ECLI:NL:RBROT:2024:480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/10/657028 / HA ZA 23-402
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad afgewezen wegens onvoldoende bewijs van onrechtmatig handelen

In deze zaak vorderde de vrouw, eiseres, een verklaring voor recht dat de man, gedaagde, onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar en verzocht zij om een schadevergoeding van € 61.061,58. De vrouw stelde dat de man haar onder druk heeft gezet om een lening aan te vragen met vervalste documenten en dat hij het geleende geld voor zichzelf heeft gebruikt. De man was niet verschenen en de vorderingen werden door de bewindvoerder betwist. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar vorderingen tegen de man, omdat de goederen van de man onder bewind stonden en de bewindvoerder de juiste partij was om aan te spreken. De rechtbank wees de vorderingen af, omdat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatig handelen was vastgesteld en dat de vorderingen niet toewijsbaar waren. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg, gezien de relatie tussen de partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 24 januari 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657028 / HA ZA 23-402
Vonnis van 24 januari 2024
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. L.E.M. Elbertse te Pijnacker,
tegen
1.
STICHTING VERITAS, in de hoedanigheid van bewindvoerder van alle goederen die (zullen) toebehoren aan:
[gedaagde01], wonende te Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam,
2.
[gedaagde01],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de vrouw, de bewindvoerder en de man genoemd worden.

1.De kern van het geschil

De vrouw en de man hebben een relatie gehad. De vrouw is strafrechtelijk veroordeeld voor valsheid in geschrifte bij het aangaan van een geldlening, met daaraan verbonden een schadevergoedingsmaatregel. De vrouw heeft schulden gehad en heeft op grond van de WSNP een schone lei gekregen. De openstaande schuld die de vrouw heeft uit hoofde van de schadevergoedingsmaatregel is daarin niet begrepen. De vrouw vordert verklaringen voor recht dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar en om de man te veroordelen haar een bedrag te betalen ter hoogte van de openstaande schuld. De vrouw stelt daartoe dat de man haar tijdens hun relatie onder druk heeft gezet om een lening af te sluiten met vervalste stukken, om hem tijdens de strafrechtelijke procedure niet te noemen, en dat de man al het geleende geld grotendeels voor zichzelf heeft gebruikt. De bewindvoerder betwist die gedragingen en stelt zich op het standpunt dat de vrouw haar vorderingen niet met feiten heeft onderbouwd. De rechtbank geeft de bewindvoerder gelijk.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 4 april 2023 en 13 april 2023, met producties 1 tot en met 23;
  • de conclusie van antwoord van 14 juni 2023;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 24 augustus 2023; en
  • de akte overlegging producties van de vrouw, met producties 24 tot en met 34.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 november 2023, waarna het vonnis is bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
In 2014 hebben de vrouw en de man een affectieve relatie gekregen. Vrij snel daarna zijn zij gaan samenwonen.
3.2.
In maart 2015 heeft de vrouw een lening aangevraagd bij Nationale-Nederlanden met vervalste stukken.
3.3.
In oktober 2016 zijn de vrouw en de man met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In de huwelijkse voorwaarden is niets geregeld over de voorhuwelijkse financiële situatie.
3.4.
In september 2017 is de vrouw strafrechtelijk veroordeeld voor valsheid in geschrifte. Aan die veroordeling heeft de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel verbonden.
3.5.
In november 2020 zijn de vrouw en de man gescheiden.
3.6.
De vrouw heeft schulden gehad en heeft op grond van de WSNP in december 2022 een schone lei gekregen. De openstaande schuld uit de strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregel is daarin niet meegenomen.

4.Het geschil

4.1.
De vrouw vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw door haar onder druk te zetten om met onjuiste gegevens een lening aan te vragen bij de Nationale-Nederlanden;
II. voor recht verklaart dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw door haar onder druk te zetten om hem niet te noemen tijdens de strafrechtelijke procedure;
III. voor recht verklaart dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw, door het geld van de lening bij Nationale-Nederlanden voor hemzelf te gebruiken; en
IV. de man veroordeelt om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 61.061,58, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 januari 2023.
4.2.
De bewindvoerder betwist de feiten die de vrouw ten grondslag heeft gelegd en haar vorderingen.

5.De beoordeling

De vrouw is niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen de man

5.1.
De vrouw is niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen de man. Omdat de goederen van de man onder bewind staan, is de bewindvoerder de in rechte aan te spreken persoon, en niet de man zelf.
De vorderingen tegen de bewindvoerder worden afgewezen
5.2.
De rechtbank wijst vorderingen I en II als onvoldoende onderbouwd af.
5.2.1.
De vrouw heeft een beeld geschetst van een ongelijkwaardige en bij tijden gewelddadige relatie. Dat heeft zij ook handen en voeten gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is dat echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat zij de geldlening bij de Nationale-Nederlanden is aangegaan uitsluitend onder invloed van de man. Op de zitting heeft de vrouw zelfs gezegd dat zij niets specifieks heeft waarmee zij kan aantonen dat zij de geldlening onder druk van de man is aangegaan.
5.2.2.
Hetzelfde geldt voor de door de vrouw gestelde druk van de man om hem niet te noemen tijdens de strafrechtelijke procedure. De vrouw heeft tijdens de zitting ook op dit punt verklaard dat zij ‘niets’ specifieks heeft ter onderbouwing van deze stelling.
5.3.
De rechtbank wijst vordering III ook af.
5.3.1.
Van onrechtmatig handelen is sprake wanneer er inbreuk wordt gemaakt op een recht, wanneer een doen of nalaten in strijd is met een wettelijke plicht, of wanneer een doen of nalaten in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (art. 6:162 BW).
5.3.2.
De vrouw stelt dat de man al het geld van de door haar aangegane lening voor zichzelf heeft gebruikt. Ter gelegenheid van de zitting heeft zij dit genuanceerd in die zin dat de man het geld vooral voor zichzelf heeft gebruikt. Dit is onrechtmatig omdat het binnen een relatie onbehoorlijk is dat de één het geld leent en de ander dit geld uitgeeft, aldus de vrouw. De bewindvoerder betwist deze gang van zaken en voert aan dat het geld is gebruikt voor de gemeenschappelijke huishouding van partijen en hun kinderen. Voor zover hij het geld wel voor zichzelf zou hebben gebruikt, ziet de bewindvoerder niet in hoe de man daardoor onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens de vrouw.
5.3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank zal vordering III als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Zelfs als in rechte zou komen vast te staan dat de man al het door de vrouw geleende geld voor zichzelf heeft gebruikt, kwalificeert dit zonder nadere onderbouwing niet als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW.
5.4.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank vordering IV eveneens af. Het is namelijk niet komen vast te staan dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw. De vrouw heeft daarnaast onvoldoende andere feiten en omstandigheden gesteld waarop onrechtmatig handelen van de man jegens de vrouw kan worden gegrond. Daarmee is de gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar op grond van onrechtmatige daad. Een andere grondslag voor deze vordering is gesteld noch gebleken.
Compensatie van de proceskosten
5.5.
De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat deze procedure voortvloeit uit de relatie van de vrouw en de man. In procedures tussen voormalig echtelieden worden de proceskosten gewoonlijk gecompenseerd. De rechtbank ziet in onderhavige procedure geen aanleiding om daarvan af te wijken.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af; en
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.
[3718/1451/2294]