ECLI:NL:RBROT:2024:4955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/10/678153 / FA RK 24-3265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 30 april 2024, was gericht op het verkrijgen van een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een stoornis in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), maar oordeelt dat er geen zodanig ernstig nadeel is dat een zorgmachtiging noodzakelijk en proportioneel is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 zijn de betrokkene en zijn advocaat, mr. D. van den Broek, verschenen, evenals een psychiater en een verpleegkundige van Fivoor. De rechtbank heeft de medische verklaring en andere relevante documenten in overweging genomen. De psychiater heeft verklaard dat betrokkene bekend is met verslavingsproblematiek en psychoses, maar dat hij in het verleden goed functioneerde met ambulante behandeling en medicatie. De rechtbank concludeert dat betrokkene momenteel geen ernstig nadeel ondervindt dat een zorgmachtiging rechtvaardigt, en dat hij in staat is om zelfstandig te wonen, ook al verblijft hij tijdelijk op een camping.

De rechtbank wijst het verzoek van de officier af en stelt dat het beroep op wilsbekwaam verzet geen verdere bespreking behoeft. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.I. Kernkamp-Maathuis en schriftelijk uitgewerkt op 28 mei 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/678153 / FA RK 24-3265
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 mei 2024 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum], [geboorteplaats],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. D. van den Broek te Utrecht.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 30 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door M. Roggeveen, psychiater, van 19 april 2024;
  • de zorgkaart van 26 april 2024;
  • het zorgplan van 12 april 2024;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • het historisch overzicht, waarop geen eerder afgegeven machtigingen staan vermeld;
  • de relevante politie, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 1], psychiater, en [naam 2], verpleegkundige, beiden verbonden aan Fivoor.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank oordeelt, anders dan door de advocaat bepleit, dat sprake is van een stoornis in de zin van de Wvggz. Zowel uit de medische verklaring als uit de verklaring van de psychiater ter zitting volgt dat betrokkene bekend is met verslavingsproblematiek en optredende psychoses in het kader van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Ook lijdt betrokkene aan een psychotische kwetsbaarheid dan wel een autismespectrumstoornis hetgeen eveneens gekwalificeerd kan worden als een psychische stoornis.
2.2.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoorden is, of sprake is van zodanig ernstig nadeel dat het toewijzen van een zorgmachtiging noodzakelijk en proportioneel is. Met de advocaat is de rechtbank van oordeel dat daarvan geen sprake is en redengevend daarvoor is het volgende.
Uit de stukken en de verklaring van de psychiater ter zitting blijkt dat betrokkene begin 2023 door de reclassering is doorverwezen vanwege een voorwaardelijke veroordeling met een ambulante behandelverplichting. De afspraken in het kader van de ambulante behandeling kwam betrokkene goed na en in die periode is er geen reden gezien om een zorgmachtiging aan te vragen. Betrokkene is in die periode op zijn uitdrukkelijke verzoek ingesteld op ADHD-medicatie omdat hij daarmee in het verleden gedurende lange periode op alle fronten een stabiel leven heeft gehad met onder meer een eigen woning en werk. Betrokkene raakte op enig moment gedetineerd omdat hij zich niet aan alle afspraken van de voorwaardelijke veroordeling hield. In de aanloop naar zijn verblijf in detentie was er regelmatig sprake van achterdocht en daarom werd betrokkene in het kader van zijn detentie opgenomen in een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC). Daar werden vervolgens psychotische kenmerken waargenomen en werd gestart met antipsychotische depotmedicatie en de ADHD-medicatie gestopt. Op 6 april 2024 is betrokkene uit het PPC ontslagen en heeft hij zich vrijwillig gemeld voor voortzetting van de ambulante behandeling zonder dat sprake was van een strafrechtelijke titel. Sinds zijn ontslag is er geen depotmedicatie meer gegeven omdat betrokkene dat weigert. Wel is betrokkene meer drugs gaan gebruiken onder meer omdat hij niet meer wordt voorzien van ADHD-medicatie. De psychiater herkent de door het PPC beschreven vijandigheid/agressie naar anderen, maar alleen wanneer betrokkene onder druk wordt gezet of tot iets wordt gedwongen. De psychiater ziet op dit moment slechts risico op ernstig nadeel voor betrokkene zelf. Betrokkene woont namelijk momenteel in een tent op een camping en zijn sociaal-maatschappelijk leven is gestagneerd. Er zijn diverse pogingen ondernomen om betrokkene te plaatsen in een woongroep of andersoortige woning. Echter, vanwege het zeer autonome karakter en het gedrag van betrokkene is hij zeer moeilijk te plaatsen. Betrokkene is momenteel tevreden met zijn leven op de camping en hij doet zijn best om elders een woning te vinden. Hij heeft daarvoor inmiddels hulp ingeschakeld van de gemeente die hem ook toestaat om op het adres van de camping ingeschreven te staan. Van agressie naar anderen is geen sprake zolang betrokkene op een rustige en niet dwingende manier wordt benaderd. Hoewel de psychiater heeft gezien dat betrokkene positief heeft gereageerd op de antipsychotische medicatie die hem in het PPC in depotvorm is verstrekt, is het onder dwang toedienen hiervan op dit moment niet proportioneel gelet op de hiervoor geschetste problematiek welke volgens de psychiater niet met behulp van een zorgmachtiging is te verhelpen.
2.3.
Gelet op het voorgaande behoeft het beroep van de advocaat op wilsbekwaam verzet zoals omschreven in artikel 2:1 lid 6 Wvggz, geen bespreking en beoordeling meer.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 15 mei 2024 mondeling gegeven door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter, in tegenwoordigheid van A.M.M. Wassenberg, griffier, en op 28 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.