2.6.Uiteindelijk zijn partijen het op de zitting erover eens geworden dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. [verweerster] stelt zich echter op het standpunt dat de arbeidsverhouding niet duurzaam is verstoord, maar weer werkbaar kan worden als [naam 1] hier op een open en eerlijke wijze met haar over wenst te communiceren. Volgens [verzoekster] is een werkhervatting niet meer reëel omdat de onoverbrugbare verschillen van inzicht hieraan in de weg staan; van een duurzame samenwerking in de toekomst kan dan ook geen sprake meer zijn. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar is verstoord. De kantonrechter zal dit uitleggen aan de hand van het hierna geschetste verloop van de arbeidsrelatie tussen partijen na de aanpassing van het bestuursmodel en het aantreden van [naam 1] als directeur(-bestuurder).
Eerste periode na het aantreden van [naam 1]
2.6.1.Vanaf het aantreden van [naam 1] als directeur, daarna als directeur-bestuurder, heeft [verweerster] zich meerdere malen uitgesproken dat de communicatie en de processen onduidelijk waren en dat de aanpassingen chaotisch verliepen. Haar intentie aldus [verweerster] was altijd om bij te dragen aan een positieve en productieve werkomgeving. De onduidelijkheden van de processen hebben bij [verweerster] aanzienlijke stress veroorzaakt. In die periode is [naam 1] in staat het gesprek aan te gaan binnen het MT en met [verweerster] over de verschillen in visie, aldus [verzoekster].
24 november 2022 [verweerster] wil uit het MT stappen
2.6.2.Vanwege de jarenlange bijdrage die [verweerster] aan [verzoekster] heeft geleverd en haar toegevoegde waarde en expertise binnen de organisatie gaat [naam 1] steeds met geduld en respect het gesprek met [verweerster] aan op de momenten dat [verweerster] zich kritisch uitlaat over de te varen koers, alsmede de organisatorische, inhoudelijke en financiële beslissingen die zij als directeur-bestuurder neemt. Ook voert zij in die periode meerdere gesprekken over de door [verweerster] ervaren spanningen, stress en werkdruk. Deze gesprekken verlopen moeizaam en de situatie verbetert niet.
2.6.3.Op 24 november 2022 stuurt [verweerster] een whatsapp bericht aan [naam 1] waarin zij aangeeft dat zij besloten heeft uit het MT te stappen gezien de spanningen die de situatie voor haar meebrengt. [naam 1] respecteert het besluit van [verweerster]. Uiteindelijk komt [verweerster] op haar besluit terug en blijft zij aan als MT-lid.
2.6.4.[naam 1] hoopt dat [verweerster] bij zou draaien en zou gaan inzien dat een koerswijziging noodzakelijk was voor de toekomst, maar [verweerster] wordt in haar hoedanigheid van MT-lid juist steeds feller in haar kritiek en dat bereikt ook de RvT. Dit zorgt voor steeds meer onrust binnen de kleine organisatie. [verweerster] ziet haar input vanuit haar rol als MT-lid om onduidelijkheid over communicatie en processen en de veranderingen binnen de organisatie die naar haar overtuiging te snel gingen, te signaleren. [verweerster] geeft aan dat zij feedback gaf en kritiek uit op een respectvolle wijze, vaak met een vleugje humor vanuit het besef dat [naam 1] de signalen van [verweerster] veelal als persoonlijke kritiek opvatte.
2.6.5.Op 16 december 2022 escaleert een incident met betrekking tot een afscheidscadeau voor een vertrekkende medewerker. De spanningen als gevolg van dit incident lopen hoog op bij [verweerster]. [verweerster] wil graag een persoonlijke cadeaubon geven, maar zij ontvangt van [naam 1] bericht dat het cadeau al was geregeld en dat er geen uitzonderingen mochten worden gemaakt op het cadeaubeleid. [verweerster] is niet op de hoogte van dit beleid en van de gemaakte afspraken. [verweerster] is door [naam 1] opgebeld en die beschuldigt haar van het veroorzaken van onrust bij twee collega’s. [verweerster] is erg geschokt door de manier van spreken en de boosheid van [naam 1]. Volgens [verzoekster] is het akkefietje een duidelijk geval van miscommunicatie. [naam 1] beschuldigt [verweerster] niet van het veroorzaken van onrust bij twee collega’s. Zij raadt [verweerster] alleen af om in strijd met het beleid nog een cadeaubon te kopen, omdat dit onrust zou veroorzaken.
