ECLI:NL:RBROT:2024:4966

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/10/616293 / HA ZA 21-315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Norsk Hydro c.s. voor milieuverontreiniging in Barcarena, Brazilië

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit leden van traditionele inheemse leefgemeenschappen in Barcarena, Brazilië, aansprakelijkheid van Norsk Hydro c.s. voor schade die zij stellen te hebben geleden door milieuverontreiniging veroorzaakt door de activiteiten van de Braziliaanse werkmaatschappijen Alunorte en Albras. Eisers stellen dat zij al tientallen jaren worden blootgesteld aan schadelijke milieu-invloeden, wat heeft geleid tot gezondheidsproblemen en verlies van hun traditionele levensonderhoud. De gedaagden betwisten de aansprakelijkheid en stellen dat er geen sprake is van milieuverontreiniging door hun activiteiten. De rechtbank heeft eerder beslissingen genomen over de internationale rechtsmacht en de procedurele geschilpunten. In dit vonnis worden formele verweren behandeld, waaronder de nietigheid van de dagvaarding, de procesbevoegdheid van eiseres 1, en de ontvankelijkheid van de vorderingen. De rechtbank oordeelt dat eiseres 1 procesbevoegd is en dat de vorderingen niet zijn verjaard, omdat de schade voortvloeit uit voortdurende schadetoebrengende feiten. De zaak wordt voortgezet met een mondelinge behandeling op 12 juli 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616293 / HA ZA 21-315
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

gevestigd in Barcarena, Brazilië,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],
7.
[eiser 7],
8.
[eiser 8],
9.
[eiser 9],
10.
[eiser 10],
allen wonend in Barcarena, Brazilië,
eisers,
advocaat mr. M.N. van Dam te Amsterdam,
tegen

1.NORSK HYDRO HOLLAND B.V.,

2.
HYDRO ALUMINIUM NETHERLANDS B.V.,
3.
HYDRO ALUMINIUM BRASIL INVESTMENT B.V.,
4.
HYDRO ALUNORTE B.V.,
5.
HYDRO ALBRAS B.V.,
6.
HYDRO PARAGOMINAS B.V.,
alle gevestigd in Rotterdam,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht
NORSK HYDRO ASA,
gevestigd in Oslo, Noorwegen,
gedaagden,
advocaat mr. T.R.B. De Greve te Amsterdam,
Alle eisers samen worden hierna aangeduid als eisers. Eiseres 1 afzonderlijk wordt hierna [eiseres 1] genoemd. Gedaagden worden hierna samen aangeduid als Norsk Hydro c.s. Alle ondernemingen die tot het Hydro-concern behoren, worden hierna samen Norsk Hydro (zonder toevoeging) genoemd. Daartoe behoren ook Alunorte-Alumina do Norte do Brasil S/A (hierna: Alunorte) en Albras-Aluminio Brasileiro S/A (hierna: Albras), twee Braziliaanse werkmaatschappijen. Alunorte en Albras zijn (dus) andere rechtspersonen dan gedaagden 4 en 5. Gedaagde 7 afzonderlijk wordt hierna Norsk Hydro ASA genoemd. Gedaagden 1 tot en met 6 worden hierna samen aangeduid als de Nederlandse Hydro-vennootschappen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incidenten van 19 oktober 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord, met producties 26-55;
  • de akte houdende overlegging nadere producties (56-78) van Norsk Hydro c.s.;
  • de akte houdende overlegging nadere producties (79-103), tevens akte houdende aanvullend bewijsaanbod van Norsk Hydro c.s.;
  • de akte houdende overlegging nadere producties (104) van Norsk Hydro c.s.;
  • de akte houdende overlegging producties (49-50) van eisers;
  • de akte houdende wijziging van eis;
  • de tijdens de op 13 oktober 2023 gehouden mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen/pleitnotities van eisers en Norsk Hydro c.s.;
  • de akte van uitlating, ten aanzien van eiseres 4 tevens houdende akte verzoek om schorsing ex artikel 225 Rv, met productie (51) van eisers;
  • de akte uitlating in pleitnotitie van eisers gevoegde producties, met producties (105-118) van Norsk Hydro c.s.;
  • de akte uitlating productie 116 van Norsk Hydro c.s. en update over de schorsing ex artikel 225 Rv ten aanzien van eiseres 4 van eisers;
  • de antwoordakte in reactie op de akte van eisers van 15 november 2023 van Norsk Hydro c.s.;
  • de akte hervatting van het geding ex artikel 227 Rv ten aanzien van eiseres 4 van eisers;
  • de antwoordakte in reactie op de akte van eisers van 10 januari 2024 van Norsk Hydro c.s.;
  • de brief van eisers van 7 februari 2024, met het verzoek vonnis te wijzen;
  • het bericht van Norsk Hydro c.s. op de rol van 14 februari 2024, met het verzoek vonnis te wijzen.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
De zaak gaat – kort samengevat – over het volgende.
2.1.1.
Eisers 2 t/m 10 maken deel uit van traditionele, inheemse leefgemeenschappen (waaronder de
Quilombola) in en rondom Barcarena in het Braziliaanse Amazonegebied. Zij zijn voor hun levensonderhoud en drinkwatervoorziening vaak afhankelijk van de natuur (kleinschalige landbouw, ambachtelijke visserij, waterputten). Eiseres 1, [eiseres 1] , is een Braziliaanse vereniging die is opgericht door leden van die leefgemeenschappen.
2.1.2.
Norsk Hydro c.s. exploiteren al ruim 40 jaar een aluminiumoxideraffinaderij in dit gebied. Dat doen zij via hun Braziliaanse werkmaatschappijen Alunorte en Albras.
2.1.3.
Eisers stellen dat zij al tientallen jaren worden geconfronteerd met milieuverontreiniging in hun leefgebied. Hierdoor zijn, naar zij stellen, veel inwoners in en rondom Barcarena ziek geworden en kunnen zij niet langer op traditionele wijze in hun levensonderhoud voorzien. Volgens eisers ligt de oorzaak van de milieuverontreiniging in de (vervuilende) activiteiten van Alunorte en Albras. Eisers houden Norsk Hydro c.s. – als (indirecte) aandeelhouders van Alunorte en Albras – aansprakelijk voor de schade die zij stellen door het handelen van Alunorte en Albras te hebben geleden en nog te zullen lijden.
2.1.4.
Norsk Hydro c.s. achten zich niet aansprakelijk. Zij betwisten dat sprake is van milieuverontreinigende activiteiten van Alunorte en Albras en van schade als gevolg daarvan.
2.2.
De rechtbank heeft partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 13 oktober 2023 laten weten dat eerst beslissingen zullen worden genomen over de formele verweren en dat om die reden het onderwerp van de mondelinge behandeling daartoe is beperkt. Het gaat dan om de nietigheid van de dagvaarding, de ontvankelijkheid en vertegenwoordigingsbevoegdheid van [eiseres 1] , de goede procesorde en misbruik van procesrecht, het toepasselijk recht, verjaring en de mogelijkheid van verwijzing naar de schadestaatprocedure. Over die formele verweren wordt in dit vonnis beslist. Ook wordt in dit vonnis geoordeeld over de procedurele geschilpunten die verband houden met het buiten beschouwing laten van processtukken en het overlijden van eiser 3 en eiseres 4.

3.De feiten

In dit stadium van de procedure neemt de rechtbank de volgende feiten tot uitgangspunt, voor zover relevant voor de beoordeling van de formele verweren.
Geografie
3.1.
Barcarena is een stad gelegen in het noordwesten van de deelstaat Pará, Brazilië. De staat Pará maakt deel uit van het Amazonegebied.
3.2.
De westkant van Barcarena ligt aan de Pará-rivier. De Pará-rivier is 15 tot (bij de monding) 50 kilometer breed en heeft een lengte van circa 150 kilometer. De rivier voert continu grote hoeveelheden water vanuit het tropisch regenwoud af richting de Atlantische Oceaan.
3.3.
Aan de zuidkant van Barcarena ligt de Murucupi-rivier. Regenwater dat op Barcarena valt, vloeit op natuurlijke wijze of via de gemeentelijke afwatering af naar deze rivier. Na Barcarena te hebben gepasseerd, mondt de Murucupi-rivier via de Furo do Arrozal-rivier uit in de Pará-rivier.
3.4.
Ter hoogte van de terreinen van Alunorte en Albras is de Pará-rivier circa 15 kilometer breed en de stroomsnelheid maximaal. Er stroomt daar gemiddeld 21.000 m³ water per seconde door de rivier. Het watervolume en de stroomsnelheid in de Pará-rivier zijn dusdanig groot dat water dat ter hoogte van Alunorte en Albras in de rivier terechtkomt direct circa 50 keer verdund raakt, en meer dan 1.000 keer is verdund ruim voordat het water Barcarena weer verlaat.
3.5.
De Murucupi-rivier heeft zijn oorsprong in een moeras vlakbij het terrein van Alunorte. De Murucupi-rivier stroomt niet langs Albras.
