ECLI:NL:RBROT:2024:4903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10/174196-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van 774 kilogram cocaïne en computervredebreuk met onrechtmatig gebruik van zendmastgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van de invoer van 774 kilogram cocaïne en computervredebreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne, waarbij hij cruciale informatie heeft gedeeld over de status van een container en het lossen van een schip. De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn positie bij een expediteur om deze informatie te verstrekken aan anderen, wat heeft bijgedragen aan de succesvolle invoer van de drugs. De rechtbank heeft ook de onrechtmatigheid van het gebruik van zendmastgegevens door het Openbaar Ministerie beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze gegevens toch gebruikt mochten worden voor het bewijs, ondanks een vormverzuim. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de internationale drugshandel zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/174196-21
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 14, 19, 22 en 28 maart en 8, 10 en 11 april 2024. Het onderzoek is gesloten op 28 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
  • feit 1: medeplegen van de invoer van 954,40 kilogram cocaïne (zaaksdossier Schweiz);
  • feit 2: computervredebreuk.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen Louis Vuitton tassen en portemonnees en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen Prada tas.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Identificatie Sky-ID [Sky-ID 1]
De verdachte wordt in het dossier op basis van een aantal feiten en omstandigheden geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] . De rechtbank stelt voorop dat de feiten en omstandigheden die tot de identificatie hebben geleid, in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd en dat de bewijswaarde daarvan ook op die wijze moet worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat denkbaar is dat op basis van het samenstel van feiten en omstandigheden, die ieder voor zich onvoldoende onderscheidend zijn of niet met voldoende mate van zekerheid naar deze specifieke verdachte wijzen om de identificatie te kunnen dragen, desalniettemin buiten redelijke twijfel bewezen kan worden geacht dat de verdachte de gebruiker van het Sky-ID is geweest.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van dit Sky-ID.
4.1.1.
Standpunt verdediging
Niet kan worden bewezen dat de verdachte de (enige) gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID 1] . De identificatie wordt onder andere gebaseerd op zendmastgegevens, waaruit zou blijken dat de gebruikte Sky-telefoon een bepaalde periode zendmasten aanstraalde in de omgeving van het adres waar de partner en het kind van de verdachte wonen ([plaatsnaam 2]) en op werkdagen aanstraalde op masten in de omgeving van het werk van de verdachte (Barendrecht). Het gebruik van zendmastgegevens door het Openbaar Ministerie is onrechtmatig geweest, omdat hiervoor niet de vereiste machtiging van de rechter-commissaris is gevraagd. Er is daardoor sprake van een schending van het Unierecht, waarbij een ernstige inbreuk is gemaakt op het privéleven van de verdachte, nu gedurende zes maanden inzichtelijk was waar de verdachte verbleef. Omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dienen de zendmastgegevens te worden uitgesloten van het bewijs.
Wanneer de vergaarde zendmastgegevens toch worden gebruikt voor het bewijs, dan geldt subsidiair dat uit deze gegevens blijkt dat er meerdere gebruikers moeten zijn geweest van dit Sky-ID, dat geen nader onderzoek is verricht om de locatie nauwkeuriger te bepalen, dat geen IMSI-catcher is ingezet, dat geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de niet geïdentificeerde gebruikers met de Sky-ID’s [Sky-ID 2] en [Sky-ID 3] en dat geen PGP-telefoon bij de verdachte is aangetroffen. Ook de gebruikersnamen ‘ [gebruikersnaam 1] ’ en ‘ [gebruikersnaam 2] ’ verwijzen niet naar de verdachte en de verdachte is nimmer in het bijzijn van een andere verdachte gezien door de politie. De verstrekte dataset is daarnaast niet volledig, zodat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de (enige) gebruiker zou zijn geweest van dit Sky-ID in de aan hem ten laste gelegde periode.
4.1.2.
