ECLI:NL:RBROT:2024:4902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10/242021-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de primair ten laste gelegde invoer van 742 kilogram cocaïne en bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen en witwassen

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 742 kilogram cocaïne en het witwassen van € 200.000,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde invoer, maar heeft de subsidiaire ten laste gelegde voorbereidingshandelingen en het witwassen bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, maar dat niet kon worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de invoer zelf. De verdachte had contact met havenmedewerkers en de rechtbank concludeerde dat hij zich schuldig had gemaakt aan het voorbereiden van de invoer van de cocaïne. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte € 200.000,- in contanten had, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag en de cryptotelefoon verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/242021-21
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 14, 19, 22 en 28 maart en 8, 10 en 11 april 2024. Het onderzoek is gesloten op 28 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
  • feit 1: medeplegen van de invoer van 742 kilogram cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Danube);
  • feit 2: witwassen van een geldbedrag van € 200.000,-.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten: meerdere sieraden en een geldbedrag van € 200.000,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Identificatie Sky-ID [Sky-ID 1]
De verdachte wordt in het dossier geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1]. De rechtbank stelt voorop dat de feiten en omstandigheden die tot de identificatie hebben geleid, in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd en dat de bewijswaarde daarvan ook op die wijze moet worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat denkbaar is dat op basis van het samenstel van feiten en omstandigheden, die ieder voor zich onvoldoende onderscheidend zijn of niet met voldoende mate van zekerheid naar deze specifieke verdachte wijzen om de identificatie te kunnen dragen, desalniettemin buiten redelijke twijfel bewezen kan worden geacht dat de verdachte de gebruiker van het Sky-ID is geweest.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van dit Sky-ID.
4.1.1.
Standpunt verdediging
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID 1]. De aangetroffen telefoon diende op het moment van inbeslagname niet meer als Sky-telefoon. Daarnaast was deze telefoon, die in de woning van de verdachte is aangetroffen, niet van hem maar van een vriend. Het meebewegen van de Sky-telefoon met de privételefoon van de verdachte kan worden verklaard door het feit dat de verdachte in die periode veel tijd doorbracht met vrienden. De politie verbaliseert dat op een door de Sky-gebruiker verstuurde foto de privételefoon van verdachte te zien is en dat die telefoon te herkennen is aan de barsten in het scherm, maar op de bij dat proces-verbaal gevoegde foto is dit niet zichtbaar. Dat de Sky-telefoon als naam “[naam 1]” heeft, is mogelijk vanwege een WIFI-verbinding ontstaan. Voor zover de verdachte op enig moment de gebruiker zou zijn geweest, hoeft dat nog niet steeds zo geweest te zijn; het is mogelijk dat meerdere mensen van het Sky-ID gebruik hebben gemaakt.
4.1.2
Beoordeling door de rechtbank
Binnen het opsporingsonderzoek Bolero is gebleken dat één van de contacten van de medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 2] betreft. Uit de historische gegevens volgt dat dit Sky-ID voorzien is van het IMEI-nummer [nummer] en regelmatig aanstraalt op de zendmast aan [adres 2]. Ook [medeverdachte] blijkt zich regelmatig in dit zendgebied te bevinden. Nader onderzoek wijst uit dat hij vermoedelijk verblijft in de woning aan [adres 3], het adres van de verdachte in de Basisregistratie Personen. Deze woning valt binnen het bereik van de zendmast aan [adres 2]. De woning van de verdachte is hierop doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn diverse telefoons aangetroffen, waaronder een iPhone 7 die is gevonden op een nachtkastje in de slaapkamer van de verdachte. Aan deze iPhone 7 blijkt hetzelfde IMEI-nummer te zijn gekoppeld als aan het Sky-ID [Sky-ID 1] ([nummer]). Daarnaast is tijdens de doorzoeking een iPhone 11 aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat dit zijn privételefoon is. Uit een nadere analyse van de verkeersgegevens volgt dat beide telefoons dezelfde, opvallende reisbewegingen hebben gemaakt en daarbij dezelfde zendmasten hebben aangestraald, bijvoorbeeld tijdens een reisbeweging naar Limburg. Daarnaast blijken beide telefoons in een zelfde periode geen verkeersgegevens te hebben geregistreerd, hetgeen doet vermoeden dat zij in het buitenland zijn geweest.
