ECLI:NL:RBROT:2024:4914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
10/750157-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en invoer van grote hoeveelheden cocaïne met witwassen van luxe goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, medeplegen van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne en witwassen van luxe goederen. De verdachte is betrokken bij meerdere transporten van cocaïne, waarbij in totaal meer dan 1.500 kilogram is ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een coördinerende rol heeft gespeeld in de organisatie, waarbij hij contact heeft onderhouden met medeverdachten en andere betrokkenen. De verdachte heeft via de chatapplicatie Sky-ECC veelvuldig gecommuniceerd over de status van de transporten en de betrokken partijen. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op chatberichten die de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van cocaïne aantonen. Daarnaast is vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, aangezien hij luxe goederen in zijn bezit had waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750157-21
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 14, 19, 22 en 28 maart en 8, 10 en 11 april 2024. Het onderzoek is gesloten op 28 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
- feit 1: deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in de Opiumwet;
  • feit 2: medeplegen van de invoer van 395 kilogram cocaïne (zaaksdossier Niagara);
  • feit 3: medeplegen van de invoer van 390 kilogram cocaïne, dan wel het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Tanya);
  • feit 4: witwassen van twee voertuigen, designerkleding en een Rolexhorloge;
  • feit 5: medeplegen van de invoer van 954,40 kilogram cocaïne (zaaksdossier Schweiz).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten: de voorwerpen 1 t/m 198 op de beslaglijst, waaronder designerkleding, sieraden en telefoons.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Identificatie Sky-ID’s [Sky-ID 1]/[Sky-ID 2]/[Sky-ID 3]
De verdachte wordt in het dossier geïdentificeerd als de gebruiker van de Sky-ID’s [Sky-ID 1], [Sky-ID 2] en [Sky-ID 3]. De rechtbank stelt voorop dat de feiten die tot deze identificatie hebben geleid in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd en dat de bewijswaarde daarvan ook op die wijze moet worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat denkbaar is dat op basis van het samenstel van feiten en omstandigheden, die ieder voor zich onvoldoende onderscheidend zijn of niet met voldoende mate van zekerheid naar deze specifieke verdachte wijzen om de identificatie te kunnen dragen, desalniettemin buiten redelijke twijfel bewezen kan worden geacht dat de verdachte de gebruiker van de Sky-ID’s is geweest.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van deze Sky-ID’s. Vervolgens zal worden ingegaan op het verweer dat ziet op de betrouwbaarheid van de chatberichten. Daarna zullen achtereenvolgens de verschillende zaaksdossiers Niagara (feit 2), Tanya (feit 3) en Schweiz (feit 5) worden besproken. De rechtbank begrijpt uit de tenlastelegging dat de deelname aan een criminele organisatie (feit 1) ziet op het zaaksdossier Niagara. Daarom zal dit feit direct na de bespreking van feit 2 worden besproken. Vervolgens zal worden ingegaan op de beschuldiging van witwassen (feit 4).
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de Sky-ID’s [Sky-ID 1], [Sky-ID 2] en [Sky-ID 3] niet kunnen worden toegerekend aan de verdachte. Deze beide Sky-ID’s zijn tegelijkertijd gebruikt en het is niet logisch dat één persoon meerdere accounts in gebruik heeft. Ook de zendmastgegevens zijn niet dragend. Er zijn slechts gegevens van één account uitgelezen, waardoor niet kan worden gesteld dat de andere twee accounts van dezelfde persoon zijn. Het adres van de verdachte ligt bovendien buiten het bereik van de zendmasten die het meest worden aangestraald. Mogelijk hebben meerdere personen gebruik gemaakt van de Sky-ID’s.
De inhoud van de chatberichten kan ook niet leiden tot de identificatie van de verdachte als gebruiker van de Sky-ID’s. Er zijn geen specifieke en onderscheidende berichten die wijzen naar de verdachte. De verdachte is niet van Antilliaanse afkomst en in Nederland wonen veel mensen met een Surinaams accent of een voetballende zoon. Ook de chatberichten die volgens de politie zien op de woon- of verblijfplaats en de politiecontrole aan de Wipperpolderlaan in Wateringen zijn niet onderscheidend genoeg. De gebruikersnamen van de Sky-ID’s – [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] – verwijzen naar beroemde personen en zijn dan ook niet onderscheidend, zodat zij evenmin kunnen bijdragen aan de identificatie van de verdachte. De kenmerken van de gebruiker die volgens de politie uit de inhoud van de berichten kunnen worden afgeleid, zouden ook kunnen passen bij een ander persoon uit [plaats].
Indien kan worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment de Sky-ID’s heeft gebruikt of in zijn bezit heeft gehad, dan blijft het de vraag of hij de belastende berichten heeft verzonden. De berichten bevatten contra-indicaties voor de betrokkenheid van de verdachte. Zo wordt er in het Papiaments en Arabisch gecommuniceerd en lijkt de gebruiker van de Sky-ID’s een baby te hebben. Dit past niet bij de verdachte. De Sky-ID’s kunnen derhalve niet met voldoende zekerheid aan de verdachte worden gekoppeld.
4.1.2.