Aluminiumwinning
3.6.
Aluminium wordt gewonnen uit bauxiet op plekken waar dat aan (of dichtbij) de oppervlakte voorkomt (openlucht mijnbouw). Bauxiet bestaat voor een groot deel uit alumina (aluminiumoxide). In de gebieden waar bauxiet wordt gewonnen en in de deelstaat Pará in het bijzonder zit relatief veel ijzer(oxide) in de grond. IJzeroxide geeft de grond een roestrode kleur.
Partijen
3.7.
Norsk Hydro ASA (gedaagde 7) is de tophoudstermaatschappij van het Hydro-concern, een bedrijf met wereldwijde activiteiten op het gebied van onder meer aluminiumproductie.
3.8.
Alunorte en Albras, beide gevestigd in Barcarena, exploiteren een aluminiumoxideraffinaderij in het Amazonegebied. De organisatie van Norsk Hydro is onderverdeeld in vier
business areas: Hydro Bauxite & Alumina, Hydro Aluminium Metal, Hydro Extrusions en Hydro Energy.
3.9.
Het mijnen van bauxiet en het raffineren van alumina vallen binnen de
business area‘Hydro Bauxite & Alumina’; daartoe behoort Alunorte. De productie van aluminium vindt plaats in de
business area‘Hydro Aluminium Metal’; daartoe behoort Albras.
3.10.
De bauxietmijn waaruit Alunorte het meeste bauxiet wint, bevindt zich in het oosten van de deelstaat Pará. Deze bauxietmijn is eigendom van Hydro Paragominas B.V. (gedaagde 6).
3.11.
Per 28 februari 2011 houdt Norsk Hydro ASA indirect – onder meer via de Nederlandse Hydro-vennootschappen – de meerderheid van de aandelen in Alunorte (92%) en Albras (51%). Voor 28 februari 2011 hield Norsk Hydro ASA indirect een belang van 34% in Alunorte en geen belang in Albras.
3.12.
De vennootschapsrechtelijke structuur van en aandelenbelangen binnen het Hydro-concern zijn per 28 februari 2011 als volgt:
Gedaagde 1
3.12.1.
Norsk Hydro Holland B.V. is een Nederlandse holding, die 100% van de aandelen houdt in Hydro Aluminium Netherlands B.V., Hydro Alunorte B.V., Hydro Albras B.V. en Hydro Paragominas B.V. Norsk Hydro Holland B.V. is indirect aandeelhouder in Alunorte (92%) en Albras (51%). In de periode 2002-2005 hield Norsk Hydro Holland B.V. geen aandelen in Alunorte. In 2009 hield Norsk Hydro Holland B.V. indirect 34% van de aandelen in Alunorte. In de periode 2014-2018 hield Norsk Hydro Holland B.V. indirect 92% van de aandelen in Alunorte. In de periode 2002-2004 hield Norsk Hydro Holland B.V. geen aandelen in Albras.
Gedaagde 2
3.12.2.
Hydro Aluminium Netherlands B.V. is een Nederlandse holding, die 100% van de aandelen houdt in Hydro Aluminium Brasil Investment B.V. In de periode 2002-2004 hield Hydro Aluminium Netherlands B.V. geen aandelen in Alunorte. In de periode 2005-2018 hield Hydro Aluminium Netherlands B.V. indirect 34% van de aandelen in Alunorte. In Albras heeft Hydro Aluminium Netherlands B.V. geen aandelenbelang.
Gedaagde 3
3.12.3.
Hydro Aluminium Brasil Investment B.V. is een Nederlandse holding, die in de periode 2002-2018 34% van de aandelen hield in Alunorte. Hydro Aluminium Brasil Investment B.V. houdt geen aandelen in Albras.
Gedaagde 4
3.12.4.
Hydro Alunorte B.V. is opgericht op 5 oktober 2010. Zij is een Nederlandse holding, die 99,99% van de aandelen houdt in Ananke Alumina SA. Ananke Alumina SA houdt 57,7% van de aandelen in Alunorte. Daarmee is Hydro Alunorte B.V. indirect houder van 57,7% van de aandelen in Alunorte. Hydro Alunorte B.V. houdt geen aandelen in Albras.
Gedaagde 5
3.12.5.
Hydro Albras B.V. is opgericht op 5 oktober 2010. Zij houdt geen aandelen in Alunorte. Hydro Albras B.V. is een Nederlandse holding, die 99,99% van de aandelen houdt in Atlas Aluminio SA. Atlas Aluminio SA houdt 51% van de aandelen in Albras. Daarmee is Hydro Albras B.V. indirect houder van 51% van de aandelen in Albras.
Gedaagde 6
3.12.6.
Hydro Paragominas B.V. is opgericht op 5 oktober 2007 en heeft nooit aandelen gehouden in Alunorte of Albras. Mineracao Paragominas SA (MPSA) is een Braziliaanse deelneming van gedaagde 6.

4.Het geschil

4.1.
Eisers vorderen, na eiswijziging, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) te verklaren voor recht dat Norsk Hydro c.s. gezamenlijk en/of ieder voor zich aansprakelijk is/zijn jegens (a) [eiseres 1] ’s leden die schade hebben geleden of zullen lijden als gevolg van de activiteiten van MPSA, Albras en Alunorte in en rondom Barcarena en (b) eisers 2 t/m 10;
  • ii) Norsk Hydro c.s. gezamenlijk en/of hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan eisers 2 t/m 10 van de als gevolg van de activiteiten van MPSA, Albras en Alunorte geleden en te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is geleden tot aan de dag van volledige betaling; en
  • iii) Norsk Hydro c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de zevende dag na betekening van het vonnis aan Norsk Hydro c.s. tot aan de dag van volledige betaling.
4.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen – in essentie – het volgende ten grondslag.
4.2.1.
Barcarena en de naburige gemeenten zijn de afgelopen twintig jaar herhaaldelijk geconfronteerd met ernstige milieurampen. Deze rampen waren het rechtstreekse gevolg van de (vervuilende) activiteiten van Alunorte en/of Albras. Ook afgezien van deze rampen is sprake van jarenlange ernstige en doorlopende milieuvervuiling door Alunorte en Albras.
4.2.2.
Een aantal van deze milieurampen is door de Braziliaanse overheid gedocumenteerd:
( i) In 2002 lekte een grote hoeveelheid petroleumcokes (zwart poeder uit aardolie, ook wel minerale steenkool genoemd) in de Pará-rivier. De oorzaak was een fout bij het transport vanaf het industriecomplex van Albras/Alunorte. Er ontstond een 2 kilometer lange zwarte vlek in de rivier.
(ii) In april 2003 lekte zogenoemd rood slib uit de afvalbassins (DRS) van Alunorte in de Murucupi-rivier. De modder krijgt die kleur doordat bij de productie van aluminium een restproduct ontstaat (silicaten en ijzer- en titaanoxides). De Murucupi-rivier kleurde rood en deze lekkage leidde tot grote vissterfte.
(iii) In mei 2003 vond nog een lekkage van rode modder uit een afvalbassin (DRS) van Alunorte plaats, met dezelfde gevolgen als de lekkage in april 2003.
(iv) Eveneens in 2003 brak een natriumhydroxidetank van Alunorte, waardoor de Pará-rivier opnieuw werd vervuild.
( v) In 2004 werd de omgeving (voornamelijk stranden en rivieren) ernstig vervuild met roet.
(vi) In 2005 vond door toedoen van Alunorte een lekkage van natriumhydroxide plaats, opnieuw in de Pará-rivier.
(vii) In 2009 lekte wederom rode modder in de Murucupi-rivier, met opnieuw vissterfte als gevolg.
(viii) In 2014 maakte Norsk Hydro in haar jaarverslag melding van een lekkage van bijtende stoffen binnen de fabriek.
(ix) Op 16 en 17 februari 2018 lekte opnieuw een grote hoeveelheid rode slib uit het afvalbassin van Alunorte, waardoor verschillende natuurlijke bronnen en rivieren werden vervuild en de bewoners gevaar liepen.
4.2.3.
Norsk Hydro c.s. zijn op grond van Braziliaans milieurecht (artikel 3.IV National Environment Policy Act) als
indirect pollutersgezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die Alunorte en/of Albras hebben toegebracht aan het milieu en – uiteindelijk – (de achterban van) eisers, die leven in en rondom Barcarena. Het enkele feit dat Alunorte en Albras risicovolle vervuilende activiteiten hebben ontplooid in het Braziliaanse Amazonegebied – in een uiterst kwetsbare ecologische omgeving is een industrieel complex gebouwd waar met zware metalen en chemische stoffen wordt gewerkt – maakt dat zij – als
direct polluters– en Norsk Hydro c.s. – als
indirect polluters– aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van deze activiteiten. Norsk Hydro c.s. wisten of hadden moeten weten van de misstanden bij Alunorte en Albras. Uit het feit dat de ernstige incidenten – in ieder geval vastgelegd vanaf 2002 – voortduurden, blijkt dat Norsk Hydro c.s. hebben nagelaten hun vennootschapsrechtelijke bevoegdheden (waaronder het als controlerend aandeelhouder houden van voldoende toezicht) te benutten om hun zorgplichten onder Braziliaans (milieu- en vennootschaps)recht na te komen.
