ECLI:NL:RBROT:2024:4779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10907557
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gebruik van de gemeenschappelijke woning tijdens echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een man en een vrouw die in het kader van hun echtscheiding een geschil hebben over het gebruik van de gemeenschappelijke woning. De man verzocht om het gebruik van de woning met uitsluiting van de vrouw, terwijl de vrouw verzocht om het gebruik van de woning met uitsluiting van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd en gezamenlijk eigenaar zijn van de woning. De echtscheiding is op 15 maart 2023 uitgesproken, en de vrouw woont met de minderjarige dochter in de woning. De man heeft tot maart 2023 de eigenaarslasten betaald, maar de vrouw heeft sindsdien alle kosten gedragen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van de vrouw om in de woning te blijven zwaarder weegt dan dat van de man, vooral gezien de belangen van de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen en het verzoek van de vrouw toegewezen, waardoor zij met uitsluiting van de man bevoegd is tot het genot en gebruik van de woning tot de datum van de overdracht aan de partij die de woning toegewezen krijgt. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10907557 VZ VERZ 24-763
datum uitspraak: 11 april 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats 1],
verzoeker,
verweerder in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. K. Beumer,
tegen
[verweerster],
woonplaats: [woonplaats 2],
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. F.C. de Wit-Facchetti.
De partijen worden hierna ‘de man’ en ‘de vrouw’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
  • de brief van 12 maart 2024 van de man, met één bijlage;
1.2.
Op 13 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: partijen en hun gemachtigden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd op [datum] in [plaats 1]. Uit hun huwelijk zijn geboren de kinderen [kind 1] (thans nog minderjarig 2010) en [kind 2] (2003). Partijen oefenen van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over de minderjarige.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de voormalige echtelijke woning aan [adres] (hierna: de woning) in [plaats 2].
2.3.
Bij beschikking van 15 maart 2023 is de echtscheiding tussen partijen op verzoek van de man uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 11 juli 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Hardinxveld-Giessendam. De rechtbank heeft de zaak voor de verdere afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en eenvoudige gemeenschappen tussen partijen aangehouden in afwachting van een deskundigenrapport voor de waardering van de ondernemingen van partijen. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de woning voor zes maanden na inschrijving van de beschikking mag gebruiken en de redelijke vergoeding op nihil gesteld.
2.4.
Bij beschikking van 14 juli 2023 heeft de rechtbank [naam], verbonden aan [naam bedrijf] als deskundige benoemd. De deskundige heeft de man gevraagd om aanvullende stukken over te leggen. Partijen zijn thans in afwachting van het deskundigenrapport en een nieuwe datum voor een zitting is nog niet bekend.
2.5.
Aanvankelijk heeft alleen de man verzocht om toedeling van de woning, maar onlangs heeft de vrouw een aanvullende verzoekschrift bij de rechtbank ingediend en ook om toedeling van de woning gevraagd.
2.6.
De vrouw woont met de minderjarige dochter van partijen in de woning en de meerderjarige dochter verblijft daar ook vaak.
2.7.
De man heeft tot 23 maart 2023 de eigenaarslasten die verbonden zijn aan de woning betaald.

3.Het verzoek van de man en het tegenverzoek van de vrouw

3.1.
De man verzoekt primair dat het voortgezet gebruik van de woning met ingang van 11 januari 2024, althans met ingang van de afgifte van deze beschikking, met inachtneming van een redelijke termijn voor de vrouw om de woning te ontruimen, aan de man toekomt, met uitsluiting van de vrouw. Subsidiair verzoekt de man een redelijke gebruiksvergoeding van € 1.250,- per maand ten laste van de vrouw.
3.2.
De vrouw is het niet eens met het verzoek van de man. Zij verzoekt primair om de verzoeken van de man af te wijzen en te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man bevoegd is tot het genot, gebruik en beheer van de woning vanaf de datum van de beschikking tot de datum van de overdracht van de woning aan degene die de woning toegedeeld krijgt dan wel aan derden. Subsidiair – voor zover het primaire verzoek wordt toegewezen – verzoekt de vrouw te bepalen dat de vrouw een termijn van zes maanden heeft om de woning te verlaten en de hoogte van de gebruiksvergoeding ten laste van de man vast te stellen.

