Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 30 april 2024, was gericht op het verkrijgen van een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een stoornis in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), maar oordeelt dat er geen zodanig ernstig nadeel is dat een zorgmachtiging noodzakelijk en proportioneel is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 zijn de betrokkene en zijn advocaat, mr. D. van den Broek, verschenen, evenals een psychiater en een verpleegkundige van Fivoor. De rechtbank heeft de medische verklaring en andere relevante documenten in overweging genomen. De psychiater heeft verklaard dat betrokkene bekend is met verslavingsproblematiek en psychoses, maar dat hij in het verleden goed functioneerde met ambulante behandeling en medicatie. De rechtbank concludeert dat betrokkene momenteel geen ernstig nadeel ondervindt dat een zorgmachtiging rechtvaardigt, en dat hij in staat is om zelfstandig te wonen, ook al verblijft hij tijdelijk op een camping.
De rechtbank wijst het verzoek van de officier af en stelt dat het beroep op wilsbekwaam verzet geen verdere bespreking behoeft. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.I. Kernkamp-Maathuis en schriftelijk uitgewerkt op 28 mei 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.