze bemiddelingsovereenkomst. Conform artikel 5.2 van onze overeenkomst ben je daarom aan ons een direct opeisbare boete verschuldigd.
Daarnaast heb je ook artikel 5.3 van de bemiddelingsovereenkomst overtreden door een andere ondernemer die eerder onze dienstverlening heeft afgenomen, [persoon B] in dit geval, aan te dragen bij Dickhoff.
Wij doen hierbij éénmaal een beroep op je redelijkheid en gezond verstand. Ik wil je daarom hierbij aanbieden om binnen drie dagen bij ons per e-mail aan te leveren:
• Alle facturen die jouw onderneming bij Aannemings- en stucadoorsbedrijf Dickhoff B.V. heeft ingediend of nog zal indienen, zonder daarbij onze dienstverlening te hebben afgenomen.
• Alle andere facturen die jouw onderneming eventueel heeft verstuurd, zonder daarbij onze dienstverlening te hebben afgenomen, naar aannemers bij wie je eerder hebt gewerkt door het afnemen van onze dienstverlening,
Na ontvangst van deze informatie zal ik contact met je opnemen om dit "misverstand" uit de wereld te helpen en waar mogelijk met elkaar tot een middellijke oplossing te komen
Mocht een reactie voor dit termijn uitblijven of mocht je ons van onjuiste en/of onvolledige informatie voorzien, dan zullen wij onmiddellijk boete en schade op je verhalen middels een gerechtelijke procedure.
Naast de boete zal in dat geval conform onze bemiddelingsovereenkomst ook wettelijke rente, (buiten)gerechtelijke kosten en de volledige schade op je worden verhaald, hetgeen bij andere zelfstandige ondernemers in het verleden middels een gerechtelijke procedure ook succesvol is gebleken.”
2.8.
In een e-mail van 16 juli 2023 heeft [persoon A] aan Dickhoff geschreven:
“Hi [persoon C] , ik kreeg gister een mailtje van je vriend [persoon D] . Ik neem aan dat je hier een oplossing voor bedenkt want van mij weten ze niets. Na jouw gesprek denkt [persoon D] dat hij wat heeft om deze manier te spelen of ie wat te bepalen heeft.
Dit had je makkelijk kunnen voorkomen door niets te zeggen.”
2.9.
In een e-mail van 18 juli 2023 heeft [persoon A] aan Olympus laten weten dat [persoon A] ervan uitging dat de ‘arbeidsovereenkomst’ was beëindigd en dat [persoon A] open staat voor een gesprek.
2.10.
In een e-mail van 19 juli 2023 heeft Olympus [persoon A] gesommeerd om vanwege misgelopen inkomsten en op grond van de boeteclausules voor 26 juli 2023 een bedrag van € 66.990,- aan Olympus te betalen. Verder is [persoon A] daarbij gesommeerd de werkzaamheden voor Dickhoff te staken en alle facturen aan Dickhoff en andere opdrachtgevers waarnaar Olympus [persoon A] heeft bemiddeld, aan Olympus toe te sturen.
2.11.
In een e-mail van 20 juli 2023 heeft [persoon A] aan Olympus voorgesteld om ‘in gesprek te gaan om de verschillen de wereld uitte helpen en daarmee wellicht tot een oplossing te komen en te verhelderen wat deze misvatting heeft veroorzaakt’.
2.12.
In een brief van 21 juli 2023 heeft de advocaat van Olympus de sommatie uit de e-mail van 19 juli 2023 nog eens herhaald.
2.13.
In een e-mail van 23 juli 2023 heeft [persoon A] aan de advocaat van Olympus zijn visie op de gang van zaken gegeven.
2.14.
In een e-mail van 25 juli 2023 heeft de advocaat van Olympus op de e-mail van [persoon A] van 23 juli 2023 gereageerd en heeft verder aan [persoon A] gevraagd om uiterlijk 28 juli 203 een voorstel voor een oplossing te doen.
2.15.
In een e-mail van 30 juli 2023 heeft [persoon A] aan de advocaat van Olympus opnieuw zijn visie gegeven.
2.16.
Vervolgens is op 8 augustus 2023 door Olympus beslag gelegd op banktegoeden van [persoon A] , waarna de dagvaarding is uitgebracht.
2.17.
