ECLI:NL:RBROT:2024:4878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/10/668559 / JE RK 23-2631 en C/10/672164 / JE RK 24-113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht en de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, betreffende de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 8 december 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij Tornado van Pluryn, voor de duur van drie maanden. De rechtbank oordeelt dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel op de crisisgroep van Bergse Bos verblijft, waar hij niet de juiste begeleiding en kaders krijgt. Er zijn zorgen over zijn gedrag, waaronder verbale en fysieke agressie, en het ontbreken van passende hulpverlening en dagbesteding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft. De rechtbank heeft ook benadrukt dat alle betrokkenen in het belang van [minderjarige] met elkaar in gesprek moeten blijven gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/668559 / JE RK 23-2631 en C/10/672164 / JE RK 24-113
Datum uitspraak: 4 april 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. I.K. Oosterveen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1] en [naam 2],
hierna ook te noemen: de voogden of de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. R.H.P. Feiner, kantoorhoudende te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant aan:
[naam 3],
hierna te noemen: de moeder, wonende te Hellevoetsluis.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 december 2023 en 5 maart 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 27 maart 2024, met daarin een lijst van jeugdhulpaanbieders die [minderjarige] hebben afgewezen, ontvangen op 27 maart 2024;
  • het overzicht incidentmeldingen Bergse Bos, overgelegd door de GI, ontvangen op 27 maart 2024;
  • de brief van de GI aan mr. Feiner over de beslissing op het verzoek tot rectificatie van 27 maart 2024, overgelegd door de GI, ontvangen op 27 maart 2024;
  • de brief ‘onderbouwing gesloten machtiging [minderjarige] ’, geschreven door [naam 4] , gedragswetenschapper bij Bergse Bos, overgelegd door de GI, ontvangen op 27 maart 2024;
  • de briefrapportage van de Raad van 28 maart 2024, ontvangen op 29 maart 2024;
  • het e-mailbericht van mr. Feiner van 2 april 2024.
1.2.
Op 4 april 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 5] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 6] en [naam 7] ;
  • de pleegmoeder met advocaat,
  • de moeder.
1.3.
De pleegvader is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de pleegvader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover afzonderlijk een gesprek gevoerd met mr. Rietbergen, de voorzitter van de rechtbank, in het bijzijn van zijn advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter van de rechtbank samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 10 oktober 2019 is het gezag van de moeder beëindigd en is
de GI benoemd tot voogd. Bij beschikking van 30 juli 2021 is de Gl van de voogdij over
[minderjarige] ontslagen en de pleegouders benoemd tot voogden.
2.2.
[minderjarige] verblijft op een open groep bij Bergse Bos van Horizon.
2.3.
Bij beschikking van 14 september 2023 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld
tot 14 december 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 september 2023 tevens een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken.
2.4.
Bij beschikking van 28 september 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 14 december 2023.
2.5.
Bij beschikking van 8 december 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang
van 8 december 2023 tot 8 juni 2024 en is de machtiging tot uithuisplaatsing in een
accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 8 maart 2024. Het verzoek is voor
het overige aangehouden.
2.6.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 maart 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 8 april 2024. Het overig verzochte is voor verdere behandeling aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.

3.De (aangehouden) verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/668559 / JE RK 23-2631
3.1.
De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van een
jaar. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een
accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er moet nog worden beslist op het resterend deel van het verzoek, te weten de ondertoezichtstelling voor de periode van 8 juni 2024 tot 8 december 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van 8 april 2024 tot 8 juni 2024.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/672164 / JE RK 24-113
3.2.
De GI heeft een machtiging verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten van verzoekers en belanghebbenden