20 december 2022 vertrouwen opgezegd
2.6.6.[verweerster] stuurt vervolgens op 20 december 2022 een e-mailbericht naar [naam 1] waarin zij aangeeft dat zij bewust de koffieafspraak met [naam 1] uit de agenda heeft gehaald, dat zij de laatste dagen van het jaar haar resterende werkzaamheden in rust wil doen en op afstand wil blijven van alles wat haar streste, dat ze op het punt staat om te ontploffen. Ze schrijft verder:
“Ik ben boos, verdrietig, teleurgesteld, en heb geen vertrouwen meer in jou. Dit vooral na de laatste onterechte ernstige beschuldiging van jou aan mijn adres, dat ik voor onrust in de organisatie zorg. (…) De stress die je nu bij mij hebt veroorzaakt heeft zijn maximale punt bereikt. Als deze zo blijft, dan ga ik me in januari ziekmelden. (…)”
9 januari 2023 ziekmelding
2.6.7.Op 9 januari 2023 meldt [verweerster] zich ziek als gevolg van burn-out gerelateerde spanningsklachten.
10 maart 2023 anonieme mail
2.6.8.Naar aanleiding van een anonieme mail van 10 maart 2023 van een aantal medewerkers, is er een gesprek op 29 maart 2023 tussen de RvT en een aantal medewerkers, waarbij de directeur-bestuurder noch [verweerster] aanwezig zijn. De medewerkers maken zich zorgen over onrust in de organisatie vanwege de organisatiewijzigingen die elkaar (te) snel opvolgen en waarin deze medewerkers zich onvoldoende meegenomen voelen en vanwege vertrek van meerdere collega’s en ziekmeldingen. Doel van het gesprek is de medewerkers de kans te geven hun zorgen te uiten, zodat de RvT hier vervolgens actie op kan ondernemen in overleg met de directeur-bestuurder en de rest van het MT. Tijdens het gesprek leest een medewerker van [verzoekster] ook nog een separate en uitgebreide e-mail van [verweerster] voor aan de RvT, met de strekking dat [verweerster] het niet eens is met het gevoerde beleid, de organisatie van het MT onder leiding van [naam 1] en de veranderingen die door [naam 1] zijn ingezet. Er is een vervolggesprek op 24 mei 2023. Er zijn daarna goede afspraken gemaakt over de communicatie, aldus [verzoekster]. [verweerster] vindt dat zij het recht had om naar de RvT te stappen als de directeur-bestuurder niet naar haar luistert en haar zorgen niet serieus worden genomen. In die periode beschikte [verzoekster] niet over andere kanalen, zoals een vertrouwenspersoon of een ondernemingsraad. [verweerster] vraagt zich af of de medewerkers inderdaad na de gesprekken op 28 maart en 24 mei 2023 tevreden zijn en of hun zorgen zijn weggenomen.
25 mei 2023 advies bedrijfsarts
2.6.9.Op 25 mei 2023 adviseert de bedrijfsarts om op 5 juni 2023 het werk te hervatten in aangepast werk, zonder hoge werkdruk, stress of deadlines en adviseert hij om in gesprek te gaan over verschil in visie. Mocht dit geen oplossing bieden dan raadt hij aan om een mediator in te schakelen.