Beoordeling
Binnen het opsporingsonderzoek Bolero is onderzoek gedaan naar een groepering die zich mogelijk bezighoudt met het plegen van strafbare feiten. Eén van de leden van deze groepering betreft de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 3]. Uit de door het onderzoek Argus verstrekte chatberichten volgt dat deze persoon gebruikmaakt van de bijnamen
[gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] en dat hij beschikt over een telefoon met het IMEI-nummer [nummer]. Uit de historische gegevens blijkt verder dat het toestel met dit IMEI-nummer het meest aanstraalt op twee locaties in [plaats] ([locatie 1] en [locatie 2]), ook tijdens nachtelijke uren. De wijk waarin de verdachte woont ([naam wijk]) bevindt zich grotendeels binnen het zendbereik van deze masten. Uit de verkeersgegevens blijkt daarnaast dat het toestel met het hiervoor genoemde IMEI-nummer en de verdachte eenzelfde reisbeweging hebben gemaakt. De verdachte is op 30 december 2020 door de politie gecontroleerd op de Wippolderlaan te Wateringen en het toestel met het IMEI-nummer blijkt kort daarna de zendmast die bij dit adres past te hebben aangestraald. De zendmast aan de [locatie 1] in [plaats] is zowel kort hiervoor als kort hierna aangestraald.
Uit de chatberichten komen verder meerdere kenmerken naar voren die betrekking hebben op de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 3]. Zo is er door deze gebruiker een aantal geluidsfragmenten verstuurd waaruit kan worden opgemaakt dat deze spreekt met een Antilliaans of Surinaams accent. Daarnaast heeft de gebruiker naar een ander Sky-ID een bericht gestuurd over zijn voetballende zoon. De verdachte is van Surinaamse afkomst en heeft een zoon die voetbalt. De chatberichten tonen verder aan dat de gebruiker van het Sky-ID veelvuldig contact heeft met de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 4] (geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte 1]). De politie heeft daarom een onderzoek ingesteld naar personen die wonen in de wijk [naam wijk] te [plaats] en in verband kunnen worden gebracht met de medeverdachte. Uit een registratie volgt dat [medeverdachte 1] op 8 juni 2019 is gecontroleerd als de bestuurder van een voertuig dat bleek te zijn gehuurd door de verdachte.
De woning van de verdachte is op 17 mei en 30 juli 2021 doorzocht. Tijdens deze doorzoeking zijn verschillende kledingstukken en goederen aangetroffen die betrekking hebben op Lewis Hamilton (de Formule I-coureur) en/of zijn raceteam Mercedes. Dit komt overeen met de gebruikersnamen van de Sky-ID’s [Sky-ID 1], [Sky-ID 2] en [Sky-ID 3], namelijk: “[gebruikersnaam 1]” of “[gebruikersnaam 1]”. Daarnaast is er tijdens de doorzoeking een telefoon aangetroffen waaraan het e-mailadres [e-mailadres] bleek te zijn gekoppeld. Op 27 november 2020 voert de eigenaar van deze telefoon een WhatsAppgesprek met ene [naam 1] die het volgende bericht stuurt: “dezer dagen ben je toch jarig [gebruikersnaam 1]”. Ook dit komt overeen met de eerdergenoemde gebruikersnamen. Bovendien is de geboortedatum van de verdachte [geboortedatum] en geeft hij in voornoemd WhatsAppgesprek van 27 november 2020 aan dat hij 41 jaar is geworden.
Uit het onderzoek van de politie volgt ten slotte dat het Sky-ID [Sky-ID 3] kan worden gekoppeld aan de hiervoor genoemde Sky-ID’s [Sky-ID 2] en [Sky-ID 1]. Zoals vermeld maken de drie Sky-ID’s alle gebruik van dezelfde bijnamen, waaronder [gebruikersnaam 1], [gebruikersnaam 3] en/of [gebruikersnaam 2]. Daarnaast verstuurt het Sky-ID [Sky-ID 1] op 2 juni 2020 het volgende bericht: “New sky [Sky-ID 2]” en blijken de Sky-ID’s [Sky-ID 3] en [Sky-ID 2] gebruik te maken van hetzelfde #1 BC account. Dit account wordt door beide Sky-ID’s vermeld als bijnaam.
Weliswaar laten deze feiten en omstandigheden ieder op zichzelf beschouwd de mogelijkheid open dat een ander dan de verdachte de gebruiker was van deze Sky-ID’s, maar in onderlinge samenhang beoordeeld staat buiten redelijke twijfel dat de verdachte de gebruiker is geweest van de drie genoemde Sky-ID’s. De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van de Sky-ID’s [Sky-ID 1], [Sky-ID 2] en [Sky-ID 3] zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.
4.2.
De betrouwbaarheid van de encryptiegegevens
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging plaatst vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de chatberichten die in deze zaak het belangrijkste bewijs vormen en verwijst daarvoor naar een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit dit rapport blijkt dat 2,5% van de berichten niet wordt gezien door de software en dat van de ‘veiliggestelde’ berichten meer dan een kwart van de inhoud ontbreekt of onleesbaar is. Hierdoor ontstaat een gemankeerd beeld en is terughoudendheid geboden. Dit leidt er volgens de verdediging toe dat de chats moeten worden uitgesloten van het bewijs. Nu het bewijs in deze zaken vrijwel uitsluitend is gebaseerd op deze chatberichten, dient vrijspraak te volgen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat niet is betwist dat de verdediging de beschikking heeft gekregen over de gehele dataset met alle beschikbare chats van de Sky-ID’s die door de verdachte zijn gebruikt. De verdachte heeft dus kunnen onderzoeken of en in hoeverre de gesprekken zoals die in het dossier zijn opgenomen een juiste weergave vormen van wat door hem en de medeverdachten is besproken. Op grond van die gegevens zijn door de verdediging geen op- of aanmerkingen gemaakt. Slechts is aangegeven, zo begrijpt de rechtbank, dat de data onvolledig en hierdoor onbetrouwbaar zijn.
