Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 juli 2023, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig bestuurder van een vennootschap en het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP). VLEP had de voormalig bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbetaald gelaten pensioenpremies en een dwangbevel uitgevaardigd. De voormalig bestuurder, aangeduid als [eiser], kwam in verzet tegen dit dwangbevel, stellende dat VLEP niet voldoende had onderbouwd waarom hij hoofdelijk aansprakelijk zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat VLEP in haar aansprakelijkstelling niet had voldaan aan de vereisten van artikel 23 lid 8 van de Wet Bpf, omdat zij niet had toegelicht op welke gronden de aansprakelijkheid van de bestuurder berustte. Hierdoor werd het dwangbevel buiten effect gesteld.
In reconventie vorderde VLEP betaling van een bedrag van € 346.980,57 van [eiser], maar deze vordering werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet persoonlijk aansprakelijk was voor de onbetaalde pensioenpremies, omdat er een rechtsgeldige mededeling van betalingsonmacht was gedaan door de vennootschap. Bovendien was er onvoldoende bewijs voor kennelijk onbehoorlijk bestuur aan de zijde van [eiser]. De kantonrechter concludeerde dat VLEP in het ongelijk was gesteld en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten aan [eiser].