4.De beoordeling

het verzoek van de man
4.1.
Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om de vraag wie de gemeenschappelijke woning mag gebruiken zolang de gemeenschap nog niet is verdeeld. Bij deze beslissing moet de kantonrechter naar billijkheid rekening houden met de belangen van beide partijen.
het primaire verzoek: de woning
4.2.
De man stelt dat op 11 januari j.l. een einde is gekomen aan het voortgezet gebruik van de woning ex artikel 1:165 BW, waardoor ieder van de partijen weer gerechtigd is tot het gebruik van de woning. Partijen hebben behoefte aan een beheersregeling ex artikel 3:168 lid 2 BW en/of een regeling betreffende een te betalen gebruiksvergoeding ex artikel 3:169 BW. De man voert aan dat hij belang heeft bij het betrekken van de woning, omdat hij in de echtscheidingsprocedure al het verzoek had ingediend om de woning aan hem toe te delen. De vrouw heeft dat verzoek niet gedaan, zij wil de woning verkopen. Zij heeft voldoende tijd gehad om een andere woning te zoeken, maar zij heeft geen enkele inspanning gedaan om zich elders te herhuisvesten. De man heeft tot medio 2023 alle eigenaarslasten verbonden aan de woning voldaan. Het is voor de kinderen mogelijk om bij de man in de echtelijke woning te verblijven. Op basis van de taxatiewaarde is de man in staat de woning over te nemen, terwijl dat andersom onwaarschijnlijk is vanwege de inkomenspositie van de vrouw.
4.3.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij belang heeft tot voortgezet gebruik van de woning. Zij heeft evenals de man toedeling van de woning verzocht. De man heeft een woning die hij huurt en hij werkt in Hengelo waar hij iedere dag naar toe reist. Hij is niet economisch verbonden aan de regio waar de woning is gelegen, terwijl de vrouw in de regio werkt. De vrouw betwist dat de man in staat is om de woning over te nemen. De man weet ook niet wat de gevolgen zijn van de vermogensafwikkeling. De jongste dochter woont bij de vrouw in de woning. Zij heeft aangegeven bij haar moeder te willen wonen en heeft nu geen contact met de vader. De oudste studeert en is ieder weekend en vaak ook door de week in de woning. De vrouw betaalt sinds 23 maart 2023 alle kosten van de woning. De man is zonder overleg gestopt met de betaling van de kosten. Het belang van de vrouw is een afgeleide van het belang van de kinderen van partijen. De woonwens van de kinderen, in ieder geval van de jongste dochter dient een doorslaggevende factor te zijn en de jongste wil bij de moeder wonen.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat de vrouw in de woning mag blijven zolang partijen nog niet uit de verrekening en verdeling zijn. Hij wijst het primaire en het subsidiaire verzoek van de man af en wijst het primaire tegenverzoek van de vrouw toe. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel komt.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat op dit moment het belang van de vrouw om de woning te mogen blijven gebruiken zwaarder weegt dan dat van de man. De man heeft weliswaar aangevoerd dat hij vanaf het begin van de echtscheidingsprocedure heeft verzocht om de woning aan hem toe te delen, maar het is nog onzeker of dit verzoek daadwerkelijk door de rechtbank wordt gehonoreerd, omdat de vrouw inmiddels ook heeft verzocht om toedeling van de woning. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat de man thans een huurwoning heeft terwijl de vrouw geen andere woning heeft. Het belang van de kinderen weegt op dit moment het allerzwaarst voor de kantonrechter. Hoewel de man heeft aangegeven dat de kinderen ook bij hem in de woning kunnen blijven, heeft hij niet weersproken dat de jongste dochter heeft aangegeven dat zij bij de moeder wil blijven en dat er momenteel geen contact is tussen haar en vader. De vrouw woont al geruime tijd alleen in de woning, met de jongste dochter voor wie zij zorgt en met de oudste dochter die in het weekend komt en ook vaak door de week. De woning en de vertrouwde omgeving geven stabiliteit aan het leven van de kinderen van partijen. De kantonrechter ziet niet in waarom er niet zou kunnen worden afgewacht op de beslissing aan wie de woning uiteindelijk wordt toebedeeld. Er is daarom geen reden om nu een wijziging in de woonsituatie van partijen en de kinderen te laten plaatsvinden.
het subsidiaire verzoek: de gebruiksvergoeding
4.6.
Voor zover de vrouw gerechtigd blijft tot het gebruik van de woning, verzoekt de man de redelijke gebruiksvergoeding van € 1.250,00 per maand. De man gaat daarbij uit van een overwaarde van de woning van € 500.000,- en een rentepercentage van 6%. Per jaar leidt dat tot een vergoeding van 6% x € 250.000,- = € 15.000,00 zijnde € 1.250,00 per maand.
4.7.
De vrouw is van mening dat zij al een gebruiksvergoeding betaalt. Het betalen van de gebruiksvergoeding bij de alimentatiegerechtigde leidt bovendien tot een hoger behoefte en bij het vaststellen van de draagkracht is bij de man rekening gehouden met een woonbudget dat aanzienlijk hoger is dan wat hij betaalt. De man heeft in het kader van de echtscheiding niet aangegeven dat hij zou stoppen met het betalen van de (helft) van de lasten.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat de gebruiksvergoeding wordt afgewezen. Gelet op het feit dat de vrouw sinds maart 2023 alle woonlasten verbonden aan de woning betaalt, is er geen reden voor toewijzing van een (extra) gebruiksvergoeding, zoals de man die verlangt.
het tegenverzoek van de vrouw
4.9.
Gelet op het bovenstaande is het primaire tegenverzoek van de vrouw toewijsbaar. De vrouw is met uitsluiting van de man bevoegd tot het genot, gebruik en beheer van de woning vanaf heden tot de datum van de overdracht van de woning aan degene die de woning toebedeeld krijgt dan wel aan derden.
proceskosten
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen in beide verzoeken worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaar bij voorraad
4.11.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek van de man
5.1.
wijst het verzoek af;
het tegenverzoek van de vrouw
5.2.
bepaalt dat de vrouw met uitsluiting van de man bevoegd is tot het genot en het gebruik van de woning, staande en gelegen te [adres], vanaf heden tot de datum van de overdracht van de woning aan degene die de woning toegedeeld krijgt dan wel aan derden;
in beide verzoeken
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
821