Dat niet alle data van het berichtenverkeer volledig is onderschept, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat mag worden uitgegaan van de juistheid en betrouwbaarheid van de wél verkregen data. Daarvoor wordt verwezen naar de ook door de verdediging aangehaalde onderzoeksrapportage van het NFI van 22 juni 2022 (zaaknummer 2021.03.29.109) betreffende de volledigheid en correctheid van decodering van Sky-ECC berichten met de zogeheten Toolboxmethode. Uit dit rapport blijkt dat van 2,5% (36) van de berichten niets is teruggevonden in de Toolboxgegevens. Van de overige 97,5% (1.546 berichten) is 73,7% succesvol ontcijferd. Verder beschrijft het NFI dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chats en hun metadata zijn.
Dat door de beperkte weergave van de data sprake zou zijn van niet betrouwbaar bewijs is niet onderbouwd met nadere, verifieerbare, informatie. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij concrete feiten en omstandigheden stelt die de betrouwbaarheid van de data in twijfel kunnen stellen. Nu zij dat heeft nagelaten, worden de wél ontsleutelde berichten als betrouwbaar aangemerkt en zullen zij worden betrokken bij het bewijs. De rechtbank is echter wel van oordeel dat, nu de verdachte niet van alle chats kennis heeft genomen, bij het gebruik en interpretatie van deze berichten behoedzaamheid moet worden betracht.
4.3.
Bewijswaardering (feit 2: zaaksdossier Niagara)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Voor zover de verdachte de gebruiker zou zijn van Sky-ID [Sky-ID 3] blijkt uit de chats van een ondergeschikte rol van de verdachte. De verdachte neemt beslist geen centrale rol in en lijkt slechts als doorgeefluik te fungeren. Hij neemt ook niet deel aan de groepsgesprekken die cruciaal zijn voor de uithaal. Dit dient te leiden tot vrijspraak.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 1 december 2020 is het uit de Dominicaanse Republiek afkomstige schip [naam schip 1] via de Rotterdamse haven Nederland binnengekomen. Bij het controleren van de containers van dit schip viel bij container met nummer [containernummer 1] op dat er naast het zegel met daarop Hamburg Sud een tweede verzegeling was aangebracht. Ook werden afwijkingen ten aanzien van deze zegels geconstateerd. Besloten werd om deze container, die was geladen met medische hulpmiddelen, aan een controle te onderwerpen. In de container werden 16 zwarte tassen met daarin 395 pakketten aangetroffen. De pakketten zijn om 13:30 uur in beslag genomen en hadden een nettogewicht van 395 kilogram. Hiervan zijn 32 willekeurige pakketten geselecteerd en 30 pakketten bemonsterd. Na onderzoek door het Douane Laboratorium van deze bemonsteringen bleek het om cocaïne te gaan.
Het zaaksdossier Niagara bevat verschillende (groeps-)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC, die blijkens hun inhoud betrekking hebben op de in beslag genomen partij cocaïne. De verdachte heeft deelgenomen aan deze gesprekken. Zijn betrokkenheid bij de invoer van deze partij cocaïne blijkt onder meer uit de navolgende chatgesprekken.
Op 19 en 20 november 2020 voert de verdachte een gesprek met de medeverdachte [medeverdachte 1]. Hierin deelt de verdachte mede dat “de spullen domi in de haven zijn”. [medeverdachte 1] vraagt aan de verdachte om de medeverdachte [medeverdachte 2] de tp (de rechtbank begrijpt: de transporteur) vast te laten leggen en vraagt wat meelopen kost. Hierop antwoordt de verdachte “9250 compleet”. Vervolgens deelt [medeverdachte 1] mee: “10 stuks voor 92500” en hij vraagt wanneer hij “die pap” (de rechtbank begrijpt het geld) kan afgeven. Op 21 november 2020 meldt de verdachte aan [medeverdachte 1] “we zijn vertrokken”. Op 28 november 2020 vraagt de verdachte of er een plan B is, waarop [medeverdachte 1] laat weten dat “er maandag wordt gecheckt of er soldaten naar binnen moeten, omdat nog onbekend is of het rood is”.
In een groepsgesprek op 28 november 2020 waaraan de verdachte, [medeverdachte 1], de medeverdachte [medeverdachte 3] en een onbekend gebleven persoon deelnemen, vraagt [medeverdachte 3] om aan hem de werkwijze uit te leggen. De onbekend gebleven persoon vraagt [medeverdachte 1] om alles goed aan de verdachte uit te leggen, want “dit is eerste keer zo werken we deden meestal valse documenten sturen”. [medeverdachte 1] legt [medeverdachte 3] uit dat hij regelmatig op de ECT-site moet kijken en steeds als eerste alles moet weten van de bak, omdat “onze chauffeurs wachten daar constant op plaza”. [medeverdachte 1] legt verder uit dat de transporteur beter kan rijden als de originele expediteur zijn werk heeft gedaan en de Douane alles heeft goedgekeurd. [medeverdachte 3] zegt toe het in de gaten te houden vanaf het moment dat de boot aankomt. Op 29 november 2020 deelt [medeverdachte 1] mee dat de boot staat gepland voor dinsdag 1 december 2020, 15:15 uur. Op 30 november 2020 stuurt de verdachte in het groepsgesprek een afbeelding waarop de gegevens van het schip en het containernummer te zien zijn en vraagt na of [medeverdachte 3] weet wat er wordt bedoeld. Deze geeft puntsgewijs door wat er van hem wordt verwacht. Vervolgens deelt [medeverdachte 3] op 30 november 2020 de pincode behorend bij containernummer [containernummer 1] en krijgt daarop direct te horen van onder anderen de verdachte dat hij dit bericht moet verwijderen. [medeverdachte 3] krijgt van [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven persoon de instructie naar meerdere containers te kijken bij de check op ECT en niet met “de volle beginnen of eindigen” en dan “sniki die van ons”. [medeverdachte 1] deelt in het groepsgesprek de status van de boot [naam schip 1] op 1 december 2020. Tevens geeft hij aan tijdig te willen weten of “onze bak geen scan heeft”, want hij heeft “tot 13:00 uur de tijd om jongens in een lege naar binnen te brengen”. De verdachte vraagt [medeverdachte 3] nog of hij kan zien in de historie van de B.V. hoelang na aankomst zij hun containers ophalen en of daar een patroon in zit. [medeverdachte 3] gaat het uitzoeken en ziet geen patroon.
