ECLI:NL:RBROT:2024:4824

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
10/060277-23 TUL VV: 96/277181-20; 02/288125-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 augustus 2022 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Rijksweg A15 in Ridderkerk. De verdachte, die onder invloed van alcohol en zonder geldig rijbewijs reed, verloor de controle over zijn voertuig en botste tegen een andere auto, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld door met een kapotte autoband en een te hoge snelheid te rijden, terwijl hij eerder betrokken was geweest bij een ander ongeval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar, en een hechtenis van 2 weken voor het rijden zonder rijbewijs. Daarnaast werd de auto van de verdachte verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat blijvende schade heeft opgelopen door het ongeval. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/060277-23
Parketnummers TUL VV: 96/277181-20; 02/288125-21
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte voor de feiten 1 primair, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar;
  • veroordeling van de verdachte voor feit 4 tot een hechtenis voor de duur van 2 weken
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 02/288125-21;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 96/277181-20.

4.Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3 en 4

Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

5.Bewijswaardering feit 1

5.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat een klapband van de auto van de verdachte de oorzaak is van het ongeluk en niet de overige ten laste gelegde overtredingen van de verkeersregels, te weten het rijden zonder rijbewijs en het rijden onder invloed. De verdediging gaat ervan uit dat de verdachte sneller heeft gereden dan andere verkeersdeelnemers. De precieze snelheid waarmee de verdachte gereden heeft, blijkt echter niet uit de uit de verkeersongevallenanalyse.
5.2
Beoordeling
5.2.1.
Vaststaande feiten
Op 27 augustus 2022 omstreeks 18.34 uur heeft op de Rijksweg A15 in Ridderkerk, ter hoogte van de Noordtunnel, de verdachte, rijdend in een personenauto, een verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte reed met een kapotte autoband (veel) harder dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per uur, verkeerde onder invloed van een behoorlijke hoeveelheid alcohol en was niet in het bezit van enig rijbewijs. Hij verloor de macht over het stuur op de linker rijbaan, raakte in de slip en botste tegen de achterzijde van de personenauto van het slachtoffer [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer), die op dat moment op de rechter rijbaan reed. De auto van het slachtoffer raakte vervolgens in de slip en kwam aan de linkerzijde van de rijbaan in botsing met de vangrail en tot stilstand. Het slachtoffer heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De vraag die ter beoordeling voorligt is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerwet 1994 (hierna: WVW) en zo ja, van welke vorm van schuld sprake is.
5.2.2.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Causaal verband gedragingen en ongeval
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Hierbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet causaal verband zijn tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake. Zij overweegt daartoe als volgt.
De verdachte reed met een alcoholpromillage van 1.55 mg/ml en zonder geldig rijbewijs op de snelweg. Kort voor het ongeval op de A15 was hij, omstreeks 18:30 uur, betrokken bij een ander verkeersongeval op de A16 bij Hendrik-Ido-Ambacht. Uit de verkeersongevallenanalyse is gebleken dat het waarschijnlijk is dat bij dit eerdere ongeval een defect is ontstaan aan de linker achterband van de auto van de verdachte. Na dit ongeval is de verdachte doorgereden, terwijl zijn auto naar eigen zeggen waarschuwingssignalen gaf.
Uit de verkeersongevallenanalyse en de verklaringen van getuigen leidt de rechtbank af dat hij zijn snelheid nadien niet heeft aangepast, maar met ten minste 120 km/u is doorgereden, waar 100 km/u is toegestaan. Daarbij heeft hij een getuige rakelings gepasseerd en een andere rechts ingehaald.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte voorafgaand aan het ongeval in onderlinge samenhang moeten worden bezien en samen hebben bijdragen aan het ontstaan van het ongeval. Het ongeval had immers niet plaatsgevonden als de verdachte na het eerdere ongeval zijn voertuig op een veilige plek aan de kant had gezet en zijn banden had gecontroleerd. De elektronische alarmsignalen van zijn auto en de eerdere plotselinge onbestuurbaarheid daarvan door de kapotte band hadden hem moeten waarschuwen om zijn positie op de weg en zijn snelheid aan te passen, zodat hij tijdig kon afremmen. Alcohol beperkt de reactiesnelheid in het verkeer – dat is algemeen bekend. Voor het besturen van een auto zonder enig rijbewijs geldt dat de verdachte niet heeft geleerd of bewezen dat hij de verkeersregels kent en weet hoe om te gaan met ongebruikelijke (nood)situaties als deze.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verkeersgedrag van de verdachte het ongeval heeft veroorzaakt. Er is door het ongeval sprake van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De volgende vraag is van welke vorm van schuld sprake is.
Roekeloosheid
Bij het bepalen van de mate van schuld in geval van overtreding van artikel 6 WVW dient de rechtbank allereerst te beoordelen of de gedragingen van de verdachte – die tot het aan zijn schuld te wijten ongeval hebben geleid – ook voldoen aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
(a) schending verkeersregels
De verdachte heeft meerdere verkeersregels geschonden, waaronder een verkeersregel als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, WVW. De verdachte heeft de maximumsnelheid ter plaatse fors overschreden. Deze gedraging wordt uitdrukkelijk als voorbeeld van schending van verkeersregels genoemd in artikel 5a, eerste lid, WVW, te weten onder sub g (overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid).