Ook de inhoud van de onderschepte chatberichten van de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] is onderzocht. Op 30 juli 2020 stuurt de gebruiker van het Sky-ID een foto van een scherm van een telefoon, met daarop een werkrooster van het bedrijf [naam bedrijf 1]. Het scherm van de gefotografeerde telefoon lijkt op diverse plekken te zijn beschadigd. Volgens de politie komen deze beschadigingen overeen met de beschadigingen die op de privételefoon van de verdachte zijn waargenomen. Daarnaast ontvangt de verdachte op zijn privételefoon op 3 augustus 2020 gegevens van ene “[naam 2]”. De gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] deelt op hetzelfde moment een schermafbeelding in een groepsgesprek waaruit blijkt dat door “[naam 3]” (de voornaam van de verdachte) contact is gelegd met “[naam 2]”. Verder stuurt de gebruiker van het Sky-ID op 19 juli 2020 meerdere foto’s van een tennisracket en een tennisbaan. Op de privételefoon van de verdachte zijn soortgelijke foto’s van dezelfde datum aangetroffen. Ten slotte stuurt de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 1] op 22 juni 2020 een bericht waaruit blijkt dat hij geen cash meer heeft en dat alles wat hij heeft nu uit de winkel komt. De verdachte heeft verklaard sinds 2019 eigenaar te zijn van een winkel in feestartikelen.
De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID 1].
De verklaring van de verdachte – dat de Sky-telefoon niet van hem, maar van een ander is – vindt geen steun in het dossier. De Sky-telefoon – waaraan als naam ‘[naam 1]’ is gekoppeld – is in de woning van de verdachte op zijn nachtkastje aangetroffen en uit het voorgaande blijkt dat deze telefoon en zijn privételefoon niet alleen dezelfde thuismast hebben, maar ook meermaals op hetzelfde moment ongebruikelijke reisbewegingen hebben gemaakt. De rechtbank acht onder meer de reisbeweging naar Limburg, ver van zijn eigen woning, doorslaggevend. Ook de inhoud van de door de Sky-gebruiker verstuurde berichten wijst in meerdere opzichten in de richting van de verdachte. De verdachte heeft bijvoorbeeld een bericht verstuurd met daarin zijn eigen voornaam. Hieruit blijkt dat het wel degelijk de verdachte – en dus niet iemand anders – is geweest die gebruik heeft gemaakt van het Sky-ID [Sky-ID 1] in de ten laste gelegde periode.
4.1.3
Conclusie
Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1: zaaksdossier Danube)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Uit de via Sky-ECC gevoerde chatgesprekken blijkt dat de verdachte met de medeverdachten heeft gesproken over het vinden van havenmedewerkers die behulpzaam konden zijn bij de (verlengde) invoer van de in beslag genomen partij cocaïne. De verdachte deelt onder meer een werkrooster van het bedrijf [naam bedrijf 1] met zijn medeverdachten. Uit de berichten kan bovendien worden opgemaakt dat de verdachte ook daadwerkelijk havenmedewerkers met dit doel heeft benaderd. Daarnaast blijkt uit onderzoek aan de normale telefoon van de verdachte dat hij op 30 juli 2020 op internet heeft gezocht naar het bedrijf [naam bedrijf 1] en dat hij op 4 augustus 2020 – de dag waarop de lading werd onderschept – een zoekslag heeft gedaan met de woorden “drugs gepakt Delta Terminal”. Daarmee is het primair ten laste gelegde , de (verlengde) invoer van de cocaïne, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft de navolgende standpunten naar voren gebracht.
Voor zover de verdachte wel de gebruiker zou zijn van Sky-ID [Sky-ID 2], geldt dat uit de chatberichten die dateren van vóór de inbeslagname van de cocaïne niet blijkt dat deze zien op de betreffende lading cocaïne, noch dat de verdachte wetenschap had van die lading cocaïne. Verder wordt in de chatberichten gesproken over het vinden en benaderen van havenmedewerkers, maar blijft het onduidelijk wat die mensen precies moesten gaan doen, of zij uiteindelijk gevonden zijn en of zij ook daadwerkelijk een bijdrage hebben geleverd aan de (verlengde) invoer van de cocaïne. Berichten en handelingen die dateren van ná de inbeslagname van de verdovende middelen kunnen, blijkens vaste jurisprudentie, niet bijdragen aan de (verlengde) invoer daarvan. De verdachte kan dan ook niet als medepleger van de invoer van de lading worden aangemerkt, zodat hij van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de invoer van de cocaïne en dus evenmin dat zijn opzet gericht was op de voorbereiding hiervan. Verder blijft onduidelijk of de verdachte daadwerkelijk havenmedewerkers heeft bereikt en wat de beoogde rol van deze personen was.