In een door [medeverdachte 1] aangemaakt groepsgesprek wordt door de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] gemeld dat iedereen gereed staat en dat de telefoons zijn opgeladen.
In een ander groepsgesprek dat is aangemaakt door de verdachte en waaraan de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en de eerder genoemde onbekend gebleven persoon deelnemen, geeft [medeverdachte 2] op 2 december om 11:15 uur aan dat het nu snel kan gaan, dat er strak om de 15 à 20 minuten moet worden gecheckt en de transporteur er meteen op af moet gaan. Om 12:22 uur deelt [medeverdachte 3] mee dat er is gelost en deelt hierover afbeeldingen uit het ECT-systeem waarop ook het containernummer is te zien van de container waarin de cocaïne is aangetroffen. Tevens geeft [medeverdachte 3] updates over de
actual departure.
Op 2 december 2020 om 12:29 uur krijgt [medeverdachte 4] de opdracht van de verdachte en [medeverdachte 1] om te gaan rijden en voor te melden. De verdachte deelt daarop de releasecode behorend bij de container met verdovende middelen. [medeverdachte 1] deelt een afbeelding in dit groepsgesprek en meldt dat de koelmonteur binnen is. Om 13:30 uur deelt [medeverdachte 1] in het groepsgesprek dat hij nog niet gaat voormelden, want dan krijgt de originele transporteur bericht dat iemand anders zijn container heeft voorgemeld. [medeverdachte 4] meldt op 2 december om 13:22 uur dat de container groen is en dat het druk is. Om 15:50 uur laat hij weten dat de chauffeur de container niet meekrijgt en dat de originele vervoerder zich bij hem heeft gemeld, omdat zij een container van hen hadden. [medeverdachte 2] meldt nog dat de originele transporteur “daar” is. De verdachte vraagt aan [medeverdachte 2] wie de originele vervoerder is, waarop deze antwoordt dat dit [naam bedrijf 1] betreft. Om 16:21 uur deelt de verdachte in een door hem aangemaakt groepsgesprek mee dat er iets niet klopt, dat de originele transporteur “daar” is en “die van ons is weg gestuurd”. [medeverdachte 1] stuurt in dat groepsgesprek een afbeelding van een WhatsAppgesprek waarin hij zich voordoet als de legitieme transporteur. Hij geeft aan dat ze hopen dat deze transporteur niet vast voor de B.V. rijdt en dat hij denkt dat [naam 2] de vaste vervoerder is. Daarna worden er in dit groepsgesprek meerdere berichten gewisseld over de wijze waarop de lading uit de container alsnog door hen kan worden veiliggesteld. Daarbij wordt tevens geopperd om soldaten te sturen en de chauffeur een ganoe (de rechtbank begrijpt: een wapen) op zijn hoofd te zetten.
Op 2 december 2020 laat de verdachte aan [medeverdachte 1] weten dat ze achter in de container zitten en niet achter de deur en dat hij alles heeft verwijderd zodat er geen bewijs is.
Wanneer bekend is geworden dat de drugs zijn onderschept stuurt de verdachte in het groepsgesprek dat dit de spullen waren en dat hij met “de overkant” zwaar in discussie is.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde chatberichten en de nader uitgewerkte bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met meerdere betrokkenen. De verdachte onderhield daarbij het contact met “de overkant”, waaruit de rechtbank opmaakt dat hij het contact onderhield met personen in de Dominicaanse Republiek. Dit wordt versterkt door de wetenschap die de verdachte had over de plaats in de container waar de cocaïne zat verstopt, namelijk niet achter de deur maar achterin de container. Daarnaast biedt hij de mogelijkheid aan anderen om zich in te kopen op de partij cocaïne. Gelet op de genoemde bedragen kan het naar het oordeel van de rechtbank over niets anders gaan dan cocaïne. Vorenstaande leidt ertoe dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van deze partij cocaïne.
4.3.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering (feit 1: deelname criminele organisatie)
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Binnen het opsporingsonderzoek Bolero zijn er verschillende feiten ten laste gelegd aan verschillende verdachten. Hierdoor is er sprake van een wisselende samenstelling en kan niet worden gesproken van een samenwerkingsverband.
4.4.2.
Beoordeling
Juridisch kader
Van een organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon, met als oogmerk het plegen van een of meer Opiumwetmisdrijven. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is, dat sprake is van formeel afgebakende taken of dat alle deelnemers elkaar of elkaars bezigheden voor die organisatie kennen. Wel moet de samenwerking een meer dan incidenteel karakter hebben.
Van deelneming aan een dergelijke organisatie is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (ook in de zin van voorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven uit de Opiumwet tot oogmerk heeft.