De lijst met voorbeelden, genoemd in het eerste lid van artikel 5a WVW, betreft echter geen limitatieve opsomming, zo blijkt uit sub m. Het overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang als de voorbeelden genoemd onder sub a t/m l, levert namelijk ook een schending van de verkeersregels op in de hier bedoelde zin. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit voor i) doorrijden na een ongeval (met schade aan de auto) en ii) het rijden zonder rijbewijs. Als onbevoegd bestuurder is de verdachte voorts niet verzekerd voor schade die anderen oplopen als gevolg van een door hem, verdachte, veroorzaakt verkeersongeval.
(b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag.
De verdachte heeft meerdere, voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels overtreden zoals hiervoor genoemd, terwijl hij onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol was. Dit samenstel van gedragingen maakt dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
(c) opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op zowel het schenden van de verkeersregels, als op het in
ernstige mateschenden van die verkeersregels.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij op de dag van het ongeval en de dag ervoor alcohol had gedronken. Sinds 6 maanden gebruikte hij overmatig alcohol en drugs vanwege een ongeval waarbij hij zelf gewond is geraakt. Hij was al langer van plan om een rijbewijs te halen, maar er kwam telkens iets tussendoor. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat zijn band op de A16 kapot was gegaan en dat hij in paniek probeerde weg te rijden, nadat zijn auto tegen de vangrail was gebotst. Hij reed van links naar rechts. Hij heeft dus bewust onder invloed van alcohol en zonder rijbewijs gereden en is bewust doorgereden na het eerdere ongeval, terwijl hij wist of moest vermoeden dat daardoor schade was ontstaan aan in ieder geval de vangrail en de linker achterband van zijn auto. Ook voor het meermalen gevaarlijk inhalen en het rijden met een (veel) te hoge snelheid, geldt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. Dat de verdachte zich na het ongeluk daarvan niets meer weet te herinneren, doet daaraan niet aan af.
De rechtbank concludeert op basis van de eigen verklaring van de verdachte dat zijn opzet niet alleen was gericht op het schenden van de verkeersregels, maar ook op de ernstige mate van schenden hiervan.
(d) gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat wanneer een bestuurder van een voertuig kort voor het ongeval betrokken is geweest bij een ander ongeval en daarbij de vangrail heeft geraakt en een lekke band heeft opgelopen, hierdoor een zeer gevaarlijke situatie ontstaat. Dit gevaar is des te groter wanneer de auto vervolgens alarmsignalen geeft, de bestuurder hard doorrijdend gevaarlijke inhaalacties verricht, niet in het bezit is van enig rijbewijs en bovendien onder invloed van alcohol verkeert. De voorzienbare, zeer gevaarlijke situatie heeft zich ook gemanifesteerd door het verkeersongeval dat de verdachte heeft veroorzaakt en waaraan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van de verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
5.2.4.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid ook kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte gehandeld met de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijswaardering feit 2
[naam] heeft verklaard dat zij op de A16 reed toen zij zag dat de auto van de verdachte begon te tollen en tegen de vangrail tot stilstand kwam, waarna hij achteruit tegen haar auto is aangereden en is weggereden. Deze aangifte wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de verklaring van de verdachte dat hij vlak voor het ongeval op de A15 de controle over de auto is verloren en tegen de vangrail tot stilstand kwam. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het doorrijden nadat hij betrokken was geweest bij een ongeval, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat daarbij schade was toegebracht.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 27 augustus 2022 te Ridderkerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A15, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
te rijden,welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
  • met een kapotte autoband, slingerend heeft gereden waardoor het motorrijtuig onbestuurbaar werd en vervolgens
  • heeft nagelaten om zijn motorrijtuig op een veilige plek tot stilstand te brengen, de banden en de bandenspanning van het motorrijtuig te controleren en zijn snelheid en positie op de weg onvoldoende heeft aangepast en vervolgens
  • met een hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid van 100 km/u heeft gereden, en vervolgens
  • niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of daarmee voldoende afstand te bewaren, waardoor verdachte in botsing is gekomen met een ander motorvoertuig (bestuurd door [slachtoffer]) waardoor het motorvoertuig van die [slachtoffer] tegen de vangrail tot stilstand is gekomen, waardoor die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten nekletsel, hersenletsel, concentratieproblemen en PTSS,
  • zulks terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en
  • terwijl hij heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij
een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Hendrik-Ido-Ambacht op
deA16 ter
hoogte van hectometerpaal 29.7 op 27 augustus 2022 voornoemde plaats
van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam]) schade
was toegebracht;
3
hij op 27 augustus 2022 te Ridderkerk als bestuurder van een motorrijtuig,
personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende
drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde
lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,55 milligram alcohol per milliliter
bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist;
4
hij op 27 augustus 2022 te Ridderkerk en te Hendrik-Ido-Ambacht als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, A16 en A15,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van
de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet
en
3.
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1.55 milligram alcohol per milliliter bloed);