4.2.3.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 1 juli 2020 heeft het expeditiebedrijf [naam bedrijf 2] melding gemaakt van het feit dat valselijk gebruik werd gemaakt van haar bedrijfsnaam en de naam van haar directeur in het informatievoorzieningsprogramma Portbase. Hierop werd een onderzoek gestart en werd verstrekking van de toekomstige gegevens gevorderd van voormeldingen via Portbase met het account van [naam bedrijf 2]. Op 4 augustus 2020 werd met dit account een container met containernummer [containernummer] voorgemeld, afkomstig van het schip [naam schip]. Bij het uitrijden van deze container van de ECT-Terminal op de Maasvlakte, is de chauffeur staande gehouden en de container aan een controle onderworpen. Daarin werd, tussen de reguliere lading bestaande uit pallets met bananen, een groot aantal pakketten met verdovende middelen aangetroffen. De inhoud van deze pakketten had een nettogewicht van 742 kilogram. In het Douane Laboratorium is de inhoud van een aantal van deze pakketten getest en hiervan is vastgesteld dat het cocaïne betrof.
Het dossier bevat verschillende (groeps)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC, die blijkens hun inhoud betrekking hebben op de in beslag genomen partij cocaïne en waarin gesproken wordt over het vinden en benaderen van havenmedewerkers binnen het bedrijf [naam bedrijf 1].
Vrijspraak (verlengde) invoer (feit 1 primair)
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de chatgesprekken dat de verdachte, in overleg met zijn medeverdachten, heeft gezocht naar havenmedewerkers, specifiek medewerkers van het bedrijf [naam bedrijf 1], en dat hij deze ook daadwerkelijk heeft benaderd. Echter kan niet worden vastgesteld dat dit concreet ergens toe heeft geleid in de zin dat die door de verdachte (en medeverdachten) benaderde havenmedewerkers daadwerkelijk een rol hebben gespeeld bij de verlengde invoer van de cocaïne. Aldus kan niet vastgesteld worden dat de verdachte met zijn handelen een materiële of intellectuele bijdrage aan de verlengde invoer heeft geleverd, noch of die bijdrage van voldoende gewicht is om hem als medepleger te kunnen aanmerken. De verdachte zal daarom van de primair ten laste gelegde (verlengde) invoer worden vrijgesproken.
Voorbereidingshandelingen (feit 1 subsidiair)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met zijn handelen heeft bijgedragen aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van de lading cocaïne. Anders dan bij de primair ten laste gelegde verlengde invoer, is daarvoor niet noodzakelijk dat kan worden vastgesteld dat de door de verdachte verrichte voorbereidingshandelingen – bestaande uit het vinden en benaderen van havenmedewerkers die bij de invoer van de cocaïne behulpzaam konden zijn – tot resultaat hebben geleid, in die zin dat zij daadwerkelijk aan de verlengde invoer hebben bijgedragen. Reeds het verrichten van die voorbereidingshandelingen is immers in de Opiumwet zelfstandig strafbaar gesteld.
