ECLI:NL:RBROT:2024:4832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
10/006492-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en handel in harddrugs met veroordeling tot gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim acht maanden betrokken was bij de handel in diverse soorten harddrugs, waaronder amfetamine, MDMA, cocaïne, XTC en 2CB. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, had een persoonlijke opvatting over het verbod op harddrugs, maar deze werd door de rechtbank niet als doorslaggevend beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn gemotiveerde houding voor behandeling en begeleiding door de reclassering, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat zijn handelen bijdroeg aan de maatschappelijke problemen rondom harddrugs.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten een meldplicht, ambulante behandeling, inspanningsverplichting voor dagbesteding en middelencontrole. Daarnaast werden de in beslag genomen geldbedragen, die verkregen waren door de verkoop van drugs, verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van een passende straf, waarbij ook rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerste justitiecontact en de complexe problematiek waar hij mee te maken had.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/006492-24
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsman mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen na het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met dien verstande dat de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen acht dat de verdachte GHB heeft verhandeld. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van dit onderdeel van het ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 27 april 2023 tot en met 5 januari 2024 te Rotterdam en/of te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen telkens opzettelijk heeft en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en MDMA en cocaïne en XTC en 2CB, zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne en XTC en 2CB telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van circa acht maanden verschillende soorten harddrugs verkocht en was hiermee de schakel tussen de gebruikers van harddrugs en de georganiseerde criminaliteit.
Op de zitting heeft de verdachte duidelijk laten merken het niet eens te zijn met het verbod op het gebruik van harddrugs zoals dat door de wetgever is bepaald. Het verbod is echter duidelijk en ondubbelzinnig en tegen de handel in drugs wordt hard opgetreden. De persoonlijke opvatting van de verdachte als individuele burger is daarbij niet doorslaggevend.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid teweegbrengt en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van deze maatschappelijke problemen en uitsluitend oog gehad voor het geld dat hij met de verkoop van de drugs kon verdienen. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 april 2024. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De reden van dit (eerste) justitiecontact is dat de verdachte geen reguliere baan heeft kunnen behouden door zijn ADHD en PTSS-problematiek. Hierdoor is hij op zoek gegaan naar een andere manier om aan geld te komen. Door zijn eigen recreatieve gebruik is hij met een dealer in contact gekomen en kwam op die manier terecht in de drugshandel. De reclassering ziet dagbesteding, financiën, psychosociaal functioneren en zijn houding als criminogene factoren, waarbij de kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Er is sprake van complexe achterliggende problematiek en een opeenstapeling van problemen, waarbij de verdachte professionele hulp nodig heeft. Mogelijk is ook sprake van autisme. Dit dient onderzocht te worden.
De verdachte komt gemotiveerd over voor toezicht van de reclassering en behandeling bij Fivoor, om zo de kans op recidive te verkleinen. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat de verdachte op de zitting heeft laten zien gemotiveerd te zijn om de aangeboden hulp vanuit zijn netwerk te accepteren en te werken aan zijn toekomst, zodat hij niet langer afhankelijk is van illegale inkomsten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe om nieuwe strafbare feiten van de verdachte tegen te gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de geldbedragen door het strafbare feit zijn verworven.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen.
8.3.
Beoordeling
Onder de verdachte zijn onder andere de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Geld (biljetten), 20 stuks (€ 1000,=), goednummer: [proces-verbaalnummer 1];
  • Geld (biljetten), 11 stuks (€ 220,=), goednummer: [proces-verbaalnummer 2];
  • Geld (biljetten), 5 stuks (€50,=), goednummer: [proces-verbaalnummer 3];
  • Geld (munten), 14 stuks (€ 9,20), goednummer: [proces-verbaalnummer 4].
De in beslag genomen geldbedragen worden verbeurd verklaard. De geldbedragen behoren toe aan de verdachte en zijn door middel van het strafbare feit verkregen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de reclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig acht. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor GGZ en/of De Waag Rijnmond GGZ en/of Antes GGZ en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van zijn behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.;de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag;
de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen als volgt:
Verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
Geld (biljetten), 20 stuks (€ 1000,=), goednummer: [proces-verbaalnummer 1];
Geld (biljetten), 11 stuks (€ 220,=), goednummer: [proces-verbaalnummer 2];
Geld (biljetten), 5 stuks (€50,=), goednummer: [proces-verbaalnummer 3];
Geld (munten), 14 stuks (€ 9,20), goednummer: [proces-verbaalnummer 4].
Dit vonnis is gewezen door mr. D.G.J. Roset, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2023 tot en met 5 januari 2024 te Rotterdam en/of te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of XTC en/of GHB en/of 2CB, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of XTC en/of GHB en/of 2CB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)