Organisatie van drugstransporten
Het is een feit van algemene bekendheid dat het vanuit het buitenland via schepen in de Nederlandse haven invoeren van grote partijen cocaïne een hoge mate van organisatie, structuur en samenwerking vereist, vanwege de vele schakels in de (vervoers-)keten en het (grote) aantal mensen dat daarbij betrokken moet worden. Ook vergt het opzetten van een dergelijke “lijn” de nodige tijd en is het vanwege de grote financiële en praktische risico’s voor de organisatie niet gebruikelijk om als eerste (en enige) transport een partij van honderden kilo’s cocaïne in te voeren. Het internationaal vervoeren en verhandelen van grote partijen cocaïne zoals in deze zaaksdossiers is aangetroffen, zijn bij uitstek misdrijven die in een meer dan incidenteel georganiseerd en crimineel verband gepleegd worden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat van een georganiseerd en crimineel samenwerkingsverband sprake is geweest. Via Sky-ECC wordt er gedurende een aantal weken tussen de betrokkenen in diverse samenstellingen gecommuniceerd over het inkopen op de partij cocaïne, de routeinformatie en de status van de betreffende container. Voorts wordt er gesproken over de transporteur die de container met een pincode moet ophalen van het haventerrein en hiervoor diverse handelingen moet verrichten, zoals het huren van een truck, chassis en een extra chauffeur. Ook wordt hierbij gesproken over geld dat nodig is om dit te kunnen bewerkstelligen en dat kennelijk ook is overhandigd. Tevens wordt er gesproken over een beschikbare loods met heftruck en voorts over back-upplannen (plannen b en c) toen bekend werd dat het plan van het ophalen van de container met de pincode (plan a) niet ging lukken. Dit alles duidt op een organisatie, structuur en samenwerking gericht op het plegen van Opiumwetmisdrijven.
Opzet verdachte
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zeer bewust activiteiten heeft verricht waarvan hij wist dat die gericht waren op het in Nederland invoeren van een grote partij cocaïne. Zijn opzet was hiermee gericht op het samen met anderen plegen van een misdrijf strafbaar gesteld in de Opiumwet.
Deelneming verdachte
De rechtbank verwijst met betrekking tot de gedragingen van de verdachte naar hetgeen daarover reeds in paragraaf 4.3.2. is overwogen. Kort gezegd komt dit erop neer dat de verdachte een coördinerende rol heeft gehad, waarbij hij zich onder meer heeft bezig gehouden met het onderhouden van contact met “de overkant” en het investeren in de partij cocaïne.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van het crimineel samenwerkingsverband en daaraan heeft deelgenomen.
4.4.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewijswaardering (feit 3: zaaksdossier Tanya)
4.5.1.
Standpunt verdediging
Voor zover de verdachte de gebruiker zou zijn geweest van Sky-ID [Sky-ID 1] blijkt uit de gevoerde chats dat de verdachte een ondergeschikte rol had. De verdachte neemt niet deel aan een aantal cruciale groepsgesprekken, zodat van medeplegen geen sprake kan zijn. Dit dient te leiden tot vrijspraak.
4.5.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 12 mei 2020 is het schip [naam schip 2] de Rotterdamse haven binnen gevaren. Het schip was afkomstig uit de Dominicaanse Republiek. De van dit schip afkomstige container met het nummer [containernummer 2] is gecontroleerd met inzet van speurhonden. In de container waren met folie omwikkelde sporttassen zichtbaar die op de reguliere lading lagen. Het bleek te gaan om 12 zwarte sporttassen en 1 groot pakket omwikkeld met doorzichtige folie, waarin eveneens een zwarte sporttas zat. In deze tassen zaten in totaal 340 pakketten met een totaal netto gewicht van 341,36 kg die in beslag zijn genomen. Er zijn 32 willekeurige pakketten bemonsterd. Hierna zijn dummy-pakketten geplaatst in de sporttassen met een terugplaatsmonster. De tassen zijn in de container teruggeplaatst. Na onderzoek door het Douane Laboratorium bleken de 30 monsters cocaïne te bevatten.
Het dossier bevat verschillende (groeps-)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC, die blijkens hun inhoud betrekking hebben op de in beslag genomen partij cocaïne. De verdachte heeft deelgenomen aan deze gesprekken. Zijn betrokkenheid bij de invoer van deze partij cocaïne blijkt onder meer uit de navolgende chatgesprekken.
Op 5 mei 2020 stelt de verdachte aan de onbekend gebleven gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 5] de volgende vraag: “heb iets onderweg is van het weekend vertrokken en is volgende week hier. Kan je als plan b terminal team ready staan voor geval bak scan heeft? Ik weet donderdag/vrijdag status van de bak. (…) Plan A is met pin. (…) Het zit direct achter de deur. Aantal 300+ (..) tussen 300 en 350 is het”. De onbekend gebleven persoon laat de verdachte weten hem te redden en hij hoopt dat het niet zover hoeft te komen en dat ‘ie mooi groen binnen komt’.
In een groepsgesprek dat is aangemaakt door de medeverdachte [medeverdachte 2] en waaraan de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 4] en een vierde onbekend gebleven gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 6] deelnemen, wordt op 12 mei 2020 de status van de boot en de container besproken. Zo stuurt de verdachte een schermafbeelding uit het ECT-systeem door dat de container nog niet op de grond staat. Op die afbeelding is het nummer te zien van de container waarin uiteindelijk de verdovende middelen zijn aangetroffen. Op 13 mei 2020 deelt de verdachte opnieuw schermafbeeldingen van het ECT-systeem die betrekking hebben op deze container. Hij deelt in de groep dat de container is gelost.
In een chatgesprek met de onbekend gebleven gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 7] deelt de verdachte op 12 mei 2020 een schermafbeelding van het schip [naam schip 2] en meldt dat dit gearriveerd is. Verder meldt de verdachte dat alle containers op de boot worden gecheckt en dat dit bevestigd is “door streep die heeft ingelogd vanuit huis”.