Dat de verdachte geen wetenschap zou hebben gehad van het feit dat sprake was van de invoer van cocaïne en dat dus zijn opzet daarop niet gericht was, ook niet in voorwaardelijke zin, vindt zijn weerlegging in het volgende. Uit de (groeps)gesprekken, waaraan de verdachte actief heeft deelgenomen, blijkt dat hij ervan op de hoogte was dat de voorbereidingen die door hem en zijn medeverdachten werden getroffen betrekking hadden op een ‘klus’ die een grote waarde vertegenwoordigde. Uit die gesprekken bleek immers dat bij het bemachtigen van de inhoud van de container sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen een groot aantal betrokkenen, dat een uitgebreid plan werd gemaakt voor het uithalen van de lading, compleet met verschillende scenario’s, dat ter uitvoering van deze plannen nog meer mensen (havenmedewerkers) moesten worden benaderd en dat aan hen grote bedragen moesten worden betaald om hun medewerking te verkrijgen. Er zijn slechts weinig soorten ladingen denkbaar die een afdoende waarde vertegenwoordigen om dergelijke voorbereidingen en kosten te kunnen rechtvaardigen. Cocaïne is er daar nadrukkelijk één van, zeker nu het naar algemene ervaringsregels een bekend gegeven is dat in de haven van Rotterdam regelmatig grote partijen cocaïne worden ingevoerd in (koel)containers. In de chats wordt voorts door het Sky-ID dat wordt toegeschreven aan [naam 4], gevraagd of de deelnemers aan het chatgesprek zich nog voor een ‘paar stuks’ gaan ‘inkopen’, hetgeen eveneens duidt op de handel in (kilo’s) cocaïne. In de middag van 4 augustus 2020 – kort nadat in een Sky-groepsgesprek waaraan de verdachte deelnam werd gemeld dat het transport was gevallen – heeft de verdachte met zijn telefoon gezocht naar nieuws over de onderschepping van drugs op de Delta Terminal. Ook hieruit blijkt dat de verdachte minst genomen de mogelijkheid heeft onderkend dat het transport, waarvan in de Sky-gesprekken wordt opgemerkt dat het is “gevallen”, zag op verdovende middelen. De rechtbank leidt uit de aangehaalde chatberichten, in onderlinge samenhang bezien, af dat onmiskenbaar over de invoer van cocaïne wordt gesproken. De verdachte heeft zelf geen nadere uitleg gegeven over hoe de gesprekken geïnterpreteerd moeten worden.
Het voorgaande betekent dat de verdachte, bij het voorbereiden dan wel bevorderen van de verlengde invoer van de inhoud van de container, ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die inhoud cocaïne betrof. Daarmee is de aanwezigheid van opzet, in voorwaardelijke zin, bewezen.
4.2.4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering (feit 2: witwassen van € 200.000,-)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Het bedrag van € 200.000,- in contanten dat is aangetroffen in de door de verdachte aangehouden kluis kan niet gelinkt worden aan enig concreet cocaïnetransport. Er is dus geen sprake van een gronddelict. Voor zover de verdachte de gebruiker zou zijn van Sky-ID [Sky-ID 2], kunnen de door hem verstuurde chatberichten, over geld in een kluis, ook niet bijdragen aan een vermoeden van witwassen van het aangetroffen geldbedrag. Onduidelijk is immers of die berichten over dezelfde kluis gaan. Daarnaast komt het in de chats besproken bedrag van € 300.000,- niet overeen met het aangetroffen bedrag van
€ 200.000,-. Een vermoeden van witwassen kan evenmin worden gebaseerd op overige witwastypologieën: de verdachte heeft geen strafblad en het bedrag bestond uit gangbare coupures. Voor zover een vermoeden van witwassen al gerechtvaardigd zou zijn, geldt dat de verdachte een verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de legitieme herkomst van het bedrag. De verdachte heeft stukken aangeleverd waaruit blijkt dat hij zich als ondernemer een aanzienlijk inkomen heeft verworven, hetgeen ook blijkt uit de in zijn woning aangetroffen bonnetjes. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om naar aanleiding van deze verklaring nader onderzoek te doen.
4.3.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het bedrag van € 200.000,- dat is aangetroffen in de door de verdachte gehuurde kluis bij De Nederlandse Kluis (hierna: DNK) sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat vermoeden vloeit onder meer voort uit de chatgesprekken gevoerd door de verdachte via Sky-ECC. De verdachte zegt op 2 juni 2020 dat hij tweeënhalfduizend euro in huis heeft en dat verder alles in de kluis ligt. En hij merkt op dat het beter is daar niet te vaak naar toe te gaan voor het geval men wordt gevolgd. Op 22 juni 2020 zegt de verdachte dat hij geen cash meer heeft, alles dat hij heeft komt nu uit de winkel en alleen als het echt nodig is pakken ze uit de kluis. Diezelfde dag stuurt de verdachte twee foto’s van een kluisdeur bij DNK. Op
23 juli 2020 wordt in een groepsgesprek met onder meer de verdachte besproken dat er bijna drie ton afgeleverd gaat worden. De verdachte wordt gevraagd door de Sky-gebruiker die is geïdentificeerd als [naam 4] of het in de kluis zal passen. De verdachte antwoordt dat dit alleen zal lukken als het biljetten van € 50,- zijn. [naam 4] geeft vervolgens aan dat het gaat om biljetten van € 20,-.