Beoordeling
Onrechtmatig gebruik zendmastgegevens
Het dossier bevat Sky-ECC berichten van Sky-ID [Sky-ID 1] die volgens de officier van justitie door de verdachte zijn verstuurd. Bij het onderzoek naar deze identificatie zijn zendmastgegevens gebruikt. De verdediging heeft de onrechtmatigheid hiervan bepleit.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie zendmastgegevens heeft opgevraagd zonder voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak van H.K. vs Estland (ECLI:EU:C:2021:152, het Prokuratuur-arrest) volgt dat de opgevraagde mastgegevens – hoewel deze zijn opgevraagd in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering – achteraf gezien niet door een officier van justitie gevorderd hadden mogen worden, zonder voorafgaande onafhankelijke toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. De verdediging heeft dan ook terecht gesteld dat sprake is van een schending van het Unierecht. Het nadeel dat door de schending is veroorzaakt in deze zaak is echter beperkt. De mastgegevens beslaan, anders dan de verdediging heeft gesteld, slechts een beperkte tijdspanne (te weten de periode van 25 april 2020 tot en met 6 juli 2020) en niet kan worden gezegd dat daarmee een min of meer compleet beeld van het privéleven van de verdachte is verkregen. Voorts is niet aangevoerd welke persoonlijke informatie kon worden achterhaald die de ernst aangeeft van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Bovendien weegt de rechtbank mee dat het aannemelijk is dat de rechter-commissaris – indien deze was benaderd met het verzoek de vorderingen vooraf te toetsen – toestemming zou hebben gegeven voor het doen van deze vorderingen.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank zal volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim, zonder dat daaraan een rechtsgevolg wordt verbonden. Dit betekent dat de zendmastgegevens mogen worden gebruikt voor het bewijs.
Identificatie Sky-ID [Sky-ID 1]
Uit de door het Sky-ID verstuurde chatberichten blijkt dat de gebruiker in de ten laste gelegde periode werkzaam was bij [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ). Hij wordt op 21 juni gefeliciteerd met zijn verjaardag. De verdachte was sinds 2018 werkzaam bij expediteur [naam bedrijf 1] , een logistiek dienstverlener op het gebied van groente en fruit, en hij is de enige werknemer van [naam bedrijf 1] die op 21 juni jarig is. De gebruiker van het Sky-ID stuurt op 27 mei 2020 een foto waarop het e-mailadres [e-mailadres] is te zien. De verdachte heeft verklaard dat dit het emailadres is dat hij bij [naam bedrijf 1] in gebruik had.
Daarnaast zijn er zendmastgegevens opgevraagd van het bij dit Sky-ID behorende IMEI-nummer over de periode 25 april 2020 tot en met 6 juli 2020. Hieruit blijkt dat de meest aangestraalde zendmast zich bevindt in [plaatsnaam 2], in de omgeving van waar de partner van de verdachte met hun kind woonachtig is. Verder wordt op diverse werkdagen een zendmast in de omgeving van [naam bedrijf 2] aangestraald en maakt de telefoon op diverse data gebruik van een telefoonmast in [plaatsnaam 1] , alsmede in de omgeving van het GBA-adres van de verdachte.
De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte de gebruiker is geweest van Sky-ID [Sky-ID 1] .
Aan deze conclusie doet niet af dat het Sky-ID mogelijk in de periode tot 12 mei 2020 in gebruik is geweest bij een ander, zoals de verdediging op basis van de zendmastgegevens uit deze periode stelt. Relevant is enkel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was in de ten laste gelegde periode.
Ook het verweer dat de dataset niet compleet zou zijn, doet niet af aan de identificatie van de verdachte als de gebruiker van het Sky-ID. De rechtbank heeft geconstateerd dat aan de verdediging de dataset ter hand is gesteld waarin alle zichtbare Sky-ECC berichten van Sky-ID [Sky-ID 1] zijn opgenomen. Deze dataset is niet volledig geweest, omdat niet alle berichten konden worden ontsleuteld en niet alle Sky-ID’s konden worden geïdentificeerd, zoals het door de verdediging benoemde Sky-ID [Sky-ID 2] . De rechtbank stelt voorop dat behoedzaamheid bij de interpretatie en waardering van deze berichten dan ook op zijn plaats is. Dat neemt echter niet weg dat uit de berichten die wél zijn ontsleuteld over de periode van 18 juni tot en met 25 juni 2020 overtuigend blijkt dat de verdachte de gebruiker was van het Sky-ID en dat daarin geen aanwijzingen te vinden zijn voor gebruik door een ander dan de verdachte. De omstandigheden dat de gebruiker bij [naam bedrijf 1] werkt, op 21 juni jarig is en een foto deelt waarop het zakelijke emailadres van de verdachte is te zien, zijn hiervoor redengevend.
