ECLI:NL:RBROT:2024:4879

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
ROT 23/6592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen UWV werkplan na doorlopen traject

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het werkplan voor re-integratie, waartegen de eiser in beroep was gegaan, inmiddels was doorlopen. Eiser had in december 2022 een werkplan ontvangen en was aangemeld voor een Werkfit-traject. Het UWV had op 31 augustus 2023 het bezwaar van eiser tegen het werkplan ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 22 mei 2024 werd het eindrapport van het Werkfit-traject overlegd, waaruit bleek dat eiser het traject had afgerond. Hierdoor had eiser geen procesbelang meer bij de behandeling van zijn beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV de proceskosten van eiser, tot een bedrag van € 875,-, moest vergoeden, omdat het eindrapport pas op de zitting was ingediend. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter S.E.C. Debets, in aanwezigheid van griffier M. Damen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6592

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 mei 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J. Berkouwer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV, (gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 22 mei 2024 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 875,-.

Overwegingen

1. Op 6 december 2022 heeft het UWV een werkplan voor de re-integratie van eiser opgesteld. Op grond van dit werkplan zal eiser aangemeld worden voor een Werkfit-traject. Met het bestreden besluit van 31 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2. Ter zitting heeft het UWV het eindrapport van het Werkfit-traject van
15 september 2023 aan de rechtbank en eiser verstrekt.
3. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
4. Eiser heeft met het instellen van het beroep tegen het bestreden besluit nagestreefd dat hij niet hoeft mee te werken aan het in het werkplan genoemde Werkfit-traject. Uit het door het UWV ingediende eindrapport blijkt dat eiser het Werkfit-traject inmiddels heeft doorlopen en dat het traject daarmee is afgerond. Eiser heeft dan ook geen procesbelang meer bij de behandeling van zijn beroep. De stelling dat er belang is in de zin van erkenning van eisers medische klachten of de kosten die gemoeid gaan met de zitting in beroep, leidt niet tot een ander oordeel. Een principieel belang of een vergoeding van proceskosten in beroep leveren geen procesbelang op. Eiser is daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep.
5. Partijen zijn verdeeld over het al dan niet toekennen van een vergoeding van de proceskosten. Gelet op de gang van zaken dat het UWV het eindrapport van het Werkfit-traject pas op de zitting heeft ingediend, oordeelt de rechtbank dat de kosten van het bijwonen van deze zitting voor vergoeding in aanmerking komen. Het UWV wordt daarom veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-
(1 punt volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht). Er zijn geen andere kosten die in aanmerking komen voor een vergoeding.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.