De verdachte vraagt op 13 mei 2020 aan [medeverdachte 4] om bij de documenten te kijken. [medeverdachte 4] bericht dat de container is voorgemeld, dat “hij grijs blijft”, dat ze uit Portbase worden gegooid en hij vraagt of er moet worden gereden. De verdachte zegt dat er moet worden gewacht, waarna de onbekend gebleven persoon in het groepsgesprek letterlijk het volgende schrijft: ‘document staat yes, ik weet niet maar die efhte (echte) tp mag niet eerder zijn dan ons’. De verdachte stuurt een foto door van Portbase en zegt dat het in de gaten wordt gehouden door kantoor “of de status van YES op NO staat”. Om 15:42 stuurt de verdachte een e-mail van de Douane door in deze groepschat, waarin staat dat de actie met betrekking tot het schip [naam schip 2] is beëindigd en dat de containers zijn gescand waarbij de zegels intact zijn gebleven.
De verdachte ontvangt later op 13 mei 2020 de bevestiging dat het “game over is” en de verdachte deelt op 14 mei 2020 nog schermafbeeldingen waarop onder andere de naam van het schip, de afkomst Caucedo, Dominicaanse Republiek, en het containernummer met bijbehorende pin zijn afgebeeld. Op 14 mei 2020 stuurt de verdachte aan de onbekend gebleven persoon met Sky-ID [Sky-ID 8] dat hij gisteren een partij is verloren “op rtm uit Dominicaanse”. Op 14 mei 2020 deelt de verdachte met de onbekend gebleven persoon met Sky-ID [Sky-ID 5] dat de boot die was vertrokken uit Caucedo “een rip off kreeg”, dat er “148 bakken zijn gecheckt die eerst groen waren, waaronder die van ons”.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde chatberichten van een ondergeschikte rol van de verdachte, zoals de verdediging heeft aangevoerd, niet blijkt. Integendeel, in de visie van de rechtbank beschikte de verdachte over alle relevante informatie voor de invoer van deze partij cocaïne en vervulde hij een sturende en coördinerende rol. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere betrokkenen, zodat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van deze partij cocaïne.
4.5.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewijswaardering (feit 5: zaaksdossier Schweiz)
4.6.1.
Standpunt verdediging
Voor zover de verdachte de gebruiker zou zijn geweest van Sky-ID [Sky-ID 2] blijkt uit de gevoerde chats dat de verdachte slechts fungeerde als doorgeefluik, zodat van medeplegen geen sprake kan zijn. Dit dient te leiden tot vrijspraak.
4.6.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 25 juni 2020 is bij het bedrijf [naam bedrijf 2] in Poeldijk de lading van container [containernummer 3] gecontroleerd. Deze container was geladen op het schip [naam schip 3], dat afkomstig was uit Costa Rica en was gelost in de haven van Vlissingen. Het bedrijf [naam bedrijf 3] heeft als tussenpersoon (
notify party) het transport van deze container van [naam bedrijf 4] in Vlissingen naar [naam bedrijf 2] in Poeldijk geregeld, door een transportopdracht te geven aan [naam bedrijf 5] In de container zijn, naast dozen ananassen met het opschrift [naam 3] Love to Grow, 774 gesealde rechthoekige pakketten aangetroffen en een ongebruikt rederijlood. De 774 pakketten met een brutogewicht van 954,40 kilogram zijn in beslag genomen en een selectie daarvan is nader onderzocht in het Douane Laboratorium. Hieruit is gebleken dat het om cocaïne gaat, waarbij de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, uitgaat van een netto hoeveelheid van 774 kilogram (te weten 1 kilogram per aangetroffen blok).
Het dossier bevat verschillende (groeps)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC, die blijkens hun inhoud betrekking hebben op de in beslag genomen partij cocaïne en waaraan de verdachte heeft deelgenomen. Zijn betrokkenheid bij de invoer van deze partij cocaïne blijkt onder meer uit de navolgende chatgesprekken.
Op 31 mei 2020 stuurt de verdachte met zijn SKY-ID [Sky-ID 1] een vaarschema door van het schip [naam schip 3] en meldt de dat deze boot er op gaat in “Costa” en dat de ontvanger de eerst volgende kan opzetten. De verdachte noemt [naam 3] als de ontvanger.
In een groepsgesprek waaraan de verdachte met zijn nieuwe Sky-ID [Sky-ID 2] deelneemt, wordt op 6 juni 2020 het containernummer [containernummer 3] gedeeld, er wordt gesproken over pineapple en dat deze bij [naam bedrijf 3] komt. De verdachte geeft deze informatie door aan de contactpersoon bij de expediteur die gebruik maakt van het Sky-ID [Sky-ID 9]. De gebruiker van dit Sky-ID is geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte 5]. De verdachte deelt hem mede dat er één container wordt uitgekozen en dat het geen test betreft. Op
8 juni 2020 laat de verdachte aan [medeverdachte 5] weten: “we hebben de bak al gevuld” en “kreeg vanmorgen de bevestiging”. De verdachte ontvangt in een andere chat een foto van een openstaande container waarop rode dozen te zien zijn met het opschrift [naam 3]. De verdachte verzendt daarop de Bill of Ladings van de container waarin de cocaïne is aangetroffen en vraagt op 20 juni 2020 naar aanleiding van deze foto na of dit ‘onze bak’ betreft.
Op 16 juni 2020 schrijft de verdachte: “wij hebben controle over die bakken van bepaalde klanten. Controle in de zin van wij krijgen de pincodes van de rederij en wij versturen ook de opdracht naar de tp. (…) De echte tp rijd voor onze bv. Maar die heb ik niet onder controle. Dus daar andere tp voor dat onze echte tp gaat. (…) Wij zijn de
notify party.”.