4.1.
De Raad handhaaft zijn verzoek en licht dit als volgt toe. Tijdens een overleg met de GI is duidelijk geworden dat Kwadrant een plek voor [minderjarige] in een open setting zou kunnen bieden. Het is echter niet duidelijk op welke termijn. Het is belangrijk dat [minderjarige] wordt geplaatst op een neutrale plek, in de vorm van een kleinschalige setting. Bergse Bos biedt momenteel al een-op-een begeleiding. Daarnaast zal [minderjarige] gebaat zijn bij specialistische traumabehandeling. Ook is het van belang dat [minderjarige] weer naar school kan, zodat hij op cognitief gebied wordt uitgedaagd. [minderjarige] krijgt al geruime tijd geen onderwijs. Omdat er onduidelijkheid is over het schoolniveau van [minderjarige] , kan wellicht een persoonlijkheidsonderzoek worden afgenomen.
Als er geen zicht is op een plek voor [minderjarige] op een open groep, kan de Raad akkoord gaan met een kort verblijf op de gesloten groep Tornado.
Er is sprake van veel wantrouwen tussen de pleegouders en de GI. Het vraagt wat om het onderlinge vertrouwen weer te herstellen. De pleegouders vragen zich af wat hun positie is in het geheel. Het is belangrijk dat de pleegouders goed worden geïnformeerd door de GI.
4.2.
De GI handhaaft haar verzoek machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden en licht dit als volgt toe. Bij Kwadrant is zicht op twee mogelijkheden gezien de verwachte uitstroom. Een tijdsindicatie kan Kwadrant echter niet geven, waardoor de GI niet kan zeggen wanneer [minderjarige] daar terecht zou kunnen. Dat zou nog drie of vier maanden kunnen duren, terwijl de noodzaak van een overplaatsing van [minderjarige] hoog is. Op 16 april 2024 staat een oriëntatiegesprek met Pluryn gepland. Pluryn wil [minderjarige] face-to-face zien om te kunnen beoordelen of Kwadrant een passende plek is. Bij Tornado is plek voor [minderjarige] , maar voordat hij daar kan worden geplaatst moet de financiering van die plaatsing worden goedgekeurd. De GI kan daarmee aan de slag op het moment dat een machtiging gesloten jeugdhulp is verleend. Bergse Bos geeft al wekenlang aan dat zij de opvang van [minderjarige] niet meer aan kunnen. In de afgelopen weken heeft hij geen groei of stabilisatie laten zien, terwijl een van die twee nodig is om vooruit te kunnen. Volgens Bergse Bos is een open setting op dit moment niet passend voor [minderjarige] , gelet op de incidenten die plaatsvinden en de onveiligheid die deze met zich meebrengen voor [minderjarige] en zijn groepsgenoten. Bergse Bos mag geen vrijheidsbeperkende maatregelen gebruiken en dat maakt het ingewikkeld. De GI heeft gekeken naar de mogelijkheden voor dagbesteding voor [minderjarige] . Eerder kon Bergse Bos geen onderwijs inzetten omdat het ging om een crisisplaatsing. Daar komt bij dat het voor Bergse Bos ingewikkeld is om [minderjarige] onderwijs te bieden, omdat zij zijn niveau niet kunnen inschatten. Er moet echt gekeken worden wat [minderjarige] aankan.
Een week voorafgaand aan de zitting is [minderjarige] naar het Goofy spreekuur geweest. Er heeft een afrondend gesprek plaatsgevonden in het bijzijn van de pleegmoeder, maar er is nog geen officiële schriftelijke terugkoppeling beschikbaar. Er zijn geen vermoedens van seksueel misbruik. Wel zijn er veel zorgen over de ontlastingsproblematiek van [minderjarige] . Daarvoor wordt hij doorverwezen.
Op vragen van de rechtbank over de moeizame samenwerking geeft de GI aan dat zij alle betrokkenen heeft benaderd voor een netwerkberaad om met elkaar te kijken naar langetermijndoelen. Het idee is om deze netwerkberaden frequent te laten plaatsvinden.
4.3.
Namens en door de voogden is ter zitting het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] zit bij Bergse Bos en heeft daar geen dagbesteding. Er moet een langetermijnperspectief komen, omdat [minderjarige] wil weten waar hij kan opgroeien. Er wordt door de Raad heel nadrukkelijk gezegd dat [minderjarige] naar een neutrale plek moet. Met Pasen mocht [minderjarige] niet eens een nachtje bij de voogden logeren. Wanneer [minderjarige] wegloopt van de groep bij Bergse Bos, staat hij vervolgens wel steeds bij de voogden voor de deur. Voor de pleegmoeder is het niet duidelijk wat een gesloten setting inhoudt. Zij vraagt zich af of de voogden nog bij [minderjarige] op bezoek kunnen als hij naar een gesloten groep gaat.
Er is de hele tijd een soort regiestrijd gaande. Het voelt voor de voogden alsof zij door de GI aan de kant worden gezet. De voogden moeten als verzorgende ouders worden behandeld en meer worden betrokken door de GI. De pleegmoeder begrijpt goed wat [minderjarige] nodig heeft. De voogden zijn immers al heel lange tijd betrokken bij [minderjarige] . Er wordt nu voorgesteld om meer overleggen te plannen, maar het is de vraag of daar ruimte voor is, gelet op de hoge werkdruk bij de GI.
De Raad stelt dat [minderjarige] twee en een half jaar geen onderwijs heeft gehad. Dat is niet waar. [minderjarige] stond niet ingeschreven op een reguliere school, maar heeft tot mei 2023 onderwijs gehad, onder andere thuisonderwijs. Het is heel ingewikkeld om [minderjarige] onderwijs te bieden als het niet rustig is in zijn hoofd. De voogden waren bezig om een traumasensitieve leerkracht in te zetten om [minderjarige] op weg te helpen. [minderjarige] is naar de Goofy-poli geweest. De uitkomst van het onderzoek is negatief, wat wil zeggen dat er geen aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik.
Overigens staan er nog meer feitelijke onwaarheden in de verslaglegging van de GI.