Bij de mondelinge behandeling heeft Olympus haar incidentele vordering ingetrokken.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Olympus vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“In de hoofdzaak:
III. [persoon A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 71.740,- aan Olympus Bouw, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 21 juli 2023, tot en met 21 augustus 2023 begroot op EUR 378,42, althans vanaf datum dagvaarding, tot en met de dag waarop de betaling plaatsvindt;
IV. [persoon A] te veroordelen tot betaling aan Olympus Bouw van de juridische kosten ter
hoogte van EUR 9.602,- , althans de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van
EUR 2.065,-;
V. [persoon A] te veroordelen tot betaling aan Olympus Bouw de kosten van de gelegde
beslagen ter hoogte van EUR 1.220,62, te vermeerderen met, indien voldoening
niet binnen veertien dagen plaatsvindt, de wettelijke (handels)rente, vanaf de
vijftiende dag na het vonnis tot datum van betaling;
VI. [persoon A] te veroordelen tot betaling aan Olympus Bouw van de na- en proceskosten van het geding en, voor het geval voldoening van de kosten niet binnen veertien dagen plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover vanaf de
dag dat bedoelde termijn is verstreken tot de dag der algehele voldoening.”
3.2.
[persoon A] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot veroordeling van Olympus in de kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[persoon A] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomsten, met veroordeling van Olympus in de kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Olympus voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, althans in het geval de rechtbank zou overgaan tot toewijzing van de reconventionele vordering, te
bepalen dat de ontbinding van de Bemiddelingsovereenkomst geen gevolgen heeft voor het bepaalde in artikel 5 lid 2 Bemiddelingsovereenkomst, met veroordeling van [persoon A] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De standpunten in het kort
4.1.
Olympus maakt aanspraak op de contractueel overeengekomen vergoedingen voor de werkzaamheden die [persoon A] voor Dickhoff heeft verricht. Verder stelt Olympus dat [persoon A] zijn verplichtingen uit de bemiddelingsovereenkomst en de factoringovereenkomst niet is nagekomen, door zonder dat aan Olympus te melden voor Dickhoff te gaan werken en door [persoon B] bij Dickhoff te introduceren. Daarom is [persoon A] volgens Olympus zowel onder de bemiddelings- als onder de factoringovereenkomst per door [persoon A] aan Dickhoff verstuurde factuur een boete verschuldigd en onder de bemiddelingsovereenkomst bovendien nog een boete voor de introductie van [persoon B] bij Dickhoff.
[persoon A] betwist niet dat hij de overeengekomen vergoedingen voor de door hem bij Dickhoff verrichte werkzaamheden verschuldigd is. Wat betreft de contractuele boetes betoogt [persoon A] dat de boeteclausules jegens hem als zzp-er als oneerlijke handelspraktijk moeten worden gezien, omdat ze onbeperkt kunnen oplopen. Verder stelt [persoon A] dat er sprake is van een enkele overtreding zodat de boete op grond van de bemiddelingsovereenkomst niet over iedere factuur is verschuldigd. De boetes moeten volgens [persoon A] in elk geval aanzienlijk worden gematigd.
De contractuele vergoedingen
4.2.
Omdat [persoon A] niet betwist dat hij de overeengekomen vergoedingen voor de door hem bij Dickhoff verrichte werkzaamheden verschuldigd is, zijn de daarvoor gevorderde bedragen toewijsbaar (€ 140,- aan Olympus en € 100,- aan Activum). De vordering tot verhoging van die bedragen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 juli 2023 is door [persoon A] niet bestreden, zodat die verhoging ook zal worden toegewezen.
De contractuele boetes
4.3.
Het betoog van [persoon A] dat de boeteclausules een oneerlijke handelspraktijk zijn, slaagt niet. De bepalingen over oneerlijke handelspraktijken in het BW hebben alleen betrekking op de relatie tussen handelaren en consumenten. [persoon A] heeft de overeenkomsten met Olympus en Activum in de uitoefening van zijn bedrijf gesloten en handelde dus niet als consument. Het enkele feit dat hij zzp-er is, betekent niet dat hij met een consument gelijk moet worden gesteld.
4.4.
[persoon A] bestrijdt niet dat de contractuele boetes op grond van de factoringovereenkomst per factuur verschuldigd zijn. Wel bestrijdt [persoon A] dat hij op grond van de bemiddelingsovereenkomst per factuur een boete verschuldigd is. Volgens Olympus is onder de bemiddelingsovereenkomst per factuur een boete verschuldigd, omdat [persoon A] op grond van lid 2 van artikel 5 per factuur contractuele vergoedingen verschuldigd is en hij die niet heeft voldaan.
De enkele verschuldigdheid van contractuele vergoedingen per factuur is een passief gegeven en levert naar het oordeel van de rechtbank als zodanig nog geen verplichting op waaraan in lid 7 van artikel 5 een boete verbonden is. Dat betekent dat [persoon A] onder de bemiddelingsovereenkomst niet per door hem aan Dickhoff gestuurde factuur een boete aan Olympus verschuldigd is.
