ECLI:NL:RBROT:2024:4948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
10/750089-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wegens overlijden van de verdachte in een strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die inmiddels was overleden. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft de rechtbank geïnformeerd over het overlijden van de verdachte en verzocht om niet-ontvankelijkheid in de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvervolging vervalt met het overlijden van de verdachte. Dit leidde tot de beslissing om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. De zaak betrof ernstige beschuldigingen, waaronder deelname aan een criminele organisatie en het bezit van vuurwapens en verdovende middelen. De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail besproken, maar gezien de omstandigheden was vervolging niet meer mogelijk. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de beslissing unaniem hebben genomen. De zaak illustreert de juridische gevolgen van het overlijden van een verdachte in het strafrecht en de daarmee samenhangende niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750089-21
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
overleden te [plaats] op [datum].
Raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft de rechtbank bericht dat de verdachte op
[datum] is overleden en heeft een akte van overlijden aan het dossier toegevoegd. Zij vordert dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
3.2.
Beoordeling
Ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt met het overlijden van de verdachte het recht tot strafvervolging. De officier van justitie dient aldus niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.

4.Bijlage

De onder 2. genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en L. Lobs-Tanzarella, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[zaak criminele organisatie]
hij,
in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend),
verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5],
die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
2.
[zaak Madhu]
hij,
in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 8 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 665 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer]) en/of
- geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- een loods geregeld en/of
- geregeld dat er (een) voertuig(en) beschikbaar was/waren om de verdovende middelen te vervoeren en/of
- ( vervolgens) deze verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer]), al dan niet in deze container en/of voertuig, met behulp van anderen met gebruikmaking van een (valse) pincode het haventerrein laten afvoeren/vervoeren;
3.
[zaak witwassen]
hij,
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
(een) voorwerp(en), te weten:
- een geldbedrag van 45.000 euro, althans een groot geldbedrag en/of
- een boot (merk Mastercraft, type X-45) en/of
- een boot (merk Sea Ray, type 230 Ov)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerpen onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
[zaak vuurwapen]
hij,
op of omstreeks 09 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
= een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten:
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Smith & Wesson M&P9, kaliber 9 mm,
en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk /type Heckler & Koch P30sk, kaliber 9 mm,
en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Walther PPS, kaliber 9 mm,
en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock Mod. 26 Gen 5, kaliber 9 mm,
en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock Mod. 26 Gen 4, kaliber 9 mm,
en/of bijbehorende munitie en/of patroonhouder(s) en/of overige onderdelen van (een) vuurwapen(s) vallende onder voornoemde categorie III onder 1,
en/of
= een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten: een alarmrevolver (merk/type Rohm Little Joe),
en/of
= een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten: een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3 van die wet, dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een wapen (namelijk op een wandelstok), van het kaliber.357,
voorhanden heeft gehad.