4.2.4.
Eisers 2 t/m 10 en andere gedupeerde leden van [eiseres 1] hebben als gevolg van de vervuilende activiteiten van Alunorte en Albras niet alleen vermogensschade geleden, voortkomende uit onder meer de onmogelijkheid om de natuur als bron van inkomsten te gebruiken (verminderde opbrengst van visserij en landbouw; inkomensverlies) en medische kosten moeten maken, maar ook niet-materiële schade geleden in de vorm van gezondheidsklachten en verlies van cultureel erfgoed.
4.3.
Norsk Hydro c.s. voeren verweer, dat strekt tot nietigverklaring van de dagvaarding, althans niet-ontvankelijkverklaring van eisers in hun vorderingen, althans afwijzing van de vorderingen, met (hoofdelijke) veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, een en ander vermeerderd met rente.
4.4.
Ter onderbouwing van hun verweer voeren Norsk Hydro c.s. – in essentie – het volgende aan.
4.4.1.
Betwist wordt dat de gebeurtenissen waarop eisers hun vorderingen (mede) baseren hebben plaatsgevonden, door Alunorte en/of Albras zijn veroorzaakt en de (schadelijke) gevolgen hebben gehad zoals door eisers gesteld.
4.4.2.
Betwist wordt dat de stellingen van eisers naar het toepasselijke Braziliaanse, Noorse en/of Nederlandse recht tot aansprakelijkheid van Norsk Hydro c.s. leiden. Er is niet voldaan aan de eisen van doorbraak van aansprakelijkheid. In het bijzonder hebben Norsk Hydro c.s. geen misbruik gemaakt van rechtspersoonlijkheid. Norsk Hydro c.s. zijn niet aansprakelijk als
indirect polluterop grond van het Braziliaanse milieurecht, omdat de wettelijke regeling inzake aansprakelijkheid van
indirect pollutersniet is geschreven voor aandeelhouders, omdat Norsk Hydro c.s. geen zorgplicht(en) hebben geschonden jegens eisers, omdat geen aansprakelijkheid van een
direct polluteris vastgesteld, omdat niet vaststaat dat een
direct pollutergeen verhaal biedt en omdat ook verder onvoldoende feiten zijn aangedragen die tot aansprakelijkheid als
indirect polluterkunnen leiden. De vorderingen van eisers zijn voorts niet toewijsbaar omdat zij in strijd zijn met de Nederlandse en Noorse openbare orde, meer specifiek met de in beide jurisdicties geldende fundamentele regel van beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders.
4.4.3.
De vorderingen van eisers zijn verjaard naar het toepasselijke Braziliaanse, Noorse en Nederlandse recht, omdat eisers op een zodanig moment wetenschap hadden, hadden moeten hebben of geacht moeten worden te hebben gehad, dat de geldende verjaringstermijnen zijn verstreken.
4.4.4.
Betwist wordt dat [eiseres 1] bevoegd is om de gestelde leden in deze (of enige andere) procedure te vertegenwoordigen. Artikel 5 onder XXI van de Braziliaanse Federale Grondwet, artikel 4 lid 5 onder IX van [eiseres 1] 's statuten en de "machtiging" die door de algemene ledenvergadering aan het bestuur van [eiseres 1] zou zijn verstrekt, bieden geen grond voor het aannemen van procesbevoegdheid van [eiseres 1] .
4.4.5.
[eiseres 1] is niet-ontvankelijk in haar vorderingen. [eiseres 1] stelt op te treden als procesvertegenwoordiger en niet als artikel 3:305a BW-rechtspersoon. Tegelijkertijd verzuimt zij de vorderingen die zij nastreeft individueel te onderbouwen; gevraagd wordt in feite om een collectieve beoordeling. [eiseres 1] probeert de waarborgen uit het collectieve actierecht, die ertoe strekken dat een claimvehikel handelt in het belang van haar achterban en de zaak met de nodige kennis en professionaliteit behandelt, te omzeilen. [eiseres 1] biedt niet de waarborgen die artikel 3:305a BW eist.
4.4.6.
De dagvaarding en de wijze waarop deze procedure is ingestoken zijn in strijd met de eisen van een goede procesorde. Norsk Hydro c.s. worden hierdoor geschaad in hun (verdedigings)belangen. Daarom is er grond om de dagvaarding nietig te verklaren en de vorderingen af te wijzen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Eiswijziging

5.1.
Norsk Hydro c.s. wijzen er in de conclusie van antwoord op dat leden van [eiseres 1] die niet door de handelingen van (één van) de Norsk Hydro-ondernemingen zijn geraakt, geen belang hebben bij de oorspronkelijk gevorderde verklaring voor recht. Verder merken Norsk Hydro c.s. op dat als zij zouden worden aangemerkt als
indirect pollutersdie kwalificatie, die een risicoaansprakelijkheid inhoudt, er niet toe leidt dat haar handelen/nalaten onrechtmatig is.
5.2.
Eisers hebben vervolgens in hun akte houdende wijziging van eis naar voren gebracht dat zij hun eis zullen wijzigen om de mondelinge behandeling efficiënter te laten verlopen en verdere discussie over deze twee punten te voorkomen. Waar in de dagvaarding nog een verklaring voor recht werd gevorderd dat Norsk Hydro c.s. “
onrechtmatig hebben gehandeld tegen (a) [eiseres 1] ’s leden en (b) eisers sub 2-10” wordt thans gevorderd te verklaren voor recht dat Norsk Hydro c.s. “
aansprakelijk zijn jegens (a) [eiseres 1] ’s leden die schade hebben geleden of zullen lijden als gevolg van de activiteiten van MPSA, Albras en Alunorte in en rondom Barcarena en (b) eisers sub 2-10”.
5.3.
Daarnaar gevraagd hebben eisers tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de eiswijziging als een eisvermindering moet worden beschouwd, omdat het gewijzigde petitumonderdeel (i) alleen van toepassing is op (a) leden van [eiseres 1] die schade hebben geleden (en nog steeds ook (b) eisers 2 t/m 10). Volgens eisers is met de eiswijziging niet beoogd een nieuwe feitelijke en/of juridische grondslag en/of nieuwe vordering te introduceren.
5.4.
Nadat eisers zich op de mondelinge behandeling hebben uitgelaten over de vraag hoe de eiswijziging moet worden begrepen, hebben Norsk Hydro c.s. geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging op zich.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een eisvermindering. Op grond van artikel 129 Rv kan de eiser, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, te allen tijde zijn eis verminderen. Aangezien nog geen eindvonnis is gewezen, is aan het vereiste van artikel 129 Rv voldaan en is de eisvermindering toelaatbaar. De rechtbank zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis, zoals weergegeven onder 4.1 en met inachtneming van 5.7 hieronder.
Kennelijke verschrijvingen in de gewijzigde eis
5.6.
Eisers hebben zich op de mondelinge behandeling desgevraagd ook uitgelaten over de vraag hoe de gewijzigde eis moet worden begrepen. Dat in de gewijzigde eis het woord ‘vervuilende’ voor ‘activiteiten’ ontbreekt en dat de gewijzigde eis niet alleen ziet op de activiteiten van Alunorte en Albras, maar ook op de activiteiten van MPSA, een Braziliaanse deelneming van Hydro Paragominas B.V. (gedaagde 6), zijn volgens eisers kennelijke verschrijvingen.
5.7.
De rechtbank volgt dit standpunt. Daarbij is van belang dat gelet op het lichaam van de dagvaarding, inclusief producties, en de toelichting in de akte houdende wijziging van eis, bezien in het licht van het verhandelde op de zitting van 13 oktober 2023, duidelijk is dat de vorderingen van eisers zien op vermeende vervuilende activiteiten van (alleen) Alunorte en Albras. Gesteld noch gebleken is dat Norsk Hydro c.s. door deze verschrijving in hun belangen zijn geschaad. Norsk Hydro c.s. hebben op de mondelinge behandeling verklaard dat zij de door eisers aangeduide ‘fouten’ in de gewijzigde eis ook beschouwen als verschrijvingen. De rechtbank zal de gewijzigde eis dan ook lezen in die zin dat de vorderingen van eisers zien op vermeende vervuilende activiteiten van (alleen) Alunorte en Albras (in en rondom Barcarena).
De nietigheid van de dagvaarding
5.8.