4.1.3
Conclusie
Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1: zaaksdossier Schweiz)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft gesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de invoer van 774 kilogram cocaïne. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, noch van een essentiële rol dan wel wezenlijke bijdrage aan de invoer door de verdachte. Er is hooguit sprake van een ondergeschikte rol zonder enige zeggenschap. De kennis van een expediteur reikt niet verder dan de losplaats en aankomsttijd van een container, alsmede gegevens van de transporteur. Dergelijke informatie vormt geen onmisbare schakel voor een geslaagde invoer. Bovendien is deze informatie pas verschaft nádat de container met verdovende middelen in Nederland was aangekomen. Tot slot geldt dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de invoer van deze partij cocaïne. Zijn opzet was daarop dan ook niet gericht, ook niet in voorwaardelijke zin.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 25 juni 2020 is bij het bedrijf [naam bedrijf 3] in Poeldijk de lading van container [containernummer] gecontroleerd. Deze container was geladen op het schip [naam schip] , dat afkomstig was uit Costa Rica en was gelost in de haven van Vlissingen. Het bedrijf [naam bedrijf 1] heeft als tussenpersoon (notify party) het transport van deze container van [naam bedrijf 4] in Vlissingen naar [naam bedrijf 3] in Poeldijk geregeld, door een transportopdracht te geven aan [naam bedrijf 5] . In de container zijn, naast dozen ananassen met het opschrift [naam] Love to Grow, 774 gesealde rechthoekige pakketten aangetroffen en een ongebruikt rederijlood. De 774 pakketten met een brutogewicht van 954,40 kilogram zijn in beslag genomen en een selectie daarvan is nader onderzocht in het Douane Laboratorium. Hieruit is gebleken dat het om cocaïne gaat, waarbij de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, uitgaat van een netto hoeveelheid van 774 kilogram (te weten 1 kilogram per aangetroffen blok).
Het dossier bevat verschillende (groeps)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC. Deze dataset is niet volledig, omdat – zoals hiervoor reeds weergegeven – niet alle berichten konden worden ontsleuteld en niet alle Sky-ID’s konden worden geïdentificeerd. De rechtbank ziet echter geen reden om te veronderstellen dat de berichten die wel in de dataset voorkomen onbetrouwbaar zijn of dat van de juistheid van die berichten niet zou kunnen worden uitgegaan. De verdediging heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat de dataset zodanig onvolledig is dat de rechtbank niet in staat is de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden. De Sky-chats zullen dus worden gebruikt voor het bewijs.
De Sky-chats hebben blijkens hun inhoud betrekking op de in beslag genomen partij cocaïne. Zo worden er meerdere afbeeldingen gedeeld waarop het containernummer [containernummer] staat vermeld, alsmede een foto van 25 juni 2020 met daarop twee douane auto’s bij het bedrijf in Poeldijk en de opmerking dat het is verloren.
