ECLI:NL:RBROT:2024:4862

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10/323316-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mensensmokkel in vereniging van 47 vreemdelingen met partiële vrijspraak van uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel in vereniging van 47 vreemdelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 3 tot en met 5 december 2023, samen met anderen, deze vreemdelingen heeft vervoerd met de intentie hen toegang te verschaffen tot het Verenigd Koninkrijk. De verdachte, een internationaal vrachtwagenchauffeur, heeft de vreemdelingen in de trailer van zijn vrachtwagen vervoerd en hen voorbereid op de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft de verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook strafverzwarende factoren in aanmerking genomen, zoals het feit dat er kinderen onder de gesmokkelden waren en dat de verdachte dit feit in de uitoefening van zijn beroep heeft gepleegd. De verdachte is partieel vrijgesproken van het ten laste gelegde uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf, omdat de rechtbank oordeelde dat het enkel ging om het faciliteren van de doorreis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/323316-23
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. T. Urbanus, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.G.H. Verschaeren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde (samengevat) medeplegen van mensensmokkel van 47 vreemdelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 7 maart 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen voor het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel en het behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf uit winstbejag, een en ander begaan in de uitoefening van zijn beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts het behulpzaam zijn bij de doorreis door Nederland bewezen kan worden verklaard. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de vreemdelingen Nederland niet hebben verlaten en feitelijk nooit zijn aangekomen op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk dan wel een plek die op grond van de jurisdictie wetgeving gelijk wordt gesteld met het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk.
Daarnaast heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit van het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf. Hiertoe is aangevoerd dat niet kan worden aangenomen dat het handelen van de verdachte gericht was op of ingegeven door zelfverrijking, zodat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot het Verenigd Koninkrijk en het verschaffen van gelegenheid daartoe kan worden bewezen. Het feit dat het Verenigd Koninkrijk nog niet was bereikt, is immers, gezien de wettekst en jurisprudentie, niet relevant (zie Hoge Raad 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3195). Van belang is dat de behulpzaamheid bij het verschaffen van toegang is voltooid. De verdachte vervoerde de vreemdelingen in de trailer van een vrachtwagen en was op weg naar het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast heeft de verdachte – ook op de terechtzitting – verklaard dat hij het ticket voor de Stena Line ferry op 5 december 2023 zelf had geboekt. Gelet daarop kan worden bewezen dat hij de vreemdelingen behulpzaam was bij het verschaffen van toegang tot het Verenigd Koninkrijk en dat hij hun daartoe gelegenheid heeft verschaft.
De overige onderdelen van de tenlastelegging zijn door de verdachte bekend en zullen – met uitzondering van het hieronder te bespreken onderdeel – zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Uit winstbejag behulpzaam zijn bij verblijf
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen, wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd. Zo ook in deze zaak.
Tot 2005 was in artikel 197a Sr enkel strafbaar gesteld het behulpzaam zijn (uit winstbejag) bij toegang tot, of verblijf in (…). Doel en strekking van deze bepaling was het tegengaan van mensensmokkel. Dit doel en deze strekking waren voor de Hoge Raad mede (naast normaal spraakgebruik) reden om onder “verblijf” in Nederland te verstaan: “elk zich ophouden” in Nederland, waaronder volgens de Hoge Raad ook viel het louter vervoeren van personen door Nederland (zie Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537).
Bij de wetswijziging in 2005 is “winstbejag” uit lid 1 geschrapt en is in lid 1 “doorreis” toegevoegd. Behulpzaam zijn bij verblijf – uit winstbejag – is opgenomen in een afzonderlijk lid van artikel 197a Sr: (thans) het tweede lid. In de Memorie van Toelichting bij de genoemde wetswijziging wordt over het begrip “doorreis” onder meer het volgende vermeld: “Het huidige eerste lid kent het begrip doorreis niet. Doorreis is synoniem voor transit of doortocht (…). Transit zit tussen binnenkomst en verblijf in. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.” Het louter vervoeren van personen moet naar het oordeel van de rechtbank in dat verband derhalve worden gezien als het behulpzaam zijn bij doorreis.
