ECLI:NL:RBROT:2024:4818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/10/671695 / JE RK 24-39 en C/10/675343 / FA RK 24-1928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en aanhouding van overige verzoeken in een gezagskwestie

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 mei 2024, is het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum 1] 2023, ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De vader heeft vanaf de geboorte van de minderjarige geen betrokkenheid getoond en heeft aangegeven niet haar biologische vader te zijn. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, waarbij de GI verzocht heeft om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen en de Raad verzocht heeft om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de beëindiging van haar gezag, maar de rechtbank heeft besloten om deze zaak door te verwijzen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 1 augustus 2024 voor het overige deel van het verzoek van de GI. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de betrokken partijen opgeroepen voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/671695 / JE RK 24-39 en C/10/675343 / FA RK 24-1928
Datum uitspraak: 21 mei 2024
Beschikking van de rechtbank over een gezagsbeëindiging
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
de Raad voor de Kinderbeschermingr
egio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats ],
advocaat mr. J.T.M. Sengers, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen de vader,
wonende op Bonaire, postadres: [postadres],
[naam 3] en [naam 4],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 15 maart 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 7 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 7 maart 2024;
- het verweerschrift tevens inhoudend een zelfstandig verzoek van mr. J.T.M. Sengers namens de moeder van 16 mei 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 16 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de pleegouders;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 5];
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 6].
De vader is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij brief van 8 maart 2024 heeft de GI zich bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
2.4.
Bij beschikking van 15 maart 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 16 maart 2025, is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 16 september 2024 en is de behandeling van het verzoek voor het overige pro forma aangehouden tot 1 augustus 2024.

3.De (aangehouden) verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Van dit verzoek resteert nog de periode tot 16 maart 2025. Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/671695 / JE RK 24-39.
3.2.
De Raad verzoekt het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [minderjarige] te benoemen. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/675343 / FA RK 24-1928.
3.3.
Op 16 mei 2024 is namens de moeder in het verweerschrift primair verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen; subsidiair is verzocht om het verzoek van de Raad aan te houden en contra-expertise te gelasten in de vorm van een NIFP-onderzoek dan wel onderzoek door een orthopedagoog. Bij zelfstandig verzoek is verzocht om een omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen zoals geformuleerd onder punt 12 van het verweerschrift.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De moeder kan [minderjarige] niet de opvoedsituatie bieden die zij nodig heeft. Daarom is zij vlak na haar geboorte bij de pleegouders geplaatst. Ook de andere zes kinderen van de moeder zijn uit huis geplaatst vanwege de zorgelijke opvoedsituatie bij de moeder en de relatie met haar toenmalige partner. Uit het rapport van het KSCD blijkt dat de moeder zeer moeilijk leerbaar is. Dit wordt ook door de hulpverleners ervaren.
Het afgelopen jaar is gekeken naar de mogelijkheid van een plaatsing in een moeder-kindtraject. De moeder heeft 24/7 zorg nodig om [minderjarige] bij zich te kunnen hebben. Er is echter geen moeder-kind traject waar deze zorg wordt geboden.
De Raad verwacht geen andere uitkomsten van een deskundigenonderzoek, zoals namens de moeder is verzocht, en ziet daarom de meerwaarde daarvan niet. Daar komt bij dat er al veel informatie beschikbaar is over de wijze waarop de moeder op [minderjarige] reageert. Ook is een deskundigenonderzoek belastend voor [minderjarige] en de pleegouders.
De aanvaardbare termijn voor [minderjarige] is verstreken. Door haar jonge leeftijd ervaart zij niet echt spanningen rondom de jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing. De volwassenen om [minderjarige] heen ervaren deze spanningen echter wel. Er wordt niet meer gewerkt aan het doel van de kinderbeschermingsmaatregelen, namelijk een terugplaatsing bij de moeder. [minderjarige] doet het goed bij de pleegouders. Een gezagsbeëindiging zorgt voor rust. Na een gezagsbeeindiging heeft de GI de taak om het contact tussen de moeder en [minderjarige] in stand te houden.
4.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. Het afgelopen jaar hebben veel zittingen plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat er geen andere mogelijkheden meer zijn. Het rapport van het KSCD is nog actueel. De GI ziet de meerwaarde van een NIFP-onderzoek niet.
