3.1.In het verweerschrift van 13 januari 2024 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat, gelet op nieuw ontvangen stukken, aan eiseres een woonkostentoeslag moet worden toegekend van € 176,14 per maand. Eiseres heeft onder meer een voorlopige aanslag 2023 van december 2023, een watersysteemheffing eigenaar van 30 november 2023 en een WOZ-beschikking van 27 oktober 2023 overgelegd. Het college heeft op basis van de nieuwe gegevens een nieuwe berekening gemaakt. Het college heeft de nieuwe berekening als bijlage bij het verweerschrift gevoegd.
Het college is in die berekening uitgegaan van de volgende gegevens:
- Opstalverzekering: 106/8399 x 17.060 + 14/3016 x 17.060 + 1/188 x 17.060 = € 385,44;
- Eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting € 260,15, afvalstoffenheffing € 296,- + rioolrecht
€ 258,60;
- Waterschapslasten eigenaarsdeel € 19,35;
- Kosten algemeen beheer € 185,-;
- Kosten periodiek onderhoud € 694,- + cv-installatie € 102,- + lift € 95,-;
Dit leidt tot een rekenhuur van € 462,43.
Het college heeft rekening gehouden met de teruggave van de belastingdienst van € 57,17 per maand. Dit leidt tot een woonkostentoeslag van € 176,14.
Volgens het college is de woonkostentoeslag overeenkomstig de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 op de juiste wijze berekend.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college de in het verweerschrift van
13 januari 2024 weergegeven woonkostentoeslag nog steeds niet juist heeft berekend. Volgens eiseres heeft het college de geïndexeerde forfaitaire vergoeding voor de VvE-kosten voor groot onderhoud, administratie en beheer, cv/liftinstallatie e.d. niet (deugdelijk gemotiveerd) in de (her)berekening rekenhuur (kale huur) verwerkt. Verder heeft het college niet het volledige bedrag aan waterschapslasten in aanmerking genomen en is de woonkostentoeslag ten onrechte niet per 1 juli 2023 geïndexeerd. Omdat de huurtoeslag wel jaarlijks per 1 juli wordt geïndexeerd, is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daarnaast heeft het college ten onrechte geen rekening gehouden met de gegevens die eiseres over haar leningen heeft overgelegd. Eiseres is van mening dat er geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat het college geen maatwerk heeft geleverd. Eiseres stelt dat het college niet alle voor de procedure relevante stukken heeft overgelegd. Verder vordert eiseres een immateriële schadevergoeding omdat het college haar persoonsgegevens niet conform de daarvoor op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en Europees en internationaal geldend recht geldende regels heeft verwerkt.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Uit de door het college gemaakte berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag volgt dat het college rekening heeft gehouden met de in artikel 4.3, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (Beleidsregels) genoemde vaste woonlasten. In de berekening zijn immers bedragen opgenomen ten aanzien van de afvalstoffenheffing, de onroerende zaakbelasting, het rioolrecht, de waterschapslasten en de opstalverzekering en onderhoudskosten. In het verweerschrift heeft het college een volledige herberekening gemaakt van de woonkostentoeslag. Dit heeft geresulteerd in een hoger bedrag aan woonkostentoeslag dan met het bestreden besluit is toegekend, te weten een maandelijks bedrag van € 176,14. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het college bij de in het verweerschrift opgenomen berekening van onjuiste bedragen is uitgegaan. Op grond van de Beleidsregels wordt alleen het eigenaarsdeel van de waterschapslasten in de berekening van de woonkostentoeslag in aanmerking genomen. Daarnaast zijn kosten voor de cv-installatie en de lift in aanmerking genomen voor de berekening van de rekenhuur. De Beleidsregels voorzien niet in een indexering per 1 juli, zodat het college niet gehouden was de woonkostentoeslag te verhogen. Anders dan eiseres stelt, is dit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De situatie van eiseres is een andere dan de situatie van huurders die huurtoeslag ontvangen, zodat van gelijke gevallen geen sprake is.
7. De omstandigheid dat het college de door eiseres gestelde leningen niet bij de beoordeling heeft betrokken, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft bij het berekenen van de draagkracht van eiseres uitsluitend naar de draagkracht uit inkomen gekeken en niet naar de draagkracht uit vermogen. Eventuele leningen en/of schulden zijn dan ook niet relevant voor de berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag.
8. Verder is niet gebleken dat het college niet alle voor de besluitvorming van belang zijnde stukken heeft ingediend. Daarnaast heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij de gegevens die volgens haar aanvankelijk ontbraken, alsnog heeft ontvangen in een hoger beroepsprocedure.
9. Het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Niet gebleken is dat het bestreden besluit disproportionele gevolgen voor eiseres heeft. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college zijn beleid in het geval van eiseres niet onverkort heeft mogen toepassen.
10. Uit rechtsoverweging 6. volgt dat de in het bestreden besluit weergegeven woonkostentoeslag te laag is vastgesteld. Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de hoogte van de aan eiseres toegekende woonkostentoeslag. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door de woonkostentoeslag vast te stellen op € 176,14 per maand voor de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
11. Eiseres heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet alleen de door haar gestelde schade niet (met objectief verifieerbare stukken) heeft onderbouwd, ook de stelling dat zij als gevolg van het bestreden besluit en/of als gevolg van het gedurende een langere periode onrechtmatig handelen van het college schade zou hebben opgelopen heeft zij niet (met objectief verifieerbare stukken) onderbouwd. Er is dan ook geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.