[persoon A] bestrijdt niet dat hij voor het niet melden van zijn werkzaamheden voor Dickhoff en voor het aanbrengen van [persoon B] bij Dickhoff op grond van de bemiddelingsovereenkomst boetes verschuldigd is. Concluderend is [persoon A] daarom in beginsel de gevorderde boetes aan Activum (8 x € 500,-) verschuldigd en is [persoon A] aan Olympus een boete van 2 x € 7.500,- verschuldigd.
Matiging boetes
4.5.
Op verlangen van de schuldenaar kan de rechter, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:94 lid 1 BW). Bij de uitvoering van de matigingsbevoegdheid door de rechter is terughoudendheid geboden. Bij de beoordeling of toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, moet niet alleen worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638 (Intrahof/Bart Smit). Een boete is niet al buitenproportioneel omdat zij mogelijk hoger is dan de daadwerkelijke schade die de schuldeiser heeft geleden.
4.6.
De boetebedingen zijn gebruikelijk in dit type overeenkomsten en bevatten een prikkel tot nakoming van wezenlijke verplichtingen van beide partijen. Met het boetebeding in de bemiddelingsovereenkomst wordt het bedrijfsmodel beschermd waarin voor een geslaagde bemiddeling niet vooraf een vast (hoog) bedrag bij een zzp-er in rekening wordt gebracht maar een vergoeding die is gebaseerd op een percentage van de behaalde omzet.
Als afnemers van bemiddelingsdiensten na een geslaagde bemiddeling buiten het bemiddelingsbureau om voor de desbetreffende opdrachtgever zouden kunnen gaan werken, ontvangt het bemiddelingsbureau geen vergoeding voor haar bemiddeling.
4.7.
Als redenen voor matiging voert [persoon A] aan dat de hoogte van de boetes in schril contrast staat tot de gemiste contractuele vergoedingen. Verder stelt hij dat hij geen andere keuze had dan voor Dickhoff te gaan werken, omdat hij volledig van Olympus afhankelijk was en Olympus geen nieuwe werkzaamheden meer aanbood en haar dienstverlening in feite had gestaakt. Verder behoren Olympus en Activum tot hetzelfde concern, maar leidt een overtreding wel direct tot twee boetes.
4.8.
Zelfs als ervan wordt uitgegaan dat [persoon A] volledig van Olympus afhankelijk was en Olympus geen nieuwe opdrachten meer aanbood, is dat geen reden voor matiging van de boetes. [persoon A] was immers niet verplicht om alleen via Olympus opdrachten aan te nemen, maar heeft zich, als van die afhankelijkheid wordt uitgegaan, dan kennelijk van Olympus afhankelijk gemaakt door zelf niet actief naar opdrachtgevers op zoek te gaan. Door zich van [persoon A] afhankelijk te maken, heeft [persoon A] zichzelf kwetsbaar gemaakt voor een situatie waarin er geen opdrachten meer via Olympus tot stand kwamen. In die situatie stond het [persoon A] immers op grond van de bemiddelingsovereenkomst niet vrij om buiten Olympus om te gaan werken voor een opdrachtgever waarnaar Olympus [persoon A] eerder had bemiddeld. Dat [persoon A] zich daarvan, naar hij stelt, niet bewust was omdat hij de bemiddelingsovereenkomst nooit heeft gelezen, levert geen rechtvaardiging op. Die gestelde omstandigheid komt immers voor zijn eigen rekening en risico. Verder valt niet in te zien waarom [persoon A] buiten Olympus om voor Dickhoff moest gaan werken; de bemiddelingsovereenkomst was niet beëindigd en dwong er juist toe om werkzaamheden voor opdrachtgevers waarnaar Olympus had bemiddeld via Olympus te laten lopen. Het beroep van [persoon A] op overmacht overtuigt dan ook niet.
Ook het feit dat Olympus en Activum tot hetzelfde concern behoren, levert geen grond voor matiging op. De boetebedingen vloeien voort uit afzonderlijke overeenkomsten voor afzonderlijk werkzaamheden.
Wat betreft de hoogte van de boete die aan Activum is verschuldigd overweegt de rechtbank dat de boete per overtreding niet onaanvaardbaar hoog is. Omdat er acht facturen zijn verstuurd, loopt de boete echter op tot een, in verhouding tot de toegewezen contractuele vergoeding, aanzienlijk bedrag. Daarbij heeft [persoon A] erop gewezen dat hij per week factureert en dat hij er ook voor had kunnen kiezen om per maand te factureren. Dat is namens Activum niet betwist. Gelet daarop zal de rechtbank de boete aan Activum matigen door op basis van de overlegde facturen uit te gaan van maandfacturen over december 2022, februari 2023, maart 2023, mei 2023 en juni 2023. Dat leidt ertoe dat de boete wordt gematigd tot
€ 2.500,-. Wat betreft de hoogte van de boete die aan Olympus verschuldigd is, ziet de rechtbank voor matiging geen grond. De boete is gebaseerd op twee afzonderlijke overtredingen van belangrijke verplichtingen van [persoon A] in de bemiddelingsovereenkomst. De hoogte van de boete is gericht op bescherming van het verdienmodel van Olympus en moet in dat licht ook een voldoende sterke prikkel op naleving inhouden.