Norsk Hydro c.s. vorderen nietigverklaring van de dagvaarding. Zij voeren daartoe aan dat de wijze waarop [eiseres 1] in deze procedure stelt op te treden namens haar leden zozeer in strijd is met de kern van het Nederlandse procesrecht en de daarin verankerde eisen van een goede procesorde en behoorlijke rechtspleging dat Norsk Hydro c.s. onredelijk in hun belangen zijn geschaad. Door stellingen in te nemen in strijd met de waarheid, 11.365 vorderingen te combineren zonder enige individuele onderbouwing, zonder uitsplitsing naar gedaagde of het toepasselijk recht, is de door [eiseres 1] gehanteerde wijze van procederen in de onderhavige procedure zo fundamenteel onjuist en ontoelaatbaar dat er volgens Norsk Hydro c.s. grond is om de dagvaarding nietig te verklaren. Voorts zijn de waarheids- en bewijsaandraagplicht geschonden, onder andere doordat niet is vermeld dat honderden, zo niet duizenden eisers niet bestaan, al lang geleden overleden zijn, nog niet geboren waren toen de gestelde schade zou zijn ingetreden of niet in de relevante periode in de relevante omgeving verbleven of woonden.
5.9.
De rechtbank stelt voorop dat nietigheid van de dagvaarding in sommige expliciet in de wet genoemde gevallen van met name formele aard is voorzien; op die bepalingen beroepen Norsk Hydro c.s. zich niet. Voor het overige is nietigheid een remedie die slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast, met name als de feiten en de vorderingen onbegrijpelijk zijn, zodat verweer niet mogelijk is. In het algemeen is het door de rechter te verbinden gevolg aan het soort bezwaren dat Norsk Hydro c.s. opwerpen (gedeeltelijke) nietontvankelijkverklaring van eisers in hun vordering en/of (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering. In deze zaak geldt dat geen sprake is van 11.365 vorderingen, maar van hooguit 10 eisers met ieder hooguit 3 dezelfde vorderingen. Onderzoek naar het (hebben) bestaan van “honderden zo niet duizenden eisers” en hun persoonlijke situatie in relatie tot de vorderingen is niet nodig, zoals hierna nader zal worden toegelicht. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schending van de waarheids- en bewijsaandraagplicht en dat de dagvaarding, gelezen in combinatie met de daarbij gevoegde en nader bij akte in het geding gebrachte producties, voldoende inzicht geeft in wat eisers op welke grond(en) vorderen en welke feiten zij daaraan ten grondslag leggen. Daarbij komt dat uit de door Norsk Hydro c.s. gevoerde verweren valt af te leiden dat Norsk Hydro c.s., anders dan zij betogen, de inhoud van de dagvaarding voldoende hebben begrepen, voldoende bekend zijn met de feitelijke achtergrond en goed begrijpen wat van hen gevorderd wordt en op welke grond(en). Hierdoor kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat Norsk Hydro c.s. onredelijk in hun (proces- en verdedigings)belangen zijn geschaad. Van nietigheid van de dagvaarding is dan ook geen sprake.
Buiten beschouwing laten van processtukken
5.10.
Eisers hebben verzocht om onderdelen (randnummers 1 t/m 5, 8 t/m 35 en 47 t/m 55) van de akte uitlating in pleitnotitie van eisers gevoegde producties van Norsk Hydro c.s. (hierna: de akte uitlating) buiten beschouwing te laten, omdat deze akte volgens eisers in zoverre geen door de rechtbank toegestane reactie is op wat eisers tijdens de mondelinge behandeling hebben aangevoerd.
5.10.1.
Dit verzoek wordt gedeeltelijk gehonoreerd. De aanleiding van de aktewisseling is het op de mondelinge behandeling van 13 oktober 2023 door Norsk Hydro c.s. gedane verzoek om op de door eisers op de zitting geuite vermoedens van het bewerken van bewijs (screenshots) door Norsk Hydro c.s. te mogen reageren. Na een schorsing besloot de rechtbank, mede gelet op de ernst van de vermoedens, Norsk Hydro c.s. in de gelegenheid te stellen daarop bij akte te reageren. Norsk Hydro c.s. dienden hun reactie dus te beperken tot (de ontzenuwing van) de door eisers geuite vermoedens van het bewerken van bewijs. Vervolgens heeft Norsk Hydro c.s. de akte uitlating ingediend, waarvan alleen randnummers 1 t/m 10 en 36 t/m 46 vallen binnen de door de rechtbank op de mondelinge behandeling van 13 oktober 2023 bepaalde reikwijdte van het debat in deze fase van de procedure. Voor zover in de akte uitlating is ingegaan op andere onderwerpen dan (de ontzenuwing van) de vermoedens van het bewerken van bewijs, zijn Norsk Hydro c.s. ook naar het oordeel van de rechtbank buiten de reikwijdte van het debat tussen partijen getreden. Het gaat dan om de randnummers 11 t/m 35 en 47 t/m 55 van de akte uitlating. Deze onderdelen van de akte uitlating, inclusief de daarop betrekking hebbende producties (105-115, 117 en 118), worden dan ook buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van het geschil.
De dood van twee van de oorspronkelijke eisers
5.11.
Sinds het uitbrengen van de dagvaarding op 5 februari 2021 zijn twee van de oorspronkelijke eisers overleden: [eiser 3] (eiser 3) en [eiser 4] (eiseres 4). De dood van een partij vormt gezien artikel 225 lid 1, aanhef en onder a Rv grond voor schorsing van het geding. Artikel 225 lid 2 Rv bepaalt dat schorsing plaatsvindt door betekening van de ingeroepen grond voor de schorsing aan de wederpartij of door een daartoe strekkende akte op de rol. Bij gebreke hiervan wordt het geding voortgezet op naam van de oorspronkelijke (overleden) partij. Alle (proces)handelingen verricht nadat de schorsing is ingetreden, zijn van rechtswege nietig (artikel 225 lid 3 Rv). Voor een geslaagd beroep op de nietigheid is vereist dat de partij die de nietigheid inroept gemotiveerd stelt dat hij is benadeeld doordat de procedure niet is stilgelegd. Aan de schorsing van het geding kan een einde worden gemaakt door hervatting. Hervatting kan op grond van artikel 227 Rv zowel bij exploot als bij akte op de rol plaatsvinden. Na hervatting wordt voortgeprocedeerd in de stand waarin het geding zich bij de schorsing bevond (lid 1 aanhef), met dien verstande dat degene die de hervatting heeft aangezegd als (opvolgende) partij wordt aangemerkt.
5.11.1.
Processuele gevolgen overlijden oorspronkelijke eiser 3
5.11.1.1 De oorspronkelijke eiser 3 in deze procedure, [eiser 3] (hierna: [eiser 3] ), is op [datum 1] overleden. Bij conclusie van antwoord in het incident van 10 november 2021 hebben eisers verzocht om gelijktijdige schorsing en hervatting van het geding en daarbij medegedeeld dat [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als enig erfgenaam van [eiser 3] hem in deze procedure als partij zal opvolgen.
5.11.1.2 Anders dan eisers stellen, hebben Norsk Hydro c.s. ter zitting van 24 juni 2022 niet ingestemd met gelijktijdige schorsing en hervatting van het geding naar aanleiding van het overlijden van [eiser 3] ; dat blijkt ook niet uit het proces-verbaal van die zitting. Daaruit blijkt slechts dat de door eisers verzochte gelijktijdige schorsing en hervatting van het geding in verband met het overlijden van [eiser 3] op de zitting aan de orde is geweest en dat Norsk Hydro c.s. zich hun rechten op dat punt hebben voorbehouden. Uit dit proces-verbaal blijkt ook niet dat de rechtbank hervatting van het geding (door [naam 1] als opvolgende partij) heeft vastgesteld.
5.11.1.3 Tijdens de mondelinge behandeling in incident van 24 juni 2022 trokken Norsk Hydro c.s. in twijfel of [eiser 3] is overleden en wie zijn erfgena(a)me(n) is/zijn. In de conclusie van antwoord betwisten Norsk Hydro c.s. dat [naam 1] (enig) erfgename is van [eiser 3] en dat zij op die grond procesbevoegd is, althans bevoegd is [eiser 3] in deze procedure als partij op te volgen.
5.11.1.4 In reactie daarop stellen eisers dat [naam 1] en [eiser 3] ten tijde van het overlijden van [eiser 3] een ‘
common law marriage’, een met een geregistreerd partnerschap vergelijkbare relatie, met elkaar hadden en dat op grond van Braziliaans erfrecht de langst levende partner als (enig) erfopvolger kwalificeert. [eiser 3] en [naam 1] hebben volgens eisers sinds oktober 1995 tot [eiser 3] ’ overlijden in 2021 samengeleefd. Eerdere huwelijken van [eiser 3] en [naam 1] zijn formeel in 2012 respectievelijk 2014 geëindigd. Aldus heeft [naam 1] volgens eisers een materieel procesbelang en is zij, als enige, bevoegd [eiser 3] op te volgen als partij in deze procedure. Ter onderbouwing verwijzen eisers naar een opinie van [naam 2] (productie 51 van eisers).