Op grond van de door Sky-ID [Sky-ID 1] ontvangen en gevoerde chats én ontvangen en verstuurde afbeeldingen is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte gedurende het gebruik van het genoemde Sky-ID heeft deelgenomen aan chatgesprekken die betrekking hadden op deze invoer. Zo reageert de verdachte op de mededeling dat de container al is gevuld en dat het wachten is tot de boot daar weggaat met “dacht was gisteren al vertrokken”. De verdachte schrijft op 20 juni 2020 dat de transporteur vanaf 23 paraat moet zijn, dat de boot gepland is voor 24 en hij vraagt welke container werk is. Hierop wordt hem een foto van de Bill of Ladings toegestuurd met daarop het containernummer [containernummer] , waarna de verdachte laat weten dat deze groen is, hetgeen volgens de verdachte betekent dat deze moet worden opgehaald. De verdachte geeft het losadres in Poeldijk door, noemt Pineapple en geeft aan dat de legitieme transporteur [naam bedrijf 5] is. Op 22 juni 2020 meldt de verdachte dat er nog geen scan is aangekondigd en deelt hij een foto met informatie wanneer het schip wordt gelost. De verdachte deelt mede dat de transporteur van de criminele organisatie er zo vroeg mogelijk moet staan, dat hij er bovenop moet zitten en voegt daaraan toe: “hoe meer man het checkt beter. Lopen we niks mis.”. Als op 25 juni 2020 blijkt dat de legitieme transporteur al heeft voorgemeld, wordt navraag gedaan bij de verdachte die antwoordt: “Ja er is dubbele aanmelding gedaan, maar wij hebben niet gekregen van dat niet geleverd kon worden of dat die te laat zou zijn. Dus zo lijkt het voor die echte transporteur en klant dat niks aan de hand is.”. Er wordt geopperd om de mail van [naam] te klonen, waarop de verdachte twee emailadressen van [naam] doorgeeft.
De rechtbank heeft bij het gebruik en interpretatie van deze berichten behoedzaamheid betracht. Ook bij het interpreteren van de betekenis en de strekking van de chatgesprekken is de rechtbank behoedzaam geweest. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gesprekken betrekking hebben op het plegen van strafbare feiten. Anderzijds heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat door de verdachte en andere betrokkenen veelvuldig in verhullend taalgebruik wordt gesproken. De berichten zijn vaak heel summier en van logische en gebruikelijke conversaties, zoals in gesprekken over legale zaken, is doorgaans geen sprake. Kennelijk hebben de deelnemers aan de verschillende chats aan een half woord genoeg en begrijpen ze elkaar goed, ook als verhullende termen worden gebruikt. De rechtbank leidt uit de chatberichten, in onderlinge samenhang bezien, af dat, ook wanneer deze behoedzaamheid wordt betracht, onmiskenbaar over de invoer van cocaïne wordt gesproken. De verdachte heeft zelf geen nadere uitleg gegeven over hoe de gesprekken geïnterpreteerd moeten worden en ervoor gekozen om hier niets tegenover te stellen.
De verdachte heeft door het verstrekken van cruciale gegevens omtrent de status van de desbetreffende container, het doorspelen van gegevens over het moment van lossen van het schip en de losplaats in Poeldijk en door te melden wanneer de transporteur gereed moet staan een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de invoer. Hij heeft hierbij in een nauwe en bewuste samenwerking met anderen gewerkt, zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht ook het vereiste opzet aanwezig. De verdachte wist dat de ‘volle’ bak afkomstig was uit Costa Rica en dat het was verpakt tussen de ananassen. Tevens wist hij van het belang dat specifiek deze container niet gescand mocht worden, dat er een dubbele voormelding was gedaan door zowel de legitieme transporteur als een betrokken transporteur van de criminele organisatie en heeft hij e-mailadressen verstrekt zodat een valse e-mail kon worden gestuurd naar het bedrijf [naam] om de lading alsnog te kunnen onderscheppen. Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat uit Zuid-Amerikaanse landen regelmatig containers met grote hoeveelheden cocaïne naar Europa worden verscheept. Fruit is daarbij een veelgebruikte deklading.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering (feit 2: computervredebreuk)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Voor feit 2 geldt dat uit de verklaringen van de directe collega’s van de verdachte en het management van [naam bedrijf 1] blijkt dat de verdachte volledig bevoegd was om onder zijn eigen loginnaam alle systemen van [naam bedrijf 1] te raadplegen. De verdachte is dus niet opzettelijk en wederrechtelijk met behulp van valse sleutels het geautomatiseerd werk van de server van [naam bedrijf 1] binnengedrongen. Bovendien kan niet worden bewezen dat het de verdachte is geweest die foto’s van het systeem heeft gemaakt en gedeeld. Subsidiair wordt partiële vrijspraak ten aanzien van de ten laste gelegde periode bepleit.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte beschikte over logingegevens voor toegang tot diverse systemen van [naam bedrijf 1] voor het kunnen uitvoeren van zijn werkzaamheden. De verdachte heeft informatie die via deze systemen kan worden verkregen over onder andere de status van een container gedeeld in de via Sky-ECC gevoerde chats. Wanneer men zich toegang verschaft tot een (deel van een) geautomatiseerd werk door gebruik te maken van een aan hem of haar beroepshalve verstrekte autorisatie, kan desalniettemin sprake kan zijn van wederrechtelijk binnendringen van dat geautomatiseerd werk met een valse sleutel. Dit kan het geval zijn wanneer de betreffende persoon zich toegang verschaft met andere doeleinden dan ter uitvoering van de werkzaamheden waarvoor die is verschaft (zie bijvoorbeeld HR 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1691). Een dergelijke situatie doet zich hier voor. De verdachte heeft zich immers toegang verschaft tot de systemen van [naam bedrijf 1] om daar afbeeldingen van te maken en deze te delen met derden.