Ook na het overlijden van haar oom heeft de moeder moeite om de afspraken rond de omgang met [minderjarige] na te komen. De moeder heeft gemiddeld één van de twee bezoeken per maand afgezegd. Zij is het ook niet eens met de locatie waar de omgang plaatsvind. De locatie is een afgesloten ruimte waar speelgoed beschikbaar is. Er zijn ook meer mogelijkheden. De Leliezorggroep is gespecialiseerd in het begeleiden van bezoeken en deze locatie wordt vaker gebruikt voor omgang. Ook wil de moeder niet investeren in het meenemen van speelgoed naar de afspraken. Tijdens de omgang met haar moeder zoekt [minderjarige] veiligheid bij de pleegouders. Dit kan ingewikkeld voor de moeder zijn.
Uit de laatste evaluatie is gebleken dat de moeder sociaal-emotioneel niet bij [minderjarige] aansluit, dat zij haar overschat en dat de moeder heel veel herhaling nodig heeft.
4.3.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting de verzoeken gehandhaafd en het volgende aangevoerd. In het afgelopen jaar is er ondanks de verzoeken van de moeder geen hulpverlening of een gezinsopname ingezet om toe te werken naar een terugplaatsing van [minderjarige] bij haar. Ook is de omgang niet uitgebreid en is er geen onderzoek gedaan naar de actuele situatie van de moeder. Al een jaar tot anderhalf jaar draagt de moeder niet meer de zorg voor haar kinderen. Zij is uit haar turbulente huwelijk met [naam 2] gestapt en werkt aan haar trauma’s als gevolg van het geweld en het verlies van een ander kind. Al langer dan een jaar heeft de moeder een meer betrokken netwerk. Zij heeft een nieuwe partner en woont bij haar ouders. Zij steunen de moeder. Haar ouders hebben aangegeven dat zij [minderjarige] en de moeder nu kunnen ondersteunen of opvang kunnen bieden. Op meerdere vlakken heeft de moeder laten zien dat zij leerbaar is als zij de juiste hulpverlening krijgt. Zo ziet Firmitas leerbaarheid bij de moeder.
Sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] is de omgang met de moeder beperkt. De omgang vindt plaats in een onnatuurlijke setting bestemd voor senioren. Tijdens de vorige zitting heeft de kinderrechter de GI verzocht om te kijken wat mogelijk is met betrekking tot de locatie. Na de zitting heeft de GI echter aan de moeder verteld dat een wijziging van locatie niet mogelijk is. Daardoor heeft de moeder geen kans om zorg- en opvoedtaken te verrichten, de hechting met [minderjarige] te verbeteren en om uitstapjes met haar te maken.
[minderjarige] verkeert niet in onzekerheid over haar perspectief.
Het onderzoek van de Raad is gebaseerd op het KSCD-rapport uit 2022. De moeder heeft meermalen aangegeven dat zij het niet eens is met de uitkomsten van het onderzoek door het KSCD. Er lag niet eerder een rapportage van de Raad. Er moet daarom een nader onderzoek door het NIFP of een orthopedagoog worden gedaan naar de leerbaarheid van de moeder. Gelet op haar jonge leeftijd zal [minderjarige] niet veel merken van een dergelijk onderzoek.
De moeder kan instemmen met een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing.
Ten aanzien van het verzoek van de Raad met betrekking tot de vader refereert de moeder zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.
Desgevraagd heeft de moeder ter zitting het volgende verklaard. Dat zij afspraken rond de omgang met [minderjarige] niet is nagekomen, heeft te maken met de traditie om bij familie te blijven totdat het familielid is overleden. Naar de laatste afspraak is de moeder niet geweest, omdat zij last had van migraine. Er is niet op tijd met de moeder gecommuniceerd dat de omgang is verplaatst van de maandag naar de woensdag.
Firmitas helpt de moeder met praktische zaken. Voor traumaverwerking gaat de moeder naar een ondersteuner van de huisarts.
4.5.
De pleegouders hebben ter zitting toegelicht hoe het met [minderjarige] gaat. De pleegmoeder heeft verklaard dat [minderjarige] geen last heeft van de bezoeken met de moeder.