Op 20 juni 2020 wordt in een groepschat gevraagd of er een ETA (Estimated Time of Arrival) bekend is. De verdachte antwoordt dit maandag specifieker te weten. Op 22 juni 2020 vraagt de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte 5] of de scanlijst al bekend is en op 24 juni wil de verdachte weten hoe laat de tp (transporteur) er moet zijn.
Eveneens op 24 juni 2020 wordt aan de verdachte gevraagd hoe hij het lossen in de gaten gaat houden. De verdachte laat weten dat de kantoorboy en de transporteur in de app kijken.
De verdachte vraagt diezelfde dag nog na of de pallets weer worden aangevuld en geeft aan geen sporen achter te laten. De verdachte is er blijkens een gesprek van 24 juni 2020 ook van op de hoogte dat de loods in de buurt is. Op 25 juni 2020, de dag dat de container wordt gelost, geven de verdachte en andere gebruikers van diverse Sky-ID’s elkaar updates. Zo wordt er gemeld dat er geen scan is, dat de transporteur er op tijd was en dat de echte transporteur [naam bedrijf 5] de container al heeft. Vervolgens geeft de verdachte aan dat de container om 13.00 uur in Poeldijk gelost moet worden bij Poeldijk [naam bedrijf 2] en deelt hij even later een foto met deze gegevens. Vervolgens wordt geopperd om de Keelingsmail te klonen en vraagt de verdachte aan [medeverdachte 5] om snel het mailadres te sturen, hetgeen hij direct doet. De verdachte deelt dit mailadres vervolgens in een ander groepsgesprek. Wanneer duidelijk is dat de lading is onderschept, wordt in het groepsgesprek waar de verdachte aan deelneemt besproken dat er “stom is verloren”, dat het werk gewoon is weggegeven en wordt er een foto gedeeld met daarop twee Douane auto’s bij het bedrijf in Poeldijk.
Uit voornoemde chatberichten volgt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere betrokkenen, zodat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van deze partij cocaïne.
4.6.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.7.
Bewijswaardering (feit 4: witwassen)
4.7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De echtheid van de aangetroffen goederen is niet onderzocht en uit het dossier blijkt dat de naam [naam 4] – die op de facturen van Dolce & Gabbana staat vermeld – door meerdere personen wordt gebruikt. Er is bovendien geen rekening gehouden met de pleegdata van de ten laste gelegde feiten en het bedrag dat door het Openbaar Ministerie als uitgangspunt wordt genomen is een verzameling van aankopen van vele jaren.
4.7.2.
Beoordeling
Tijdens de doorzoekingen van de woning van de verdachte aan [adres 2] zijn diverse luxe goederen, waaronder meerdere Rolexhorloges en telefoons, een Audi Q8, een Volvo XC90 en een grote hoeveelheid aan designerkleding in beslag genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is er ten aanzien van deze goederen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt immers dat de verdachte zich gedurende een langere periode bezig heeft gehouden met het invoeren van meerdere partijen cocaïne. Dit blijkt onder meer uit de Sky-ECC gesprekken die door de verdachte zijn gevoerd. De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat de verdachte gedurende deze periode een luxe leven heeft geleid. De uitgaven die hiermee gepaard zijn gegaan, kunnen niet worden verklaard door het onderzoek naar de financiële gegevens van de verdachte en zijn toenmalige partner.
Nu er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, mag er van de verdachte een verklaring over de herkomst van de luxe goederen worden verlangd. Een dergelijke verklaring is naar het oordeel van de rechtbank achterwege gebleven. De verdachte heeft zich immers meerdere malen beroepen op zijn zwijgrecht. De verdediging heeft aangevoerd dat de echtheid van de goederen niet is onderzocht. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt dat de Rolexhorloges in de originele verpakking met daarin het bewijs van echtheid zijn aangetroffen. Ook zijn er diverse facturen van Dolce & Gabbana en kledingstukken met daaraan het originele prijskaartjes gevonden. Het lag dan ook op de weg van de verdachte om per in beslag genomen goed aan te tonen dat dit met legale inkomsten is betaald.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van goederen afkomstig uit enig misdrijf en dat de criminele herkomst daarvan aan de verdachte bekend was. De verdachte heeft deze goederen voorhanden gehad in zijn woning. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
4.7.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.8.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[zaak criminele organisatie]
hij, in de periode van
19 november 2020 tot en met 3 december 2020te [plaats] en/of Rotterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vijfde lid van de Opiumwet;
2.
[zaak Niagara]
hij, op 2 december 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met r anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 395 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
3.
[zaak Tanya]
hij, op of omstreeks 13 mei 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
341,36kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
[zaak witwassen]
hij, in de periode van 13 mei 2020 tot en met 17 mei 2021 te [plaats], althans in Nederland, voorwerpen, te weten een voertuig Audi Q8 en een voertuig Volvo XC90 en designerkleding en meer Rolexhorloges, heeft voorhanden gehad, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, dat
die voorwerpengeheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
warenuit enig misdrijf;
5.
[zaak Schweiz]
hij, in de periode van 18 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Poeldijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
774kilogram cocaïne, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde of vijfde lid van de Opiumwet;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
witwassen;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van drie verschillende cocaïnetransporten van in totaal meer dan 1.500 kilogram. Hij heeft via Sky-ECC veelvuldig contact gehad met de medeverdachten en andere betrokkenen. De verdachte had een coördinerende rol waarin hij zich onder andere bezig hield met het onderhouden van contacten met ‘de overkant’ en corrupte contacten in de haven. Ook faciliteerde hij het inkopen op een partij cocaïne en verstuurde hij informatie omtrent de betreffende containers met daarin de partij cocaïne. Bij één van de transporten maakte de verdachte deel uit van een georganiseerd samenwerkingsverband dat was gericht op het plegen van dit soort misdrijven.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden.