Voor de ten laste gelegde periode zal worden aangeknoopt bij de data van de chats, zoals deze in het dossier zijn gevoegd. De eerste chat waaruit blijkt dat de verdachte gegevens deelt uit de systemen van [naam bedrijf 1] dateert van 6 juni 2020 en het laatste bericht van 25 juni 2020. De verdachte zal op dit punt derhalve partieel worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, de periode van 18 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Poeldijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
774kilogram cocaïne, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, op meer tijdstippen in de periode
6 juni 2020tot en met 25 juni 2020 te Rotterdam en/of [plaatsnaam 1] , gemeente Westland, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten in (een deel van) de server van expediteur [naam bedrijf 1] , is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van inlogcodes en/of inlognamen tot die server en/of (vervolgens) door zich met die inlogcodes en/of namen toegang te verschaffen tot (delen van) de server van expediteur [naam bedrijf 1] tot welke toegang hij op die momenten niet gerechtigd was, en vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en anderen heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen, namelijk door gegevens van die server zijnde containernummers en locaties waar die containers zich bevonden te fotograferen en vervolgens via de applicatie SKY te versturen naar anderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van 774 kilogram cocaïne. De verdachte heeft in zijn hoedanigheid van medewerker van het bedrijf [naam bedrijf 1] cruciale gegevens omtrent de status van de container doorgegeven aan anderen. Ook heeft hij informatie over het moment van het lossen van het schip en de losplaats van de container gedeeld en heeft hij gemeld wanneer de transporteur gereed moest staan. Door het raadplegen en versturen van deze informatie uit de systemen van [naam bedrijf 1] voor niet aan het werk gerelateerde doeleinden heeft hij zich tevens schuldig gemaakt aan computervredebreuk.
Het is een feit van algemene bekendheid dat havenmedewerkers onmisbaar zijn voor de geslaagde invoer van verdovende middelen via de haven van Rotterdam. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden. De verdachte heeft bovendien het vertrouwen dat door zijn werkgever in hem was gesteld, misbruikt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijke is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in aanmerking genomen de rol die de verdachte heeft vervuld om de invoer mogelijk te maken. Tevens is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de aard en ernst van de feiten. De verdachte is behulpzaam geweest bij de invoer van ruim 774 kilogram cocaïne. Een dergelijke hoeveelheid heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De verdachte heeft bovendien misbruik gemaakt van de functie die hij bekleedde bij de expediteur. Dit alles weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Om die redenen zal de rechtbank dan ook een gevangenisstraf opleggen die hoger is dan door de officier van justitie is geëist.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, welke zijn gelegen in het aantal verdachten, de omvang van het politiedossier en de juridische complexiteit in verband met de Sky-ECC problematiek.