5.Het standpunt van [minderjarige]

5.1.
[minderjarige] geeft, mede bij monde van zijn advocaat, aan dat het niet bepaald goed met hem gaat. Hij is in de afgelopen week meerdere keren weggelopen. [minderjarige] gaat dan vaak naar de voogden of naar moeder. Tijdens de vorige zitting op 5 maart 2024 was er niet echt een gezellige sfeer in de zaal. Er heerst veel wantrouwen over en weer tussen de GI en de pleegouders. Dat maakt samenwerken ontzettend lastig. De advocaat van [minderjarige] maakt zich daar zorgen over, omdat [minderjarige] daar last van heeft. Gebleken is dat [minderjarige] niet altijd zijn medicatie krijgt. Dat komt doordat het contact tussen de pleegouders, de groepsleiding bij Bergse Bos en de GI niet goed loopt. Wanneer [minderjarige] de medicatie niet structureel krijgt, blijft het ontlastingsprobleem bestaan. De betrokkenen moet elkaar meer opzoeken om samen goede dingen voor elkaar te krijgen voor [minderjarige] .
De advocaat van [minderjarige] is voorstander van plaatsing bij een kleinschalige open voorziening. [minderjarige] wil ook wel graag terug naar de voogden, wat lastig is. Er liggen nu twee opties op tafel; Kwadrant, waarvoor nog een oriënterend gesprek moet plaatsvinden, en Tornado, waarvoor de financiën nog moeten worden geregeld. Als [minderjarige] op een rustige plek verblijft waar dagbesteding wordt geboden, kan hij meer tot rust komen. Alle betrokkenen weten dat dit heel belangrijk is.

6.De informant

6.1.
Op vragen van de rechtbank geeft de moeder aan dat zij bang is dat het de verkeerde kant op gaat als [minderjarige] op een open groep blijft. [minderjarige] moet op een goede plek terechtkomen waar hij de juiste hulp kan krijgen. Daarbij is het belangrijk dat [minderjarige] niet meer kan “vluchten”. [minderjarige] loopt regelmatig weg en komt dan soms naar de moeder toe. Als [minderjarige] blijft weglopen, stagneert zijn ontwikkeling. De moeder hoopt dat [minderjarige] rust krijgt in zijn hoofd en dat hij gaat slagen in het leven. De moeder is het eens met de pleegmoeder dat onderwijs belangrijk is. [minderjarige] heeft een goed stel hersens en het is zonde als het bieden van onderwijs op de lange baan wordt geschoven.
De communicatie tussen de moeder en de Raad en de GI verloopt goed. De moeder kan open en eerlijk haar input leveren. Zij is ook blij dat zij bij de rechtbank haar zegje voor [minderjarige] mag doen.