5.De beoordeling

Ten aanzien van C/10/675343 / FA RK 24-1928
5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Ten aanzien van de vader
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat
[minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] is tijdens het huwelijk van de moeder en [naam 2] geboren. Daarom heeft hij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] met de moeder. Vanaf de geboorte van [minderjarige] heeft de vader aangegeven niet haar biologische vader te zijn en dat hij daarom geen betrokkenheid wil. Tot heden heeft de vader ook geen betrokkenheid bij [minderjarige] getoond of een rol in haar leven gespeeld. Het is dan ook niet de verwachting dat de vader de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich zal nemen en dat hij alsnog uitvoering aan het ouderlijk gezag wil geven. De vader heeft geen inzicht in de belevingswereld en ontwikkeling van [minderjarige]. De vader woont op Bonaire. Door het tijdsverschil met Bonaire is hij niet altijd makkelijk bereikbaar. De vader moet echter samen met de moeder belangrijke gezagsbeslissingen over [minderjarige] nemen, terwijl hij met de betrokken instanties geen regelmatig overleg heeft. De vader frustreert beslissingen over [minderjarige]. Omdat zij niet zijn dochter is, wil de vader niet voor belangrijke zaken ten aanzien van [minderjarige] tekenen. Dit is niet in haar belang en is schadelijk voor [minderjarige]. Er is geen perspectief op een terugplaatsing bij de vader. De aanvaarbare termijn is verstreken.
5.3.
Beëindiging van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het privé- en gezinsleven van zowel de ouder waarvan het gezag wordt beëindigd als het kind waarover het gezag wordt uitgeoefend. De vader heeft echter geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Daar komt bij dat een beëindiging van het gezag gelet op al het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank in het belang is van [minderjarige].
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a , BW is voldaan. Daarom zal de rechtbank het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toewijzen.
Ten aanzien van de moeder
5.5.
De Raad heeft ook de beëindiging van het gezag van de moeder verzocht en verzocht om de GI te benoemen tot voogd over [minderjarige]. Dit is voor de moeder een ingrijpende en verstrekkende beslissing. Daar komt bij dat de moeder subsidiair op grond van artikel 810a, eerste lid, Rv. een verzoek tot het gelasten van een contra-expertise en een zelfstandig verzoek betreffende de omgang tussen haar en [minderjarige] heeft gedaan. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de zaak voor verdere behandeling en beslissing te verwijzen naar de meervoudige kamer van de rechtbank op de hierna vermelde zittingsdatum. Naar het oordeel van de rechtbank is het belangrijk dat de meervoudige kamer van de rechtbank kennis kan nemen van het KSCD-rapport en de aanvullende rapportage van het KSCD van 15 juni 2022. Daarom wordt de Raad verzocht die stukken aan de rechtbank toe te sturen.
5.6.
Het is de komende periode van belang dat de moeder de afspraken rond de omgang met [minderjarige] nakomt. Dan kan duidelijk worden of een uitbreiding van de omgang al dan niet mogelijk en in het belang van [minderjarige] is.
Ten aanzien van C/10/671695 / JE RK 24-39
5.7.
De rechtbank constateert dat het overig deel van het verzoek van de GI pro forma is aangehouden tot 1 augustus 2024. Daarom zal dat deel van het verzoek van de GI ook moeten worden behandeld op de hierna genoemde zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank. De GI wordt verzocht om uiterlijk een week voor de zitting de rechtbank te informeren over de stand van zaken en daarbij onder meer aan te geven hoe de omgang verloopt en of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam 2], geboren op [geboortedatum 2] in Bonaire, over [minderjarige];
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
6.4.
verwijst de zaken betreffende het resterende deel van het verzoek van de GI
(C/10/671695 / JE RK 24-39), het verzoek van de Raad ten aanzien van de moeder
(C/10/675343 / FA RK 24-1928)en de verzoeken van de moeder voor verdere behandeling en beslissing naar de meervoudige kamer van de rechtbank;
6.5.
Bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de belanghebbenden en de advocaat in deze zaak zal plaatsvinden ter zitting
van de meervoudige kamerop
23 augustus 2024 te 14:00 uurin
het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
6.6.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, mr. A.L. Pöll en
mr. A. Wolthuis, kinderrechters.
6.7.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de belanghebbenden en de advocaat.
6.8.
Verzoekt de Raad om uiterlijk een week voor de genoemde datum de rechtbank de verzochte stukken te doen toekomen.
6.9.
Verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de Raad, de belanghebbenden en de advocaat.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024 door
mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 24 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.