2.

overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;

4.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 27 augustus 2022 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt door met een kapotte achterband, onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid op de snelweg te rijden. Hij had na een eerder ongeval gewaarschuwd moeten zijn, had zijn auto aan de kant moeten zetten en controleren. In plaats daarvan is hij met hoge snelheid doorgereden, waarna hij tegen de auto van het slachtoffer is aangereden. Zij moest door de brandweer uit haar auto worden geknipt en met spoed naar het ziekenhuis worden overgebracht. Bij het ongeval heeft de jonge vrouw zwaar lichamelijk letsel opgelopen en zij zal naar alle waarschijnlijkheid nooit helemaal herstellen. Uit de indringende verklaring die het slachtoffer op de zitting heeft voorgelezen blijkt hoeveel impact het ongeval op haar leven heeft gehad en nog altijd heeft. De rechtbank rekent de verdachte de combinatie van zeer gevaarlijke rijgedragingen, de veelheid daarvan, de ernst van het letsel en de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer ernstig aan. De verdachte had niets op de weg te zoeken als bestuurder. Zonder zijn toedoen was het ongeval niet gebeurd.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaar meermalen is veroordeeld wegens het rijden onder invloed van alcohol en het rijden zonder geldig rijbewijs. Ook liep de verdachte in een dubbele proeftijd in verband met eerdere overtredingen van de WVW.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van de gedragingen van de verdachte en de gevolgen daarvan, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Door de verdediging is verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Daarvoor ziet de rechtbank geen ruimte, gezien de aard en ernst van de bewezen feiten. Daar komt bij dat de eerdere veroordelingen en de voorwaardelijke straffen die hem boven het hoofd hingen, blijkbaar niet hebben voorkomen dat de verdachte toch weer als bestuurder in de auto stapte. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat er een vermoeden is dat de verdachte – zelfs na het onderhavige ongeval – opnieuw is gaan rijden zonder dat hij beschikte over een geldig rijbewijs. Met de officier van justitie komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte de verkeersregels onvoldoende serieus neemt, waardoor hij zijn medeweggebruikers in gevaar heeft gebracht. De rechtbank acht alles afwegend de gevangenisstraf en de hechtenis gelijk aan die door de officier van justitie zijn gevorderd, in combinatie met de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er nog beslag rust op de auto van de verdachte en heeft de verbeurdverklaring gevorderd van dit voertuig.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen auto.
9.3.
Beoordeling
Onder de verdachte is onder andere het volgende voorwerp in beslag genomen:
- personenauto, Mercedes-Benz Gla 250 4matig, kenteken: [kenteken].
Het in beslag genomen voertuig zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot dit voorwerp begaan.