7.De beoordeling

7.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is geen verweer gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de resterende duur van zes maanden, te weten tot 8 december 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
7.3.
Er zijn ernstige zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] . In september 2023 is [minderjarige] op de crisisgroep van Bergse Bos geplaatst na een melding van het crisisinterventieteam. [minderjarige] verblijft op het moment van de zitting nog steeds op de crisisgroep, zonder passende hulpverlening en dagbesteding. Op de crisisgroep doen zich regelmatig incidenten voor. [minderjarige] stelt zich zelfbepalend op, vertoont verbale en fysieke agressie richting groepsleiding en groepsgenoten en loopt weg van de groep. Bergse Bos geeft al langere tijd aan dat zij [minderjarige] niet de juiste begeleiding en kaders kunnen bieden en dat zij de veiligheid van [minderjarige] en zijn groepsgenoten niet kunnen waarborgen. Het gedrag van [minderjarige] imponeert volgens de onafhankelijke gedragswetenschapper als gedrag vanuit onmacht en niet vanuit onwil. Verder wordt gezien dat hij klem zit tussen voor hem belangrijke volwassenen en dat is heel zorgelijk.
7.4.
Vanuit Team Zorgbemiddeling is eind oktober 2023 het advies gekomen om [minderjarige] gesloten te plaatsen. De GI heeft daartoe in november 2023 een verzoek ingediend, dat vervolgens is ingetrokken. Besloten was om een teamtafel te organiseren om te bespreken hoe een gesloten plaatsing van [minderjarige] kon worden voorkomen. Omdat het aantal incidenten op de groep bij Bergse Bos niet afnam maar juist toenam, heeft de GI in januari 2024 opnieuw een verzoek ingediend om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen. Bergse Bos ondersteunt het verzoek van de GI, zo blijkt uit de brief van de gedragswetenschapper van Bergse Bos van 26 maart 2024. De voogden begrijpen dat [minderjarige] behandeling nodig heeft en niet naar huis kan, maar vinden een gesloten plaatsing niet wenselijk. De Raad meent dat eerst zorgvuldig moet worden onderzocht of er minder ingrijpende alternatieven zijn. De onafhankelijke gedragswetenschapper is ambivalent in haar verklaring van 27 februari 2024. Zij stemt in eerste instantie niet in met de verklaring van de GI dat gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] noodzakelijk en passend is. Wanneer naar voren komt dat er binnen korte termijn geen zicht is op perspectief (namelijk een open, intensieve, kleinschalige behandelgroep, waar traumasensitief gewerkt wordt) en de veiligheidsrisico’s voor zowel [minderjarige] als de mensen in zijn omgeving gelijk blijven of toenemen, stemt de onafhankelijke gedragswetenschapper wel in met de gesloten plaatsing.
7.5.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting overweegt de rechtbank dat van die situatie sprake is. De GI heeft een lijst overgelegd van jeugdhulpaanbieders die zijn benaderd. Horizon en D3 hebben [minderjarige] afgewezen. Zij adviseren om [minderjarige] eerst te laten stabiliseren in een jeugdzorgplusinstelling (gesloten setting). Andere aanbieders met open (behandel)groepen hebben te maken met wachtlijsten. Daarnaast heeft de GI een overzicht van Bergse Bos overgelegd waarin alle incidentmeldingen in de periode van 25 september 2023 tot en met 25 maart 2024 ten aanzien van [minderjarige] zijn opgenomen. Daaruit blijkt dat in die periode bijna honderd incidenten zijn gemeld. Door de incidenten die plaatsvinden komt [minderjarige] bij Bergse Bos niet toe aan zijn ontwikkeling. Het is daarom van belang dat [minderjarige] op heel korte termijn naar een passende vervolgplek kan. Die plek lijkt te zijn gevonden bij Tornado, een kleinschalige gesloten groep van Pluryn. Bij Tornado kan [minderjarige] therapie en behandeling krijgen en is er aandacht voor onderwijs en vrijetijdsbesteding.
7.6.
De rechtbank zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de verzochte periode van drie maanden.
7.7.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, BW. Omdat er op dit moment nog geen zekerheid is over de beoogde plaatsing van [minderjarige] op de gesloten groep Tornado, zal [minderjarige] nog even bij Bergse Bos moeten blijven. De rechtbank overweegt dat deze plaatsing nog maximaal een maand mag duren. Binnen die tijd moet de GI alles in het werk stellen om een plaatsing van [minderjarige] op de gesloten groep Tornado te realiseren.
7.8.
Tot slot geeft de rechtbank alle betrokkenen mee dat zij in het belang van [minderjarige] met elkaar in gesprek moeten (blijven) gaan. Daar bij kan een Eigen Kracht-conferentie wellicht helpend zijn. Zoals ook volgt uit de verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper is het voor [minderjarige] heel belangrijk dat hij voelt dat hij van zijn ouders en opvoeders evenveel mag houden en zich niet genoodzaakt voelt om tussen hen te moeten kiezen.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 8 december 2024;
8.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 mei 2024;
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp (te weten bij Tornado van Pluryn) met ingang van 4 april 2024 tot 4 juli 2024;
8.5.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. G.M. Paling en M.P. van der Stroom, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier, en op schrift gesteld op 23 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.