5.11.1.5 Bij antwoordakte betwisten Norsk Hydro c.s. dat sprake is van rechtsopvolging in de zin van artikel 225 Rv en dat [naam 1] (enig) erfopvolger van [eiser 3] is, zodat de procedure niet op grond van artikel 227 Rv is hervat en ook niet kan worden hervat. Zij doen tevens een beroep op de nietigheid van alle proceshandelingen verricht door of namens [eiser 3] sinds de schorsing van het geding.
5.11.1.6 Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat [naam 1] als (enig) erfgenaam van [eiser 3] heeft te gelden. De stelling van eisers dat [eiser 3] en [naam 1] ten tijde van het overlijden van [eiser 3] een
‘common law marriage’met elkaar hadden, is onvoldoende onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. De rechtbank stelt vast dat eisers geen document met betrekking tot het gestelde ‘
common-law marriage’ in het geding hebben gebracht, wat gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Norsk Hydro c.s. wel op hun weg had gelegen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet voor de hand ligt om aan te nemen dat twee mensen die tot 2012 of 2014 elk met iemand anders waren getrouwd, vanaf 1995 een
‘common law marriage’met elkaar kunnen hebben gehad, met de gestelde rechtsgevolgen. Dat komt er immers op neer dat naar Braziliaans recht een met polygamie vergelijkbare situatie rechtens erkend zou worden. De opinie van [naam 2] gaat niet op dat punt in. Om die reden is vooralsnog niet komen vast te staan dat er ten tijde van het overlijden van [eiser 3] een
‘common law marriage’tussen [eiser 3] en [naam 1] bestond, dat [naam 1] op die grond erfopvolger van [eiser 3] is en aldus bevoegd is [eiser 3] in deze procedure als partij op te volgen. Daarmee oordeelt de rechtbank niet over de persoonlijke, emotionele band waarop [naam 1] zich beroept, dit oordeel gaat louter om de formele juridische positie als erfgenaam. Dit heeft tot gevolg dat, hoewel het geding ten aanzien van eiser 3 rechtsgeldig is geschorst, dit (nog) niet hervat kan worden, dat de namens eiser 3 na de schorsing verrichte proceshandelingen nietig zijn en dat (nu) geen verdere beslissingen ten aanzien van deze eiser kunnen worden genomen.
5.11.2.
Processuele gevolgen overlijden oorspronkelijke eiseres 4
5.11.2.1 De oorspronkelijke eiseres 4 in deze procedure, [eiser 4] (hierna: [eiser 4] ), is op [datum 2] overleden. Bij akte van 15 november 2023 hebben eisers het overlijden van [eiser 4] als grond voor schorsing van het geding aangezegd. Daarbij is toegelicht dat [eiser 4] ten tijde van haar overlijden was gehuwd met [naam 3] (hierna: [naam 3] ), dat [naam 3] (de advocaten van) de overige eisers heeft geïnstrueerd de procedure voor hem als vertegenwoordiger van de erfgenamen voort te zetten en dat hij na ontvangst van de schriftelijke instemming van de vijf kinderen van [eiser 4] zal verzoeken het geding te hervatten.
5.11.2.2 Norsk Hydro c.s. betwisten dat is voldaan aan de vereisten voor rechtsopvolging zoals bedoeld in artikel 225 Rv, zodat hervatting zoals bedoeld in artikel 227 Rv niet mogelijk is. Zij doen tevens een beroep op de nietigheid van alle proceshandelingen verricht door of namens [eiser 4] sinds de schorsing van het geding.
5.11.2.3 In reactie daarop hebben (de advocaten van) eisers laten weten dat zij ondertekende verklaringen van alle erfgenamen van [eiser 4] ( [naam 3] en haar vijf kinderen), medeondertekend door een Braziliaanse advocaat, hebben ontvangen, waaruit volgt dat [naam 3] het geding als vertegenwoordiger van de gezamenlijke erfgenamen kan voortzetten. [naam 3] heeft vervolgens bij akte verklaard het geschorste geding op grond van artikel 227 lid 1, aanhef en onder b Rv te willen hervatten.
5.11.2.4 In reactie daarop betwisten Norsk Hydro c.s. dat sprake is van bevoegdelijk gegeven instructies (door [naam 3] aan de advocaten van eisers), rechtsgeldige vertegenwoordiging (van alle beweerdelijke erfgenamen door [naam 3] ) en dat aan de (andere) vereisten voor hervatting van het geding is voldaan.
5.11.2.5 Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat [naam 3] als erfgenaam van [eiser 4] heeft te gelden. De stelling van eisers dat [eiser 4] en [naam 3] ten tijde van het overlijden van [eiser 4] met elkaar gehuwd waren, is onvoldoende onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. Hetzelfde geldt voor de stelling van eisers dat [eiser 4] vijf kinderen heeft die mede-erfgenaam van [naam 3] zijn en dat [eiser 4] bevoegd is de gezamenlijke erfgenamen te vertegenwoordigen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eisers geen documenten met betrekking tot het gestelde huwelijk tussen [eiser 4] en [naam 3] , het bestaan van kinderen van [eiser 4] en de eventuele instructie- en vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 3] in het geding hebben gebracht. Dit had, gelet op de gemotiveerde betwistingen van Norsk Hydro c.s. ter zake, wel op hun weg gelegen en het bestaan van zulke documenten is zeer aannemelijk. Om die reden is vooralsnog niet komen vast te staan dat er ten tijde van het overlijden van [eiser 4] een huwelijk tussen haar en [naam 3] bestond waaruit vijf kinderen zijn geboren en dat [naam 3] en deze kinderen erfopvolgers van [eiser 4] zijn. Ook hier geldt dat de rechtbank louter oordeelt over de formele juridische positie als erfgena(a)m(en). Dit heeft tot gevolg dat, hoewel het geding rechtsgeldig is geschorst, dit (nog) niet hervat kan worden, dat de namens eiseres 4 na de schorsing verrichte proceshandelingen nietig zijn en dat (nu) nu geen verdere beslissingen ten aanzien van deze eiseres kunnen worden genomen.
Procesbevoegdheid en ontvankelijkheid van [eiseres 1]
5.12.
Norsk Hydro c.s. vorderen niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres 1] in haar vorderingen. Zij voeren daartoe aan dat [eiseres 1] niet bevoegd is om haar leden in deze procedure te vertegenwoordigen. Subsidiair wordt aangevoerd dat [eiseres 1] met de wijze waarop zij in deze procedure de belangen van haar leden stelt te behartigen de waarborgen uit het collectieve actierecht omzeilt en aldus misbruik van haar (proces)bevoegdheid maakt.
5.13.
Eisers betwisten dat wat betreft [eiseres 1] sprake is van een verkapte collectieve actie. [eiseres 1] is als vereniging bevoegd de onderhavige vorderingen in te stellen op de wijze zoals zij gedaan heeft.
5.14.
De vraag of de voorliggende vorderingen door [eiseres 1] geldend kunnen worden gemaakt op de wijze zoals zij gedaan heeft, is naar Nederlands internationaal privaatrecht een vraag van procesrecht, waarop de
lex fori, dus Nederlands procesrecht, van toepassing is (bijvoorbeeld gerechtshof Den Haag 18 december 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3588). Of [eiseres 1] als niet Nederlandse vereniging procesbevoegdheid heeft, moet naar het incorporatierecht, dus Braziliaans recht, worden beoordeeld.
5.15.
Op grond van artikel 44 van het Braziliaanse Burgerlijk Wetboek heeft [eiseres 1] – als vereniging – rechtspersoonlijkheid, vergelijkbaar met verenigingen in Nederland die bij notariële akte zijn opgericht. Volgens Braziliaans recht zijn verenigingen bevoegd om juridische procedures te voeren (artikel 5, XXI van de Braziliaanse Grondwet).
5.16.
Los van deze generieke bevoegdheid volgens Braziliaans recht, is [eiseres 1] op grond van haar statuten bevoegd om zelfstandig procedures te initiëren. De Engelse vertaling van artikel 4 van die statuten (productie 3 bij dagvaarding), waarvan de juistheid niet betwist is, luidt als volgt:
“ [eiseres 1] has as its institutional purpose and social objectives the defence of diffuse, collective, homogeneous individual rights and interests, as well as, in a multiple or individual way, through collective actions provided for in specific federal laws and in the Constitution of the Republic, for an element or group that is part of the traditional, quilombos, riverside, indigenous, urban or rural populations, peoples and communities, from areas suffering from socio-environmental impacts, or at risk of suffering them; affected people, or people at risk of being affected by works, projects installed or to be installed, even in other municipalities outside its area of coverage, but with verified effects in their respective areas; that are threatened to suffer damage as a result of human activities, by private companies or individuals, or by natural events or phenomena, by action or omission of the Government or by delegated agents, occurring or having their effects in any of the municipalities of the State of Pará.