4.9.
Concluderend moet [persoon A] aan Olympus in totaal een bedrag van € 17.500,- aan boetes betalen. De vordering tot verhoging van de toegewezen boetebedragen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 is door [persoon A] niet bestreden en zal daarom worden toegewezen.
Juridische kosten
4.10.
Olympus baseert haar vordering tot vergoeding van de juridische kosten op artikel 12 van de Factoringovereenkomst. [persoon A] concludeert tot afwijzing van die vordering en stelt dat het liquidatietarief geldt. Met die enkele stelling gaat [persoon A] voorbij aan wat in artikel 12 van de Factoringsovereenkomst tussen partijen is overeengekomen. Olympus gaat er echter ten onrechte van uit dat alle juridische kosten die in deze procedure zijn gemaakt op de voet van artikel 12 van de Factoringovereenkomst moeten worden vergoed. Die overeenkomst heeft immers alleen betrekking op de relatie tussen Activum en [persoon A] en niet op de relatie tussen Olympus en [persoon A] . Ter zitting heeft Olympus aangevoerd dat er grote samenhang tussen beide dossiers bestaat en dat de kosten daarom als een geheel moeten worden beoordeeld. De rechtbank ziet wel enige samenhang, maar Olympus heeft niet nader toegelicht dat die zodanig sterk is dat alle kosten die zijn gesteld ook zouden zijn gemaakt als alleen voor Activum vorderingen zouden zijn ingesteld. Omdat alleen de ten behoeve van Activum gemaakte kosten onder de reikwijdte van artikel 12 van de Factoringovereenkomst vallen en niet inzichtelijk is gemaakt welke kosten dat zijn, zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen.
4.11.
Tegen de subsidiaire vordering tot veroordeling in de buitengerechtelijke kosten heeft [persoon A] verder geen verweer gevoerd, zodat die over de toegewezen bedragen zal worden toegewezen:
- voor Activum 15% over € 2.600,- = € 390,-
- voor Olympus conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten over € 15.140,- =
€ 1.026,40.
Proceskosten
4.12.
[persoon A] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld, inclusief de door Olympus gevorderde kosten van het gelegde conservatoire beslag (productie 19-6 Olympus). Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Olympus op basis van het toegewezen bedrag op:
- kosten dagvaarding 106,73
- griffierecht hoofdzaak 2.161,-
- griffierecht beslagrekest 676,-
- beslagkosten 1.220,62
- salaris advocaat 1.842,- (3 punten, tarief II)
- nakosten
178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.184,35
in reconventie
4.13.
Olympus heeft de stelling van [persoon A] dat Olympus tekort is geschoten in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst betwist. Volgens Olympus is zij haar dienstverlening aan [persoon A] niet gestaakt. Zij wijst er daarbij op dat [persoon A] te kennen zou hebben gegeven geen gebruik te willen maken van de diensten van [persoon A] en dat Olympus in april/mei 2023 nog een opdracht aan [persoon A] heeft aangeboden maar dat [persoon A] toen te kennen gaf geen tijd te hebben. Dat laatste wordt door [persoon A] niet betwist. [persoon A] heeft tegenover deze gemotiveerde betwisting de door hem gestelde tekortkoming niet nader onderbouwd. Volgens [persoon A] kan hij geen nadere onderbouwing leveren omdat de informatie die hij daarover heeft op een oude telefoon stond en hij daar geen toegang meer toe heeft. Dat laatste komt voor rekening en risico van [persoon A] . Daarmee is de gestelde tekortkoming niet komen vast te staan en zal de gevorderde ontbinding worden afgewezen.
4.14.
[persoon A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,- (2 punten, tarief II x 0,5) .
- nakosten
€ 100,-
Totaal € 714,-

3.De beslissing

De rechtbank
In conventie
3.1.
veroordeelt [persoon A] om aan Olympus te betalen een bedrag van € 19.156,40, vermeerderd met:
- de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 240,- vanaf 21 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
- de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 17.500,- vanaf 21 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
In reconventie
3.2.
wijst de vorderingen af;
In conventie en reconventie
3.3.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, aan de zijde van Olympus tot op heden begroot op € 6.898,35, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als [persoon A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [persoon A]
€ 92,00 extra aan Olympus betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
veroordeelt [persoon A] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.5.
verklaart de beslissingen onder 3.1., 3.3. en 3.4. uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Rop en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.
2819/3194