Nu behulpzaam zijn bij doorreis als aparte handeling strafbaar is gesteld, is er aanleiding om het begrip “verblijf” minder ruim uit te leggen dan de Hoge Raad in 2003 deed en het begrip “doorreis” niet (meer) te laten samenvallen met het begrip “verblijf”. Doel en strekking van artikel 197a Sr – het tegengaan van mensensmokkel – verlangen immers, door de aparte strafbaarstelling van het behulpzaam zijn bij doorreis, niet meer dat het enkele vervoeren moet worden aangemerkt als behulpzaam zijn bij verblijf.
Daaruit volgt dat de rechtbank in zaken waarbij het alleen gaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het – uit winstbejag – behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste is gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden – nu louter sprake was van vervoer – (partieel) vrijspreken van het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.
4.1.4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich in de periode van 3 december 2023 tot en met 5 december 2023 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 3 december 2023 tot en met 5 december 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en te Vuren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, zevenenveertig (47) personen, met de Iraakse, Vietnamese
enAlbanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en genoemde personen daartoe gelegenheid heeft verschaft door
- een vrachtwagen (met kenteken [kenteken 1]) en een trailer (met kenteken [kenteken 2]) te huren en te gebruiken, en- bovengenoemde personen in de genoemde trailer te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar het Verenigd Koninkrijk te (gaan) nemen, en
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk, en
- contact te onderhouden met en instructies te geven aan / krijgen van één of meer medeverdachte(n) betreffende het vervoer van bovengenoemde personen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of
detoegang door/naar
/totNederland en/of
hetVerenigd Koninkrijk heeft gefaciliteerd , terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn beroep als internationaal
vrachtwagenchauffeur.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, in zijn hoedanigheid van internationaal vrachtwagenchauffeur, samen met anderen schuldig gemaakt aan de smokkel van zevenenveertig vreemdelingen, door hen in de oplegger van een vrachtwagen door Nederland te vervoeren, met de bedoeling om vervolgens door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. Onder de gesmokkelden bevonden zich negentien minderjarigen.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leidt dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 maart 2024. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De verdachte bekent. De reclassering ziet een man die aanvankelijk onderhavig feit pleegde om, naar eigen zeggen, mensen te helpen. Later werd hij naar zijn zeggen onder druk gezet hiermee door te gaan. De verdachte heeft niet overzien dat zijn verkeerde keuze gevolgen had voor de mensen die hij smokkelde, evenals voor zijn gezin en voor hemzelf. Mogelijk heeft het feit dat hij PDD-NOS heeft hierbij een rol gespeeld en was het hierdoor voor hem lastig om terug te komen op eerder gemaakte keuzes. De verdachte had zijn leven voor detentie redelijk tot goed op orde. Het risico op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Vanwege het lage recidiverisico zijn interventies niet geïndiceerd. Toch kan een CoVa-training bijdragen aan een vermindering van het (toch al lage) recidiverisico. De verdachte kan daar leren betere keuzes te maken en de gevolgen van zijn keuzes te overzien. Bij een langere detentiestraf lopen de financiële problemen op. In dat geval kan verplichte schuldhulpverlening bijdragen aan een beperking van de (dan grotere) recidiverisico’s. Bij een veroordeling wordt door de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, het actief deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het meewerken aan schuldhulpverlening.