§1. — It also has as its purpose and objective:
I - the defence of the rights and interests of the same individuals and populations occupying areas on which the Government foresees the creation of Conservation Units, urban expansion, the creation of neighbourhoods, housing complexes, relocations, as well as any persons directly or indirectly affected by the construction of these human gatherings, as besiegers, occupiers, squatters, and surrounding farmers;
II – to claim the rights to:
a.
a)a sound and balanced environment;
b)historic, artistic, cultural and landscape heritage;
c)forms of cultural manifestation, through linguistic, aesthetic and traditional practices;
d)socioenvironmental rights and the repair of the ecological balance in areas of residence and occupation, traditional or not;
e)the recognition of quilombola areas, creation of extractive reserves (RESEX) or settlement projects (PEAS);
f)traditional knowledge associated with genetic heritage and biodiversity;
g)economic exploitation of finished product or reproductive material arising from access to genetic heritage or traditional knowledge associated with biodiversity;
h)a fair and equitable sharing of the benefits derived from the economic exploitation of finished product or reproductive material arising from access to the genetic heritage or associated traditional knowledge;
i.
i)regularization and installation of infrastructure of inhabited areas in the process of urban or rural consolidation;
j)citizenship through the honest, equitable application of public resources, goods and services, combating deviations and improprieties;
k)of its members as consumers of private companies or concessionaires of services granted, permitted or authorized, whether public or private companies causing the damage or violation.
III - the creation of Conservation Units (CU) provided for in Federal Law No. 985/2000.
§2. – For the purposes of this Statute, the expression 'works' shall apply to buildings or any construction or engineering work, mineral exploration, construction material, submerged forests or not, and any form of natural resource management, such as forestry, water or minerals, underground, in watercourses or in the soil.
§3. — [eiseres 1] also intends, through judicial or extrajudicial action, to strive for a sustainable development, for the defence of socioenvironmental relations and conservation of the environment, seeking:
I - the conservation of genetic diversity of species and the functions and structure of ecosystems;
II - the sustainable use of natural resources, to promote economic and social development;
III - reduction of pollution and waste of resources;
IV - interaction with other entities with similar interests;
V - the awareness of the population about the need to conserve nature, holding the Government responsible, especially regarding Environmental Education;
VI - the encouragement, recognition and appreciation of initiatives aimed at sustainable development;
VII - promoting environmental education activities and strengthening the institutional capacity of non-governmental organizations to enable the society to sustainably manage natural resources on which life is based;
VIII - the development of research activities and projects, which support private or governmental initiatives for the conservation of nature;
IX - technological research or development performed on traditional knowledge associated with genetic heritage that enables or facilitates access to genetic heritage, even if obtained from secondary sources such as fairs, publications, inventories, films, scientific articles, registers and other forms of systematization and record of related traditional knowledge;
X - research – experimental or theoretical activity performed on the genetic patrimony or related traditional knowledge, with the objective of producing new knowledge, through a systematic process of knowledge construction that generates and tests hypotheses and theories, describes and interprets the foundations of phenomena and observable facts, and may, therefore, apply to the competent authorities to transfer a sample of genetic patrimony to an institution located outside the country for the purpose of access, in which responsibility for the sample is transferred to the recipient;
XI - the recognition of rights over the associated traditional knowledge, as information or practice of indigenous population, traditional community or traditional farmer on the properties or direct or indirect uses associated with genetic heritage, even if of non-identifiable origin, but whose use is linked to, at least one indigenous population, traditional community or traditional farmer.
§4. – When the law or normative act of the Government is against its principles and damages or interferes with the achievement of the objectives of [eiseres 1] , the Board of Directors, by decision of a simple majority of its members, and after consulting the Legal Counsel through a binding opinion, may argue by means of an appropriate judicial action such unconstitutionality.
§5. – In order to fulfil its aforementioned statutory objectives, [eiseres 1] may:
I - produce, publish, edit, distribute and divulge books, magazines, videos, films, photos, tapes, social networks or optical works, miscellaneous materials, exhibitions and broadcasting radio or television programs;
II - make recording, editing and dissemination of images, music and related activities to its statutory objectives;
III - document, by all means, its various activities, as well as the facts and situations that relate to its statutory objectives;
IV - distribute and sell products and materials of the entity itself or third parties;
V - manage, hire and terminate staff;
VI - sign contracts and agreements and/or associate with other persons, individual or legal entities, public or private, national, foreign or international;
VII - license and sublicense the trademarks and symbols of which it is a holder and/or licensee;
VIII - use financial resources of donors for its maintenance, collecting them from individual or legal entities, members or non-members;
IX - propose constitutional or legally prescribed actions and common, typical or atypical actions, as well as to take extrajudicial measures, before all organs/bodies of the direct and indirect public administration, autarchic, foundational, or national and multinational private enterprise, be it at the municipal level, state, federal and international; and
X - use a reasonable percentage of resources obtained, even if through legal action, for mutual activities, even if the beneficiary is potentially unable to provide future reciprocity.
§6. – [eiseres 1] will act especially in the defence of the possession and the fixation of communities in places they traditionally occupied, seeking the recognition of the possession or of stable occupation, by acts of the Government, or by means of judicial actions, or contesting possessory actions filed by possessors or owners holding titles considered to be of contestable origin or even against the Government, and should concentrate efforts in the areas of Baixo Tocantins, especially in the Municipalities of Barcarena and Abaetetuba, without prejudice to others in which local communities request membership in order to be protected by means of a legal assistance.”
5.17.
Naast de wettelijke en statutaire bevoegdheid om procedures te initiëren is tijdens de algemene ledenvergadering op 9 april 2019 door de aanwezige leden besloten dat [eiseres 1] zelfstandig bevoegd is om procedures te starten tegen private partijen die schade hebben veroorzaakt (productie 4 bij dagvaarding). Gesteld noch gebleken is dat Norsk Hydro c.s. de ongeldigheid van dit besluit op enig moment hebben ingeroepen voor een rechter die bevoegd is om daarover te oordelen.
5.18.
Gelet op het voorgaande en de toelichting van [eiseres 1] op de zitting kan de proceshouding van [eiseres 1] in de onderhavige procedure niet anders worden begrepen dan dat het haar voor ogen heeft gestaan om als zelfstandige procespartij in eigen naam vorderingen in te stellen ter realisering van haar eigen statutaire doelstellingen. De voorliggende vorderingen passen binnen de hiervoor weergegeven statutaire doelstellingen van [eiseres 1] en strekken ook ter bevordering van die doelstellingen. Dit betekent dat [eiseres 1] geen vorderingen heeft ingesteld waarbij individuele omstandigheden van haar leden of anderen die behoren tot haar statutaire doelgroep een rol spelen. Anders dan Norsk Hydro c.s. betogen, hoeven de leden van [eiseres 1] in deze procedure dan ook niet bij naam te worden genoemd en kunnen de stellingen over het al dan niet bevoegd zijn om bepaalde, specifieke leden te vertegenwoordigen onbesproken blijven.
5.19.
Op grond van artikel 3:303 BW komt zonder voldoende, eigen belang niemand een rechtsvordering toe. Een eisende partij, en dus ook [eiseres 1] , moet een voldoende, rechtstreeks belang bij de ingestelde vorderingen hebben. In het algemeen mag van het bestaan van een voldoende belang worden uitgegaan. Procesbelang is aanwezig als, kort gezegd, toewijzing van de vorderingen voor de eisende partij enig verschil maakt.
5.20.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres 1] een voldoende, eigen belang in de zin van artikel 3:303 BW bij deze procedure en de ingestelde vorderingen. Als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [eiseres 1] een Braziliaanse vereniging is die is opgericht in 2015 en opkomt voor de belangen van de inheemse bevolking van Brazilië, waaronder de
Quilombolas. Dat doet zij niet alleen in verband met de beweerdelijk door Alunorte en Albras veroorzaakte milieuschade, maar ook ten aanzien van andere aangelegenheden die de belangen van de achterban raken, zoals de nadelige gevolgen die veel inheemse mensen naar gesteld ondervinden van de industrie in het algemeen. Een toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht kan voor [eiseres 1] van belang zijn in eventuele opvolgende procedures (bijvoorbeeld in Brazilië), in die zin dat deze als uitgangspunt kan worden benut bij eventuele latere schadevergoedingsacties of onderhandelingen.
5.21.
Vast staat dat [eiseres 1] geen collectieve procedure in de zin van artikel 3:305a BW voert en dus formeel geen collectieve actie heeft ingesteld. Het gevolg hiervan is dat de in artikel 3:305a BW gestelde eisen voor belangenorganisaties (waaronder een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer) in beginsel niet van toepassing zijn. Dit zou anders kunnen zijn als, zoals Norsk Hydro c.s. betogen, sprake is van misbruik van recht omdat de vorderingen van [eiseres 1] materieel wel neerkomen op een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW.
5.22.
Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de stelling van Norsk Hydro c.s. dat de vorderingen van [eiseres 1] materieel neerkomen op een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van misbruik van recht. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat artikel 6 EVRM meebrengt dat (de wijze van) het instellen van een rechtsvordering niet snel misbruik van recht zal opleveren en dat [eiseres 1] in dit geval een daadwerkelijk, concreet belang (in de zin van artikel 3:303 BW) bij haar vorderingen heeft. Dat zij wellicht dat belang ook had kunnen dienen door het instellen van een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW, maakt het bewandelen van de door haar gekozen weg nog geen misbruik van recht.
