ECLI:NL:RBROT:2024:4866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
11009378
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over toegang tot woning na brand en herstelwerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Stichting Hef Wonen. [eiser] heeft een vordering ingesteld tegen Hef Wonen, waarin hij eist dat de verhuurder hem onbelemmerd toegang verleent tot zijn woning, nadat gebreken als gevolg van een brand zijn hersteld. De brand, die op 12 januari 2024 in de woning van [eiser] heeft plaatsgevonden, leidde tot ziekenhuisopname van [eiser] en de mededeling van Hef Wonen dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden. Hef Wonen stelde dat de woning onbewoonbaar was verklaard en dat [eiser] zich niet als een goed huurder had gedragen, wat leidde tot een brandgevaarlijke situatie.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Hef Wonen niet bevoegd was om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, omdat de schade aan de woning niet zo ernstig was dat herstel onmogelijk was. De rechter heeft [eiser] in het gelijk gesteld en Hef Wonen veroordeeld om hem toegang te geven tot de woning zodra de gebreken zijn hersteld. De eis van [eiser] om een verbod op verhuur aan derden werd afgewezen, omdat niet is gebleken dat dit nodig was. Ook de tegeneis van Hef Wonen om [eiser] te verplichten de woning te ontruimen, werd afgewezen. Hef Wonen werd verder veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11009378 VV EXPL 24-158
datum uitspraak: 26 april 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. I.B. Jansen,
tegen
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff.
De partijen worden ‘[eiser]’ en ‘Hef Wonen’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 april 2024, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de e-mail van Hef Wonen met eis in reconventie (tegeneis) en bijlagen 6 tot en met 14;
  • de e-mail van [eiser], met bijlagen 15 tot en met 17;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Hef Wonen.
1.2.
Op 12 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met [eiser], in het bijzijn van zijn dochter, en mr. Jansen, en met [naam] voor Hef Wonen en
mr. Van der Hoeff.

2.De beoordeling

Wat is de kern?

