Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 2 februari 2024, met bijlagen;
- de brief van D. van Drunen van 20 maart 2024.
2.De beoordeling
Artikel 7
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een executeur van een nalatenschap. De erflaatster had in haar testament haar zes kleinkinderen als erfgenamen benoemd. Echter, één kleindochter was onbereikbaar omdat er geen gegevens over haar bekend waren, zoals geboortedatum, geboorteplaats, achternaam of adres. De vader van deze kleindochter reageerde ook niet op verzoeken om informatie. De executeur vroeg de kantonrechter om duidelijkheid over het aantal erfgenamen dat zij moest aanhouden bij de afwikkeling van de nalatenschap, gezien de onbereikbaarheid van de kleindochter.
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. Volgens artikel 4:210 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de kantonrechter alleen bevoegd om aanwijzingen te geven aan vereffenaars, en niet aan executeurs. De executeur is verantwoordelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap conform de wet. De kantonrechter benadrukte dat het de taak van de executeur is om de nalatenschap te beheren en de erfgenamen op te sporen. Indien niet alle erfgenamen bekend zijn, moet de executeur de erfgenamen door middel van publicaties in dagbladen of andere middelen proberen te vinden. Als dat niet lukt, moet de executeur de rechtbank verzoeken om een onzijdig persoon te benoemen ter vertegenwoordiging van de onbereikbare erfgenaam.
De kantonrechter concludeerde dat het aan de executeur is om de nalatenschap te verdelen en het erfdeel van de onbereikbare erfgenaam aan de Staat af te staan. De beslissing van de kantonrechter bevestigt de verantwoordelijkheden van de executeur in het erfrecht en de grenzen van de bevoegdheid van de kantonrechter in dergelijke zaken.