5.23.
De jurisprudentie waarnaar Norsk Hydro c.s. in dit verband verwijzen, is hier niet toepasbaar. In de Trafigurazaak ging het (anders dan in deze procedure) om een Nederlandse stichting, die (anders dan [eiseres 1] ) wél een beroep op artikel 3:305a BW (oud) deed. Bij de Loterijverlies-zaak ging het eveneens (oorspronkelijk) om een Nederlandse stichting die op grond van artikel 3:305a BW procedeerde. Toen de bestuurder van de stichting door de rechter vanwege malversaties aan de kant was gezet, probeerde hij hetzelfde te bereiken via een B.V. Vergelijkbare feiten doen zich hier niet voor.
5.24.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat [eiseres 1] procesbevoegd is en ontvankelijk is in haar vorderingen.
Verjaring
5.25.
Norsk Hydro c.s. hebben betoogd dat de vorderingen van eisers zijn verjaard, ongeacht of het verjaringsverweer wordt beoordeeld naar Braziliaans, Noors of Nederlands recht. Volgens Norsk Hydro c.s. volgt uit elk van deze rechtstelsels dat de door eisers ingestelde rechtsvorderingen zijn verjaard, omdat eisers op een zodanig moment wetenschap hadden, hadden moeten hebben of geacht moeten worden te hebben gehad, dat de geldende verjaringstermijnen verstreken zijn. Zij hebben in dit kader verwezen naar de door hen in het geding gebrachte schriftelijke opinies van (i) [naam 4] , hoogleraar Internationaal Privaatrecht en Internationaal Vervoerrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, (ii) [naam 5] , hoogleraar Privaatrecht aan de Universiteit van Rio de Janeiro, (iii) [naam 6] , hoogleraar Braziliaans vennootschaps- en effectenrecht aan de Pontíficia Universidade Católica do Rio de Janeiro, (iv) [naam 7] , hoogleraar Braziliaans vennootschapsrecht aan de Fundaçao Getúlio Vargas, (v) [naam 8] , hoogleraar Noors privaat- en vennootschapsrecht aan de universiteit van Bergen en de Norges Handelshoyskole (Norwegian School of Economics) en (vi) advocaten van het Braziliaanse kantoor Mattos Filho.
5.26.
Eisers hebben het verjaringsverweer van Norsk Hydro c.s. gemotiveerd weersproken en hebben zich in dat kader beroepen op de door hen in het geding gebrachte schriftelijke opinie van [naam 2] (productie 49 van eisers).
5.27.
Vooropgesteld wordt dat het in deze procedure gaat om civielrechtelijke aansprakelijkheid van Norsk Hydro c.s. vanwege (kort gezegd) milieu-gerelateerde, volgens eisers onrechtmatige gedragingen van twee Braziliaanse vennootschappen van de Hydro-groep. De vorderingen van eisers zien op aansprakelijkheid van de
indirect polluter(s)voor milieuschade. Dat is een vorm van buitencontractuele aansprakelijkheid, gegrond op schending van een zorgplicht. Het betoog van Norsk Hydro c.s. dat bepaalde Norsk Hydro-entiteiten slechts door eisers zijn aangesproken in hun vennootschapsrechtelijke hoedanigheid van aandeelhouder faalt dan ook. Aansprakelijkheid van de
indirect polluteris geen vorm van afgeleide aansprakelijkheid of doorbraak van aansprakelijkheid in een vennootschapsrechtelijk verband, maar een grondslag voor zelfstandige aansprakelijkheid van (mede)verantwoordelijken voor milieuschade. Deze aansprakelijkheid hangt niet af van de kwalificatie van aandeelhouder, maar van het al dan niet bestaan van een eigen (indirecte) verantwoordelijkheid voor een activiteit die leidt tot aantasting van het milieu.
5.28.
Op vormen van buitencontractuele aansprakelijkheid zoals de onderhavige zijn de Wet conflictrecht onrechtmatige daad (tot 2012) en (sinds 2012) Rome II (Verordening (EG) nr. 864/2007) van toepassing. Toepassing van de WCOD en (artikel 4 en 7) Rome II leidt tot eenzelfde conclusie: nu zowel de gestelde schade als de naar wordt gesteld schadeveroorzakende gebeurtenissen zich hebben voorgedaan in Brazilië, is jegens alle gedaagden Braziliaans recht van toepassing op de vorderingen.
5.29.
Het leerstuk van verjaring wordt beheerst door het recht dat op de vordering van toepassing is, in dit geval dus Braziliaans recht. De rechtbank zal het verjaringsverweer dan ook naar Braziliaans (materieel) recht beoordelen, ook waar het betreft de bewijslastverdeling. Dit betreft een materieel aspect van het bewijsrecht dat naar het oordeel van de rechtbank is onderworpen aan de
lex causae, het Braziliaanse recht.
5.30.
De rechtbank heeft de inhoud van de door partijen overgelegde opinies (genoemd in 5.25 en 5.26 hiervoor) bij haar beoordeling betrokken. Met betrekking tot geen van de auteurs van de opinies over het Braziliaans recht (hierna: de deskundigen) bestaat reden om te twijfelen aan diens deskundigheid op het gebied van het Braziliaans civiele recht in het algemeen en het leerstuk van de verjaring in het bijzonder. Het feit dat de deskundigen het op belangrijke punten (deels) fundamenteel oneens lijken te zijn, maakt dit niet anders; de interpretatie van het recht is immers geen exacte wetenschap in die zin dat er op voorhand maar één juiste uitkomst mogelijk is. De rechtbank acht zich met deze opinies en de door partijen aangehaalde jurisprudentie en overige bronnen voldoende voorgelicht over de inhoud van het relevante Braziliaanse recht.
5.31.
Bij de beoordeling van het verjaringsverweer stelt de rechtbank vast dat partijen het erover eens zijn dat de duur van de verjaringstermijn naar Braziliaans recht in het algemeen 3 jaren bedraagt en dat deze termijn in beginsel aanvangt op het moment dat het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan of het moment dat een beweerdelijk benadeelde partij op de hoogte is van de schade, de oorzaak daarvan en de daarvoor verantwoordelijke(n). Naar Braziliaans recht geldt dat wetenschap bij de gelaedeerde door degene die zich beroept op verjaring, dus Norsk Hydro c.s., moet worden aangetoond. Op grond van Braziliaanse regelgeving en rechtspraak geldt bij vorderingen tot vergoeding van milieuschade in beginsel een verjaringstermijn van 5 jaren, die begint te lopen wanneer de schadetoebrengende handelingen zijn geëindigd en de schade ongedaan is gemaakt. In geval van een voortdurende handeling begint de verjaringstermijn pas te lopen wanneer het schadetoebrengende handelen is geëindigd en de schade van alle schadetoebrengende handelingen ongedaan is gemaakt. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of en zo ja, wanneer de verjaringstermijn in dit geval is aangevangen.
5.32.
Norsk Hydro c.s. stellen dat de door eisers gestelde gebeurtenissen geen voortdurende schadetoebrengende feiten zijn, maar enkelvoudige gebeurtenissen die zich zouden hebben afgespeeld bij verschillende vennootschappen. Onvoldoende is dat er volgens eisers sprake is van voortdurende gevolgen. Het aanvangsmoment van de verjaringstermijn wijkt hierom naar Braziliaans recht niet af van de hoofdregel, aldus Norsk Hydro c.s.
5.33.
Norsk Hydro c.s. voeren in dit verband het volgende aan. Volgens Braziliaans recht begint de verjaringstermijn te lopen wanneer de schending van het recht zich voordoet en de eiser daarvan wetenschap heeft. Niet de subjectieve kennis van een eiser van de elementen van de vordering is relevant, maar het tijdstip waarop die eiser, gelet op alle omstandigheden van het geval, kennis had kunnen hebben van de geleden schade en van de identiteit van de veroorzaker van die schade. Eisers waren al vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw bekend met de aanwezigheid van Alunorte en Albras. Daarnaast waren eisers al vanaf 2002 (gebeurtenis i; zie hiervoor onder 4.2.2) respectievelijk februari 2011 bekend met het (indirect) aandeelhouderschap van Norsk Hydro c.s. Alle gestelde gebeurtenissen, indien en voor zover die hebben plaatsgevonden, zijn destijds direct gemeld bij de relevante toezichthouders en zo bezien ook (publiekelijk) bekend. Ook in de lokale pers is ruim aandacht besteed aan de gestelde gebeurtenissen. Met al deze objectieve aanknopingspunten waarop eisers de beweerde onrechtmatige handelingen van Alunorte en Albras baseren, waren eisers in januari 2015, maar in werkelijkheid al eerder, bekend. Eerst op 5 februari 2021 zijn de dagvaardingen aan Norsk Hydro c.s. betekend. Indien en voor zover stuiting rechtsgeldig heeft plaatsgevonden door middel van de brief van 3 december 2020, geldt dat het deel van de vorderingen dat gegrond is op de gebeurtenissen die beweerdelijk vóór 3 december 2017 plaatsvonden verjaard is (gebeurtenissen i t/m viii).