Het witwassen van criminele gelden vormt daarnaast een bedreiging voor de legale economie omdat het de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast. Het bevordert bovendien het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2010 is veroordeeld voor een Opiumwetfeit. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die aanzienlijk lager is dan geëist. Hiervoor bestaat naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanleiding, gelet op de aard en ernst van de feiten. De verdachte heeft een belangrijke, aansturende en coördinerende rol in het geheel gehad. Hij onderhield bijvoorbeeld contacten met “de overkant” en heeft gesproken over het investeren in partijen cocaïne. De verdachte is betrokken geweest bij drie verschillende transporten en heeft dus telkens opnieuw de beslissing genomen om hieraan mee te werken. Het aantal kilo’s van deze verschillende transporten tezamen, ruim 1.500 kilogram, heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De eis van de officier van justitie is dan ook passend en geboden.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, welke zijn gelegen in het aantal verdachten, de omvang van het politiedossier en de juridische complexiteit in verband met de Sky-ECC problematiek.
Het onderzoek Bolero betreft een veertiental verdachten en omvat negen zaaksdossiers betrekking hebbend op de invoer van cocaïne dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. Daarnaast is aan sommige verdachten ook deelname aan een criminele organisatie, witwassen en/of computervredebreuk ten laste gelegd. De processen-verbaal van politie omvatten meer dan 5.000 pagina’s. Gelet op de verwevenheid van de verschillende dossiers, was gelijktijdige behandeling daarvan onontkoombaar. Het grote aantal procespartijen heeft er mede toe bijgedragen dat het afstemmen van de agenda’s, ten behoeve van het plannen van de inhoudelijke behandeling, langer heeft geduurd dan gebruikelijk, zonder dat daarvan overigens aan procespartijen een verwijt kan worden gemaakt.
De verdenking tegen dertien van de veertien verdachten is ontstaan als resultaat van het hacken door de Franse autoriteiten (na een daartoe strekkend Europees Onderzoeksbevel van zowel de Nederlandse als de Belgische autoriteiten) van de servers van Sky-ECC in Frankrijk en vervolgens het tappen en ontsleutelen van het berichtenverkeer tussen de gebruikers van Sky-ECC. Er was en is nog steeds discussie omtrent de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de Sky-ECC berichten, alsmede de betrouwbaarheid daarvan. Dit heeft ertoe geleid dat door diverse raadslieden een groot aantal onderzoekswensen is ingediend betrekking hebbend op de Sky-ECC problematiek. De rechtbank heeft daartoe een regiezitting gehouden en heeft uiteindelijk in een tussenvonnis op die onderzoekswensen beslist.
De rechtbank acht vanwege al deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren voor de zaken van alle verdachten in Bolero gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 17 mei 2021, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn in de zaak van de verdachte met elf dagen is overschreden.
Gelet op de mate van overschrijding en in het licht van de duur van de opgelegde gevangenisstraf is de ernst van de inbreuk op het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn, gering. Reden waarom naar het oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

Bij de verdachte zijn diverse goederen, waaronder designerkleding, sieraden en telefoons in beslag genomen. Vanwege de omvang van dit beslag, is de beslaglijst van 20 december 2023 als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen, te weten: de voorwerpen 1 t/m 198 op de beslaglijst, verbeurd te verklaren. De verdediging heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen kledingstukken, bijbehorende dozen, schoenen, tassen, portemonnees, koffers, (Rolex-)horloges en overige accessoires (beslagnummers 1, 2, 4 t/m 38, 42 t/m 193 en 195 t/m 198) zullen worden verbeurd verklaard. Datzelfde geldt voor de in beslag genomen telefoons (beslagnummers 39, 40 en 41). Het bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen televisies (beslagnummers 3 en 194) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De voorwerpen zijn niet direct te relateren aan de bewezen feiten.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 29 november 2021 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen bij gebreke van gronden, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren. Gewezen is op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is inmiddels getrouwd en hij zet zich volledig in voor zijn gezin, zo stelt de verdediging.
De rechtbank zal beide verzoeken afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De gronden die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen zijn om die reden nog altijd aanwezig. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen hier niet tegen op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 4:
* de in beslag genomen kledingstukken, bijbehorende dozen, schoenen, tassen, portemonnees, koffers, (Rolex)horloges en overige accessoires (beslagnummers 1, 2, 4 t/m 38, 42 t/m 193 en 195 t/m 198)
* de in beslag genomen telefoons (beslagnummers 39, 40 en 41)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1.00 STK Televisie Kleur Kl:zwart (Omschrijving: - set TV + soundbar, _671046, zwart)
* 1 STK televisie Kleur (Omschrijving: [proces-verbaalnummder], televisie soundbar + afstandsbediening, zwart, merk: LG, chassisnr: [chassisnummer]).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
[zaak criminele organisatie]
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 17 mei 2021 te [plaats] en/of Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5], die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel l0a eerste lid van de Opiumwet;
2.
[zaak Niagara]
hij, op of omstreeks 02 december 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 395 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
[zaak Tanya]
hij, op of omstreeks 13 mei 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 390 kilo, in eik geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
[zaak witwassen]
hij, in of omstreeks de periode van 13 mei 2020 tot en met 17 mei 2021 te [plaats], althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een voertuig (Audi Q8) en/of een voertuig (Volvo XC90) en/of designerkleding en/of een of meer Rolexhorloge(s), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
5.
[zaak Schweiz]
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Poeldijk, gemeente Westland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 954,40 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.