Gezien het tijdsverloop tussen deze berichten en het aantreffen van het geldbedrag in de kluis, kan niet worden vastgesteld dat het aangetroffen bedrag van € 200.000,- deel heeft uitgemaakt van het in de chats besproken bedrag van € 300.000,-. De bedragen komen ook niet overeen en de coupures evenmin, nu het aangetroffen bedrag hoofdzakelijk bestaat uit briefjes van € 50,-, in plaats van € 20,-. Desalniettemin kan op basis van de chatberichten wel in algemene zin worden vastgesteld dat de verdachte de door hem bij DNK gehuurde kluis heeft gebruikt voor het bewaren van gelden met een criminele herkomst.
Het standpunt van de verdediging dat het mogelijk niet om dezelfde kluis zou gaan, vindt geen steun in het dossier. Op basis van de verstuurde foto’s kan worden vastgesteld dat de chatgesprekken betrekking hebben op een kluis bij DNK. Er zijn geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat de verdachte hier meer dan één kluis huurde; enkel van de kluis waar het geld is aangetroffen is een huurcontract bij de verdachte thuis aangetroffen en de verdachte heeft ook niet over enige andere kluis verklaard.
Buiten de hiervoor genoemde chatberichten dragen ook de omstandigheden waaronder het bedrag is aangetroffen bij aan het vermoeden van witwassen. Het betrof 28 bundels bankbiljetten, waarvan er diverse verpakt waren in papier en aluminiumfolie. De bundels bestonden uit enkele briefjes van € 500,- en € 100,-, en 3.866 briefjes van € 50,-.
Van de verdachte mag een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld worden verlangd. De verklaring van de verdachte, dat hij dit bedrag met zijn winkel in feestartikelen heeft verdiend, wordt door de rechtbank als hoogst onaannemelijk verworpen. Weliswaar is aannemelijk dat de verdachte enige inkomsten heeft verworven uit zijn activiteiten als ondernemer – die de afgelopen jaren bestonden uit het uitbaten van een winkel in feestartikelen– maar daarin kan geen verklaring worden gevonden voor de aanwezigheid van een zo grote hoeveelheid contant geld, voornamelijk bestaande uit briefjes van € 50,- en op de beschreven wijze verpakt. Anders dan door de verdediging gesteld heeft het Openbaar Ministerie in de verklaring van de verdachte geen aanleiding hoeven te zien voor het verrichten van nader onderzoek. De door de verdachte gegeven verklaring voor de aanwezigheid van het geld is niet of nauwelijks verifieerbaar. Het had op de weg van de verdachte gelegen om concrete gegevens over te leggen waaruit de aanwezigheid van het bedrag van € 200.000,- logischerwijs kan worden verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van gelden afkomstig uit enig misdrijf en dat de criminele herkomst daarvan aan de verdachte bekend was. De verdachte heeft dit geld voorhanden gehad. Hij beschikte immers over de sleutel en het huurcontract van de kluis en maakte daar blijkens de chatberichten ook gebruik van. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
4.3.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair)
hij, in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 4 augustus 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 742 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contact met één of meer mededaders(s) onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het uithalen en/of vervoeren van voornoemde cocaïne;
2.
hij, op 17 mei 2021, te Rotterdam, een voorwerp, te weten € 200.000,-- heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
(subsidiair )
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en zich en een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van een partij van 742 kilogram cocaïne. De verdachte heeft ten behoeve hiervan onder andere contact gelegd met havenmedewerkers die behulpzaam konden zijn bij de invoer van de cocaïne. Zo heeft hij onder meer een werkrooster van de [naam bedrijf 1] met de medeverdachten gedeeld en heeft hij medewerkers van dit bedrijf ook daadwerkelijk benaderd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 200.000,-. De verdachte was in het bezit van een sleutel van een kluis met daarin geld afkomstig van criminele activiteiten.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden.
Het witwassen van criminele gelden vormt daarnaast een bedreiging voor de legale economie, omdat het de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast. Het bevordert bovendien het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal – conform hetgeen is verzocht door de verdediging – afwijken van de eis van de officier van justitie, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, welke zijn gelegen in het aantal verdachten, de omvang van het politiedossier en de juridische complexiteit in verband met de Sky-ECC problematiek.