5.34.
Eisers betwisten dat sprake is van enkelvoudige gebeurtenissen. Zij stellen dat sprake is van voortdurende schadetoebrengende feiten en voeren in dit verband het volgende aan. Alunorte en Albras exploiteren sinds de jaren ’80 een aluminiumoxideraffinaderij middenin het kwetsbare Amazonegebied in Brazilië. Op de plaats waar de activiteiten van Alunorte en Albras plaatsvinden en in de directe omgeving daarvan woonden voorheen circa 450 families uit traditionele, inheemse gemeenschappen: de
Quilombolaen hun afstammelingen. De Quilombola zijn voor hun levensonderhoud van oudsher sterk afhankelijk van de natuur (kleinschalige landbouw en ambachtelijke visserij). Voor hun drinkwater zijn zij aangewezen op rivieren, kreken en waterputten. De Braziliaanse overheid heeft aan de activiteiten van Alunorte en Albras de voorwaarde verbonden dat er een ecologisch reservaat zou worden aangelegd dat diende als compensatie voor de schade die zou worden toegebracht aan het milieu en als ‘buffer’ tegen industriële vervuiling. Deze door de Braziliaanse overheid gestelde voorwaarde strekt er mede toe de lokale bevolking te beschermen zodat zij in haar levensonderhoud kan blijven voorzien. Alunorte en Albras hebben zich volgens eisers niet aan deze voorwaarde gehouden. Middenin het beschermde gebied heeft Alunorte onder meer twee reservoirs gebouwd om residuen van de aluminiumproductie op te slaan. Deze reservoirs hebben milieuschade veroorzaakt, zoals aantasting van het bos en waterverontreiniging. Door deze opslag is de lokale gemeenschap blootgesteld aan giftige residuen van de verwerking van aluminium. Deze blootstelling heeft geleid tot allerlei gezondheidsproblemen, waaronder kanker, Alzheimer en huidziekten. Barcarena en de omliggende gebieden zijn de afgelopen twintig jaar herhaaldelijk geconfronteerd met milieuschade als gevolg van de activiteiten van Alunorte en Albras. Een aantal van deze incidenten is door de Braziliaanse overheid gedocumenteerd en door eisers vermeld in de dagvaarding, maar deze incidenten zijn bedoeld als voorbeelden en niet als uitputtende opsomming van volgens hen onrechtmatige gedragingen. Eisers gaan ervan uit dat dit slechts het topje van de ijsberg is en dat er in werkelijkheid veel meer incidenten zijn geweest, die niet door de overheid zijn opgemerkt. In de periode 2009-2018 zijn door Braziliaanse (federale) toezichthouders diverse boetes voor milieurechtelijke inbreuken opgelegd aan Alunorte, onder meer voor het lekken van afval in de rivieren, watervervuiling en het dumpen van afval zonder de vereiste vergunning.
5.35.
De stellingen van eisers met betrekking tot de vermeende schadetoebrengende handelingen zien naar het oordeel van de rechtbank wat betreft de gebeurtenissen ii tot en met iv en vi tot en met ix (zie hiervoor onder 4.2.2) op een stelselmatige, voortdurende overtreding van de Braziliaanse milieuwetgeving. De aard van de gedragingen is volgens eisers zodanig dat sprake is van voortdurende schadetoebrengende feiten, althans van één voortdurende onrechtmatige gedraging, inherent aan de aluminiumwinning in het gebied, met doorlopende en langdurige schadelijke effecten. Dit betekent dat naar Braziliaans recht de verjaringstermijn pas begint te lopen wanneer het schadetoebrengende handelen is geëindigd én de schade van de voortdurende onrechtmatige gedragingen ongedaan is gemaakt. Nu als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vaststaat dat de schade als gevolg van deze naar gesteld voortdurende onrechtmatige gedragingen nog niet ongedaan is gemaakt, is de verjaringstermijn ten aanzien van deze voortdurende gedragingen naar het oordeel van de rechtbank nog niet aangevangen. Van verjaring van het deel van de vorderingen dat gegrond is op deze gebeurtenissen en in meer algemene zin op de continue aanwezigheid van vervuilende reservoirs in het leefgebied van de Quilombolas is dan ook geen sprake.
5.36.
Gebeurtenis i (2002) en v (2004) zien niet op (de gevolgen van het laten bestaan van) een voortdurende bron van (de) schadelijke stoffen verband houdend met de mijnbouw en/of aluminiumproductie. Ook uit de beschrijving van eisers blijkt dat dit eenmalige incidenten waren, die niet inherent zijn aan de aluminiumwinning in het gebied. Cokes en roetdeeltjes kunnen zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet gelijkgesteld worden met giftige residuen van de verwerking van aluminium. Ook als de brief van 3 december 2020 een stuitingshandeling is, geldt dat de vorderingen zijn verjaard voor zover zij zijn gegrond op gebeurtenis i en v, omdat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden vóór 3 december 2017/2015. In zoverre slaagt het beroep op verjaring. Over andere, tijdige, stuitingshandelingen hebben eisers niets gesteld. Op de eventuele consequenties van dit oordeel zal de rechtbank, zo nodig, na de inhoudelijke behandeling (zie 5.39 hierna) terugkomen.
Schadestaatprocedure
5.37.
[eiseres 1] vordert geen schadevergoeding en ook geen verwijzing naar de schadestaatprocedure. Alleen eisers 2 en 5 t/m 10 (hierna: de individuele eisers) vorderen verwijzing naar de schadestaatprocedure. De beoordeling van een verzoek om verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft een procesrechtelijk karakter. Op grond van artikel 10:3 BW is op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter de
lex fori, en dus Nederlands recht (als het recht van de staat van de aangezochte rechter die bevoegd is om van de zaak kennis te nemen) van toepassing. Derhalve is ook artikel 612 Rv van toepassing. Voor zover binnen de schadestaat één of meer materiële geschilpunten beoordeeld moet(en) worden, wordt de vraag welk recht van toepassing is beantwoord op basis van de
lex causae. Dit betekent dat Braziliaans recht van toepassing is op beslispunten die zien op onder meer de bewijslastverdeling en de aard en omvang van de schade.
5.38.
Aan de beoordeling van de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure komt de rechtbank pas toe na de inhoudelijke beoordeling van de vordering tot het geven van een verklaring voor recht. Dat beginsel leidt hoogstens uitzondering als nu reeds duidelijk zou zijn dat zelfs de mogelijkheid van schade naar Braziliaans recht niet aannemelijk is. Daarvan is geen sprake.
Vervolg van de procedure
5.39.
De mondelinge behandeling was uitdrukkelijk beperkt tot de hiervoor behandelde onderwerpen, hoewel partijen in het schriftelijk debat al wel zijn ingegaan op de andere geschilpunten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding, zoals ter zitting voor een dergelijk geval reeds aangekondigd, een mondelinge behandeling te bepalen voor inhoudelijk debat tussen partijen en wel op 12 juli 2024 (van 9:30-17:00 uur). Van een partij die op deze datum absoluut verhinderd is, wordt verwacht dat zij dit onverwijld aan de rechtbank en de andere partijen meedeelt, waarna partijen uiterlijk binnen twee weken na heden hun verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de periode van september tot en met december 2024 kenbaar moeten maken. Bij gelegenheid van die mondelinge behandeling zal het inhoudelijke debat over de volle breedte gevoerd kunnen worden, waarbij partijen voor zover nodig ook kunnen ingaan op de eventuele gevolgen die de in dit vonnis genomen beslissingen voor hun standpunt(en) hebben. De rechtbank verzoekt partijen uiterlijk vijf werkdagen voor de zitting een zeer korte samenvatting van de hoofdpunten van hun betoog (maximaal 4 bladzijden) over te leggen.
5.40.
Een partij die zich tijdens de mondelinge behandeling op nieuwe stukken wil beroepen, moet kopieën daarvan uiterlijk vier weken voor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van de rechtbank en aan de wederpartijen sturen. Een reactie op die stukken dient uiterlijk twee weken voor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van de rechtbank en aan de wederpartijen gestuurd te worden.
5.41.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep tegen dit tussenvonnis open te stellen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat op 12 juli 2024 een mondelinge behandeling zal worden gehouden, met dien verstande dat een partij die dan absoluut verhinderd is, moet handelen zoals vermeld onder 5.39 hiervoor;
6.2.
een partij die zich tijdens de mondelinge behandeling op nieuwe stukken wil beroepen, moet kopieën daarvan uiterlijk
vier wekenvoor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van de rechtbank en aan de wederpartijen sturen. Een reactie op die stukken dient uiterlijk
twee wekenvoor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van de rechtbank en aan de wederpartijen gestuurd te worden;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. P.C. Santema en mr. B. van Velzen, rechters, in aanwezigheid van mr. M. Boot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.801/106/32/3194