Het onderzoek Bolero betreft een veertiental verdachten en omvat negen zaaksdossiers betrekking hebbend op de invoer van cocaïne dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. Daarnaast is aan sommige verdachten ook deelname aan een criminele organisatie, witwassen en/of computervredebreuk ten laste gelegd. De processen-verbaal van politie omvatten meer dan 5000 pagina’s. Gelet op de verwevenheid van de verschillende dossiers, was gelijktijdige behandeling daarvan onontkoombaar. Het grote aantal procespartijen heeft er mede toe bijgedragen dat het afstemmen van de agenda’s, ten behoeve van het plannen van de inhoudelijke behandeling, langer heeft geduurd dan gebruikelijk, zonder dat daarvan overigens aan procespartijen een verwijt kan worden gemaakt.
De verdenking tegen dertien van de veertien verdachten is ontstaan als resultaat van het hacken door de Franse autoriteiten (na een daartoe strekkend Europees Onderzoeksbevel van zowel de Nederlandse als de Belgische autoriteiten) van de servers van Sky-ECC in Frankrijk en vervolgens het tappen en ontsleutelen van het berichtenverkeer tussen de gebruikers van Sky-ECC. Er was en is nog steeds discussie omtrent de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de Sky-ECC berichten, alsmede de betrouwbaarheid daarvan. Dit heeft ertoe geleid dat door diverse raadslieden een groot aantal onderzoekswensen is ingediend betrekking hebbend op de Sky-ECC problematiek. De rechtbank heeft daartoe een regiezitting gehouden en heeft uiteindelijk in een tussenvonnis op die onderzoekswensen beslist.
De rechtbank acht vanwege al deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren voor de behandeling van de zaken van alle verdachten in Bolero gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 5 juli 2021 de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn in de zaak van de verdachte niet is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen de volgende standpunten ingenomen. De verdediging heeft zich hierover niet uitgelaten.
Omschrijving
Standpunt officier van justitie
1.
1 STK Tas (Omschrijving: Prada)
onttrekking aan het verkeer
2.
1 STK Portemonnee (Omschrijving: Louis Vuitton)
verbeurdverklaring
3.
1 STK Tas (Omschrijving: Louis Vuitton)
verbeurdverklaring
4.
1 STK Tas (Omschrijving: Louis Vuitton)
verbeurdverklaring
5.
1 STK Tas (Omschrijving: LV)
verbeurdverklaring
6.
1 STK Portemonnee (Omschrijving: Louis Vuitton)
verbeurdverklaring
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De voorwerpen zijn niet te relateren aan de bewezen feiten.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 15 oktober 2021 voor onbepaalde tijd geschorst.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren. De verdachte is kostwinner en is al drie jaar geleden in vrijheid gesteld. Hij heeft inmiddels de zorg voor twee kleine kinderen, terwijl zijn vrouw overspannen is en mogelijk een operatie zal moeten ondergaan.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal ernstige strafbare feiten. De gronden die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen zijn om die reden nog altijd aanwezig. Op het verzoek om continuering van de schorsing van de voorlopige hechtenis behoeft geen beslissing te worden genomen, nu de rechtbank bij beslissing van 14 oktober 2021 de voorlopige hechtenis met ingang van 15 oktober 2021 voor onbepaalde tijd heeft geschorst.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 138ab van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1 STK Tas (Omschrijving: Prada)
* 1 STK Portemonnee (Omschrijving: Louis Vuitton)
* 1 STK Tas (Omschrijving: Louis Vuitton)
* 1 STK Tas (Omschrijving: Louis Vuitton)
* 1 STK Portemonnee (Omschrijving: Louis Vuitton).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 18 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Poeldijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 954,40 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2020 tot en met 25 juni 2020 te Rotterdam en/of [plaatsnaam 1] , gemeente Westland, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten in (een deel van) de server van expediteur [naam bedrijf 1] , is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, althans is binnengedrongen, te weten door onbevoegd gebruik te maken van inlogcodes en/of inlognamen tot die server en/of (vervolgens) door zich met die inlogcodes en/of namen toegang te verschaffen tot (delen van) de server van expediteur [naam bedrijf 1] tot welker toegang hij (op dat/die moment(en)) niet gerechtigd was, en vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of anderen heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen, namelijk door gegevens van die server (zijnde (een) containernummer(s) en/of locatie(s) waar die container(s) zich bevonden) te fotograferen en/of (vervolgens) via de applicatie SKY te exporteren/versturen naar anderen.