In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 2 mei 2024, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige te beëindigen, toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De minderjarige verblijft al sinds mei 2021 bij een pleegmoeder, en ondanks de betrokkenheid van de moeder, is er onvoldoende stabiliteit en zorg geboden. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de moeder regelmatig onbereikbaar is voor hulpverlening en afspraken niet nakomt. De Raad heeft verzocht om de GI als voogd te benoemen, wat de rechtbank heeft goedgekeurd. De rechtbank benadrukt dat de beëindiging van het gezag niets afdoet aan de moederrol van de moeder en dat het contact tussen de moeder en de minderjarige moet worden gewaarborgd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder is veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het vermogen van de minderjarige.