10.Vorderingen tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
02/288125-21
Bij vonnis van 28 januari 2022 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verdachte wegens overtreding van artikel 231 lid 2 Sr (het identificeren met een vervalst rijbewijs) en artikel 107, eerste lid, WVW veroordeeld tot (onder andere) een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van twee weken met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 februari 2022.
96/277181-20
Bij vonnis van 12 april 2022 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte wegens overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 april 2022.
10.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen toe te wijzen. De verdachte heeft aangetoond niet gevoelig te zijn voor het preventieve effect dat zou moeten uitgaan van voorwaardelijke straffen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf ook tot de mogelijkheden behoort.
10.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en steeds voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij het vonnis van de politierechter Zeeland-West-Brabant in de zaak met parketnummer 02/288125-21 aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en van de bij het vonnis van de politierechter van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 96/277181-20 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. De voorwaardelijke straffen hebben de verdachte er niet van weten te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 55, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
4 (vier) jaar;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
Verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
personenauto, Mercedes-Benz Gla 250 4matig, kenteken: [kenteken];
veroordeelt de verdachte tot een
hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 7 (zeven) weken, van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 januari 2022 aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf:
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 12 april 2022 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Ridderkerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A15 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • met een leeglopende, althans kapotte autoband, (al dan niet slingerend) heeft gereden waardoor het motorrijtuig (grotendeels) onbestuurbaar werd en/of (vervolgens)
  • heeft na gelaten om zijn motorrijtuig op een veilige plek tot stilstand te brengen, de banden en de bandenspanning van het motorrijtuig te controleren en/of (daarbij) zijn snelheid en positie op de weg onvoldoende heeft aangepast en/of (vervolgens)
  • met een snelheid van 140 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid van 100 km/u heeft gereden, en/of (vervolgens)
  • niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of daarmee voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, in botsing / aanrijding is gekomen met een ander motorvoertuig (bestuurd door [slachtoffer]) waardoor het motorvoertuig van die [slachtoffer] tegen de vangrail/barrière tot stilstand is gekomen, waardoor een ander, te weten die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten nekletsel, hersenletsel, concentratieproblemen, PTSS, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
  • zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en
  • terwijl hij heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Ridderkerk als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, A15 , thv Hectometerpaal 73.3, zich
opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden
geschonden door
  • met een leeglopende, althans kapotte autoband, (al dan niet slingerend) te rijden waardoor het motorrijtuig (grotendeels) onbestuurbaar werd en/of (vervolgens)
  • na te laten om zijn motorrijtuig op een veilige plek tot stilstand te brengen, de banden en de bandenspanning van het motorrijtuig te controleren en/of (daarbij) zijn snelheid en positie op de weg onvoldoende aan te passen en/of (vervolgens)
  • met een snelheid van 140 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid van 100 km/u te reden, en/of (vervolgens)
  • (meermalen) rakelings met een veel te hoge snelheid langs één of meer voertuigen
  • te passeren en bijna aan te rijden en/of
  • niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of daarmee voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, in botsing / aanrijding is gekomen met een ander motorvoertuig (bestuurd door [slachtoffer]) waardoor het motorvoertuig van die [slachtoffer] tegen de vangrail/barrière tot stilstand is gekomen,
  • terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en
  • terwijl hij verdachte, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij
een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Hendrik-Ido-Ambacht op/aan A16,ter
hoogte van hectometerpaal 29.7 op of omstreeks 27 augustus 2022 de (voornoemde) plaats
van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam]) letsel en/of schade
was toegebracht
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
3
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Ridderkerk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,55 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist;
(art 8 lid 3 ahf/sub b onder 2° Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 3 ahf/sub b onder 3° Wegenverkeerswet 1994)
4
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Ridderkerk en/of te Hendrik-Ido-Ambacht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, A16 en A15, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)