Het onderzoek Bolero betreft een veertiental verdachten en omvat negen zaaksdossiers betrekking hebbend op de invoer van cocaïne dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. Daarnaast is aan sommige verdachten ook deelname aan een criminele organisatie, witwassen en/of computervredebreuk ten laste gelegd. De processen-verbaal van politie omvatten meer dan 5.000 pagina’s. Gelet op de verwevenheid van de verschillende dossiers, was gelijktijdige behandeling daarvan onontkoombaar. Het grote aantal procespartijen heeft er mede toe bijgedragen dat het afstemmen van de agenda’s, ten behoeve van het plannen van de inhoudelijke behandeling, langer heeft geduurd dan gebruikelijk, zonder dat daarvan overigens aan procespartijen een verwijt kan worden gemaakt.
De verdenking tegen dertien van de veertien verdachten is ontstaan als resultaat van het hacken door de Franse autoriteiten (na een daartoe strekkend Europees Onderzoeksbevel van zowel de Nederlandse als de Belgische autoriteiten) van de servers van Sky-ECC in Frankrijk en vervolgens het tappen en ontsleutelen van het berichtenverkeer tussen de gebruikers van Sky-ECC. Er was en is nog steeds discussie omtrent de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de Sky-ECC berichten, alsmede de betrouwbaarheid daarvan. Dit heeft ertoe geleid dat door diverse raadslieden een groot aantal onderzoekswensen is ingediend betrekking hebbend op de Sky-ECC problematiek. De rechtbank heeft daartoe een regiezitting gehouden en heeft uiteindelijk in een tussenvonnis op die onderzoekswensen beslist.
De rechtbank acht vanwege al deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren voor de behandeling van de zaken van alle verdachten in Bolero gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 3 november 2021, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn in de zaak van de verdachte niet is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben ten aanzien van de in beslag genomen goederen de volgende standpunten ingenomen.
Omschrijving
Standpunt officier van justitie
Standpunt verdediging
1.
1 STK Horloge (Omschrijving: _670975, goud, merk: Rolex, chassisnr: [chassisnummer])
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
2.
1 STK Halsketting (Omschrijving: _671013, geelgoud)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
3.
1 STK Ring (Omschrijving: _671014, goud)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
4.
1 STK Ring (Omschrijving: _671015, goud, merk: zegelring)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
6.
200.000 EUR, ibg 17-05-21 (Omschrijving: _671392)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
12.
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: _670966 crypto, wit, merk: Apple)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 200.000,00 en de in beslag genomen cryptotelefoon zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen begaan. Ten aanzien van de in beslag genomen Rolex, halsketting en ringen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De voorwerpen zijn niet direct te relateren aan de bewezen feiten.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 14 januari 2022 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren. Gewezen is op de zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte, die er onder meer in bestaan dat hij een eigen onderneming heeft. Hij heeft zich bovendien gehouden aan de aan zijn schorsing verbonden voorwaarden.
De rechtbank zal beide verzoeken afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige strafbare feiten. De gronden die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen, zijn om die reden nog altijd aanwezig. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen daar niet tegen op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 subsidiair en 2:
* 200.000 EUR, ibg 17-05-21 (Omschrijving: _671392)
* 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: _670966 crypto, wit, merk: Apple)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1 STK Horloge (Omschrijving: _670975, goud, merk: Rolex, chassisnr: [chassisnummer])
* 1 STK Halsketting (Omschrijving: _671013, geelgoud)
* 1 STK Ring (Omschrijving: _671014, goud)
* 1 STK Ring (Omschrijving: _671015, goud, merk: zegelring).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 4 augustus 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 742
kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 4 augustus 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden cocaïne (742 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te
doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
-in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contact met één of meer mededaders(s) onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde cocaïne en/of
-een telefoon en/of geld verstrekt en/of ontvangen en/of
-een loods geregeld en/of
-geregeld dat personen toegang verschaft werd tot het haventerrein en/of geregeld dat deze personen goederen bij zich hadden teneinde op het haventerrein te verblijven en/of de nacht door te brengen en/of
-(vervolgens) deze verdovende middelen, al dan niet in een container en/of voertuig, met behulp van anderen het haventerrein laten afvoeren/vervoeren en/of
-geregeld dat er voertuigen beschikbaar waren om de verdovende middelen te vervoeren;
2.
hij, op of omstreeks 17 mei 2021, te Rotterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten € 200.000,-- heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.