2.1.
[eiser] eist - kort gezegd - (1) een verbod dat Hef Wonen zijn woning aan een ander verhuurt of in gebruik geeft. Ook wil hij (2) dat Hef Wonen wordt verplicht hem onbelemmerd toegang te geven tot de woning, zodra de gebreken daaraan zijn hersteld.
2.2.
Hef Wonen is het daarmee niet eens. Zij eist - kort gezegd - (primair) dat [eiser] de woning ontruimt of (subsidiair) een verbod dat [eiser] de woning betreedt totdat vonnis gewezen is in een door Hef Wonen te starten bodemprocedure.
2.3.
De eis van [eiser] wordt deels toegewezen. Die van Hef Wonen wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Wat is er gebeurd?
2.4.
Sinds 7 december 2006 huurt [eiser] van Hef Wonen de woning aan [adres]. Op 12 januari jl. is in de avond brand uitgebroken in de woonkamer van de woning. [eiser] heeft geprobeerd de brand te blussen, waarbij hij rook ingeademd heeft. Als gevolg hiervan is hij enige tijd opgenomen geweest in het ziekenhuis. [eiser] verblijft nu elders, maar hij wil binnenkort terugkeren naar de woning als de herstelwerkzaamheden die Hef Wonen daar laat verrichten afgerond zijn.
2.5.
Bij e-mailbericht van 29 februari 2024 heeft Hef Wonen aan [eiser] meegedeeld de huurovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk te ontbinden. Te kennen is gegeven dat [eiser] niet terug kan keren naar de woning en dat hem ook geen andere woning aangeboden wordt. Als reden is vermeld dat de woning onbewoonbaar is verklaard en dat de herstelwerkzaamheden nog weken of maanden kunnen duren. Ook is vermeld dat
[eiser] zich niet als een goed huurder gedragen heeft en tekortgeschoten is in zijn huurdersverplichtingen. Door zijn overvolle en vervuilde woning is een brandgevaarlijke situatie ontstaan. Ook is geluidsoverlast veroorzaakt door muziek op te hoog volume af te spelen, ondanks dat [eiser] gesommeerd is daarmee te stoppen. Verder is een betaalachterstand ontstaan, waarvoor een vonnis is gewezen.
Wat oordeelt de kantonrechter
Toewijzing eis 2 [eiser]
2.6.
Hef Wonen wordt veroordeeld om [eiser] onbelemmerd toegang te geven tot de woning aan [adres], vanaf het moment waarop de gebreken aan de woning zijn hersteld. Bij de huidige stand van zaken heeft [eiser] recht hierop op grond van de huurovereenkomst. Die is niet buitengerechtelijk ontbonden. Dat rechtsgevolg is niet ingetreden. Hef Wonen is namelijk niet bevoegd geweest om tot buitengerechtelijke ontbinding over te gaan, want de situatie als vermeld in artikel 7:210 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 7:206 lid 1 BW doet zich niet voor. De brand heeft de woning weliswaar niet goed bewoonbaar gemaakt, maar de schade is klaarblijkelijk niet zo erg dat het verhelpen ervan onmogelijk is of uitgaven vereist die redelijkerwijs niet zijn te vergen. Er worden nu herstelwerkzaamheden verricht en deze lijken binnenkort klaar te zijn. [eiser] heeft dus spoedeisend belang, want hij moet op korte termijn weer in de woning kunnen. Geen reden wordt gezien waarom Hef Wonen niet hieraan zal meewerken. Zelf geeft zij te kennen dat wel te zullen doen als zo wordt geoordeeld. Daarom wordt de dwangsom afgewezen. Aannemelijk is dat dit ook de uitkomst is in een gewone procedure.
Afwijzing eis 1 [eiser]
2.7.
Eis 1 wordt afgewezen. Niet is gebleken dat een verbod om de woning aan een ander te verhuren of in gebruik te geven nodig is.
Afwijzing tegeneis Hef Wonen
2.8.
De tegeneis wordt ook inhoudelijk beoordeeld. Onderkend wordt dat deze eis niet één werkdag vóór de zitting onder de aandacht is gebracht, maar gezien de samenhang met de eis in conventie wordt dit niet in strijd geacht met de goede procesorde of het beginsel van hoor en wederhoor [1] . Rekening wordt gehouden met de beperkte tijd voor de (voorbereiding van het) verweer.
2.9.
Uit wat onder 2.6. staat vloeit voort dat de tegeneis van Hef Wonen wordt afgewezen. De afwijzing betreft zowel het primair als het subsidiair geëiste. Zoals gezegd heeft [eiser] recht om terug te keren naar de woning. Niet aannemelijk is dat een eis van Hef Wonen tot ontbinding van de huurovereenkomst in een gewone procedure wordt toegewezen, zodat daarop niet kan worden vooruitgelopen. Naar het zich laat aanzien zullen de (gestelde) tekortkomingen niet een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Van belang is dat op dit moment niet vast staat hoe de brand in de woning is ontstaan en of causaal verband bestaat tussen de situatie aangetroffen in de woning en de schade. Niet betwist is dat de woning overvol is geweest, maar daarmee is nog niet gegeven dat geoordeeld zal worden dat sprake is geweest van niet goed huurderschap, wat moet leiden tot beëindiging van de huurovereenkomst. Voor de door [eiser] veroorzaakte muziekoverlast geldt hetzelfde, want de aard en de omvang in tijd van de overlast is beperkt. Deze situaties lijken ook op andere wijze te kunnen worden tegengegaan dan met een ontbinding. Voor de conclusie dat [eiser] onverbeterlijk is, ontbreekt op dit moment voldoende basis. Dat Hef Wonen in december 2022 een veroordelend vonnis heeft verkregen tegen [eiser] tot betaling van (ongeveer één maand) huur zal weinig gewicht in de schaal leggen.
Hef Wonen moet de proceskosten betalen
2.10.
Hef Wonen moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] op
€ 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.036,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. Er worden geen dagvaardingskosten toegewezen, omdat [eiser] met een toevoeging procedeert.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en Hef Wonen daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Hef Wonen om [eiser] onbelemmerd toegang te geven tot de woning aan [adres], vanaf het moment waarop de gebreken aan de woning zijn hersteld;
3.2.
veroordeelt Hef Wonen in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.036,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Zie artikel 6.2 en artikel 1.8 Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken.