ECLI:NL:RBROT:2024:4968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/10/671703 / HA ZA 24-49
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot voeging in een civiele procedure na overlijden van de eiser

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de gezamenlijke erfgenamen van de heer [erflater] een verzoek ingediend om zich als zelfstandige partijen te voegen in de hoofdzaak. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van het overlijden van de heer [erflater], die eerder een vordering had ingesteld tegen [persoon A] wegens schade die hij had geleden door een verkeersongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure in de hoofdzaak was geschorst vanwege het overlijden van de heer [erflater], maar dat de erfgenamen de procedure wilden voortzetten. De rechtbank heeft de erfgenamen toegestaan om zich te voegen in de procedure, omdat zij een eigen vordering hebben op grond van artikel 6:108 BW, dat hen recht geeft op schadevergoeding voor de begrafeniskosten en affectieschade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erfgenamen voldoende belang hebben bij de tussenkomst, aangezien hun vorderingen afhankelijk zijn van de uitkomst van de hoofdzaak. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Een mondelinge behandeling is gepland voor 11 juli 2024, waarin de aansprakelijkheid van [persoon A] en de hoogte van de gevorderde bedragen aan de orde zullen komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671703 / HA ZA 24-49
Vonnis in incident van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
in hoedanigheid van gezamenlijke erfgenamen van [erflater] : eisers in de hoofdzaak,
ieder voor zich: eisers in het incident,
advocaat mr. E.J.M. Lorié te Den Haag.
tegen
[persoon A],
wonende te [woonplaats 5] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. Jetten te Rotterdam,
Partijen worden hierna [eiser 1] c.s. en [persoon A] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 december 2022, met producties 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1 tot en met 6;
  • de brief van de rechtbank van 31 mei 2023 met een zittingsagenda (voor de zitting van 11 juli 2023 die niet is doorgegaan);
  • de akte schorsing door overlijden van [eiser 1] c.s., met productie;
  • de akte opbrengen procedure na schorsing van [eiser 1] c.s., met productie;
  • de incidentele conclusie tot voeging en wijziging van eis, met producties 1 tot en met 6;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiser 1] c.s. vorderen dat hen wordt toegestaan zich in de hoofdzaak als zelfstandige partijen te voegen.
2.2.
[persoon A] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De procedure in de hoofdzaak is in juni 2023 op verzoek van [eiser 1] c.s. op grond van artikel 225 lid 1 sub a Rv geschorst wegens het overlijden van de heer [erflater] . Vervolgens hebben de erfgenamen van de heer [erflater] verklaard dat zij de procedure wensen voort te zetten. Hiermee is de procedure op grond van artikel 227 lid 1 sub b Rv hervat. In de hoofdzaak stellen zij [persoon A] aansprakelijk voor de schade die de heer [erflater] heeft geleden als gevolg van het verkeersongeval dat hem is overkomen.
2.4.
Naast dat [eiser 1] c.s. de vorderingen van de heer [erflater] (in gewijzigde vorm) willen handhaven, wensen zij zich te voegen in de procedure om hun eigen zelfstandige vordering in te stellen tegen [persoon A] . Door het overlijden van de heer [erflater] menen [eiser 1] c.s. een eigen vordering jegens [persoon A] te hebben op grond van artikel 6:108 BW. Zij wensen vergoeding te vorderen van de gemaakte begrafeniskosten en vergoeding van de door hun geleden affectieschade. Gelet op deze onderbouwing moet de vordering tot voeging worden begrepen als een vordering tot tussenkomst in de procedure.
2.5.
Op grond van artikel 217 Rv kan een partij in een aanhangig geding vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden.
2.6.
[eiser 1] c.s. wensen een eigen zelfstandige vordering in te stellen tegen [persoon A] . Indien aansprakelijkheid van [persoon A] niet vast komt te staan en de vorderingen in de hoofdzaak worden afgewezen, dan zijn ook de zelfstandige vorderingen van [eiser 1] c.s. niet toewijsbaar. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eiser 1] c.s. dan ook voldoende belang bij tussenkomst in de procedure als zelfstandige partij. [eiser 1] c.s. zullen daarom worden toegestaan om tussen te komen in de procedure in de hoofdzaak.
2.7.
In de incidentele conclusie is feitelijk reeds de eis in de tussenkomst opgenomen, namelijk schadevergoeding tot een concreet bedrag op grond van artikel 6:108 BW (zie onder 18 van die conclusie). Ook bevat de incidentele conclusie een wijziging van de eis in de hoofdzaak (zie onder 7 van die conclusie). Het ligt daarom in de rede nu al een mondelinge behandeling in de hoofdzaak te bepalen.
2.8.
De mondelinge behandeling zal worden benut voor een bespreking van (i) de mogelijke aansprakelijkheid van [persoon A] , (ii) het beroep van [persoon A] op eigen schuld van [erflater] en (iii) de hoogte van de gevorderde bedragen. Partijen kunnen hun standpunt over deze onderwerpen desgewenst toelichten aan de hand van pleitaantekeningen, waarbij de spreektijd per partij is beperkt tot
maximaal 10 minuten. Voorts zal de mondelinge behandeling worden benut voor een bespreking van een eventueel vervolg van de procedure, waaronder met betrekking tot de vraag of het overlijden van [erflater] het gevolg is geweest van de (vermeende) fout van [persoon A] . In dit stadium behoeven partijen zich dus nog niet mede voor te bereiden op een inhoudelijk debat over het causaal verband.
2.9.
Gelet op het overwogene in 2.7 gaat de rechtbank er vanuit dat [eiser 1] c.s. niet nog een afzonderlijke conclusie van eis in de tussenkomst behoeven te nemen. Als [persoon A] dat nodig acht, kan hij voorafgaande aan de zitting bij akte reageren op de gewijzigde eis in de hoofdzaak en op de eis in de tussenkomst. Deze akte moet met inachtneming van de uit de wet voortvloeiende termijnen tijdig worden overgelegd. Dit geldt – voor beide partijen – ook voor eventuele andere stukken die nog niet zijn overgelegd.
Kosten
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] op de voet van artikel 217 Rv tussenkomen,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat op
donderdag 11 juli 2024 om 14:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam een mondelinge behandeling zal plaatsvinden,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
3304/1980