Reclassering Nederland heeft ook eerder een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 februari 2024.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en heeft deze ook ter zitting met de verdachte besproken. De verdachte heeft toegezegd zich aan alle genoemde voorwaarden te zullen houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen, nu uit de stukken blijkt dat bij de verdachte op jonge leeftijd een stoornis binnen het autisme spectrum, in het bijzonder een pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet anderszins omschreven (hierna: PDD-NOS), is vastgesteld. Aangevoerd is dat de stoornis persisterend is en niet verdwijnt. Dat maakt volgens de raadsvrouw dat de verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde aan de stoornis leed en dat het handelen van de verdachte door de stoornis werd beïnvloed. De conclusie van de raadsvrouw is dat er daarmee sprake is van een causaal verband.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat de PDD-NOS mogelijk een rol heeft gespeeld bij het niet overzien van de gevolgen van de keuze die de verdachte heeft gemaakt en dat het mogelijk is dat het voor de verdachte lastig was om terug te komen op eerder gemaakte keuzes door de PDD-NOS. In het dossier bevindt zich echter geen deskundigenrapportage waarin de conclusie is getrokken dat het feit de verdachte omwille van zijn PDD-NOS verminderd dient te worden toegerekend. Uit hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, kan dat evenmin worden afgeleid. De rechtbank heeft daar op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting ook geen aanknopingspunten voor gevonden. Gelet hierop acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk geworden dat de PDD-NOS een dusdanige invloed had op het handelen van de verdachte dat daardoor het feit hem in verminderde mate zou moeten worden toegerekend. De verdachte wordt volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Strafoplegging
De verdediging heeft daarnaast verzocht om bij de op te leggen straf(modaliteit(en)) rekening te houden met de door de verdachte ervaren dwang, het feit dat hij een
first offenderis en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daartoe heeft zij verzocht om een combinatie van strafmodaliteiten op te leggen: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een taakstraf. Daarbij heeft zij verzocht om een groter gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk en een kleiner gedeelte onvoorwaardelijk op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist, en wel in die mate dat de verdachte in april 2025 op vrije voeten zal komen, zodat hij met zijn nieuwe baan kan starten en zijn leven kan oppakken.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het opleggen van een taakstraf of een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, geen recht aan de aard en ernst van het feit. Gelet op de aard en ernst van het feit kan immers niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal vreemdelingen dat is gesmokkeld, de landelijke oriëntatiepunten en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank neemt voorts in strafverzwarende zin in aanmerking dat zich onder de vreemdelingen kinderen bevonden, de vreemdelingen onder inhumane omstandigheden werden vervoerd en dat de verdachte dit feit in vereniging en gedurende de uitoefening van zijn beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur heeft begaan.
De rechtbank houdt ook in matigende zin rekening met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft in een vroeg stadium van het onderzoek een bekennende verklaring afgelegd, openheid van zaken gegeven en zich meewerkend opgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte onder een zekere mate van druk heeft gestaan om de ten laste gelegde mensensmokkel uit te voeren.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en de persoon van de verdachte in voldoende mate in haar strafeis heeft betrokken. Gelet daarop en op het voorgaande, zal de straf worden opgelegd die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet – met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging – het belang van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen één werkdag na het ingaan van de proeftijd, en verder gedurende de proeftijd, melden bij Reclassering Nederland, op het adres Polluxstraat 114-116 te Eindhoven, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. P. Joele en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 3 december 2023 tot en met 5 december 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en te Vuren, en te Elsendorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten zevenenveertig (47), althans één of meer personen, met de Iraakse, Vietnamese, Albanese en Turkse nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- een vrachtwagen (met kenteken [kenteken 1]) en een trailer (met kenteken [kenteken 2]) te (laten) huren en/of te gebruiken, en/of
- bovengenoemde personen naar de vrachtwagen te begeleiden, en/of
- bovengenoemde personen te helpen instappen in de trailer van de vrachtwagen, en/of
- bovengenoemde personen in de genoemde trailer te (laten) vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar het Verenigd Koninkrijk te (gaan) nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk, en/of
- contact te onderhouden met en/of instructies te geven aan / krijgen van één of meer medeverdachte(n) betreffende het vervoer en/of verblijf van bovengenoemde personen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Verenigd Koninkrijk heeft georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was, en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal
vrachtwagenchauffeur.