30 mei 2023 terugkeer [verweerster]
2.6.10.Tot 30 mei 2023 ontvangt [verweerster] geen reactie van [verzoekster] op het advies van de bedrijfsarts. [verweerster] is teleurgesteld, omdat zij enthousiast is om te beginnen met
re-integratie. Daarom stuurt [verweerster] aan de MT-leden een e-mail waarin zij aankondigt dat zij de week erop gedeeltelijk weer aan het werk wil gaan. [naam 1] reageert op 31 mei 2023 per mail en geeft aan dat het fijn is dat er sprake is van verbetering van de klachten, dat zij het ook prettig vindt dat er weer een eerste contact is tussen partijen. Verder meldt zij dat [verzoekster] het advies van de bedrijfsarts wil overnemen, maar een gesprek tussen haar en [verweerster] haar een juiste eerste stap lijkt om te onderzoeken hoe het vertrouwen van [verweerster] in haar kan worden hersteld. [verweerster] stemt in met een gesprek, maar stuurt tegelijkertijd, zonder [naam 1] daarin te kennen, een whatsappbericht naar haar eigen team waarin zij aangeeft op 6 juni 2023 te starten met re-integratie. [verweerster] is van mening dat zowel het voeren van gesprekken om het vertrouwen te herstellen als de re-integratie samen kunnen verlopen. [verzoekster] wil echter eerst in gesprek gaan om te beoordelen of het vertrouwen kan worden hersteld en pas daarna in gesprek gaan om terugkeer vorm te geven. Een terugkeer naar het werk zonder gesprekken na 5 maanden afwezigheid en de e-mail van [verweerster] aan de RvT waarin zij openlijk het beleid van [naam 1] bekritiseert, zal onrust teweegbrengen binnen de kleine organisatie en dat is niet in het bedrijfsbelang. [naam 1] vraagt vervolgens [verweerster] om een email te sturen naar het team waarin ze aangeeft dat ze te voorbarig is in haar whatsapp-bericht aan haar team. [verweerster] heeft gevolg gegeven aan dit verzoek.
5 juni 2023 vrijstelling van werk
2.6.11.[verzoekster] stelt voor in bijzijn van een mediator gesprekken te voeren over wat er voor nodig is om de vertrouwensissues weg te nemen. Totdat partijen tijdens de mediation afspraken maken over werkhervatting van [verweerster], stelt [verzoekster], voor zover nodig, [verweerster] vrij van werk omdat een terugkeer zonder gesprekken onrust veroorzaakt wat niet in het bedrijfsbelang is. [verweerster] is het niet eens met die vrijstelling van werk. Zij meent dat het besluit is genomen onder het voorwendsel dat haar terugkeer onrust zou veroorzaken. Haar collega’s keken juist uit naar haar terugkeer; misschien gaf de gedachte aan terugkeer juist [naam 1] onrust, aldus [verweerster]. [verweerster] heeft laten weten dat ze volledig beschikbaar is om te re-integreren en haar werk volledig te hervatten.
[verweerster] zoekt contact met de voormalige bestuurder
2.6.12.[verweerster] zoekt de avond van 5 juni 2023 contact met de oud-directeur van [verzoekster], [naam 4] (verder [naam 4]), die tot augustus 2018 voorzitter was van het bestuur. Het doel is, aldus [verweerster], om advies in te winnen en niet met het doel om [naam 1] te laten vertrekken. De lezing van [verzoekster] over dit contact is een andere. De huidige voorzitter van de RvT ontvangt van [naam 4] op 5 juni 2023 een whatsappbericht van haar waarin deze meldt dat [verweerster] recent contact met haar heeft gezocht met als reden voor [verweerster] haar ontevredenheid over de wijze waarop [naam 1] leiding gaf en de door [naam 1] doorgevoerde wijzigingen binnen [verzoekster] en het ontbreken bij [verweerster] van vertrouwen in [naam 1] en dat deze maar beter kon vertrekken. De voorzitter van de RvT heeft deze informatie gezien de aard en de zorgen daarover gedeeld met de directeur-bestuurder.
15 juni 2023 start mediation
2.6.13.Op 15 juni 2023 wordt het mediationtraject gestart. [verzoekster] onderzoekt door mediation in te zetten of de door [verweerster] benoemde vertrouwensbreuk nog te herstellen is.
5 september 2023 opnieuw ziekmelding
2.6.14.Tijdens het mediationtraject wordt een poging gedaan om [verweerster] te laten re-integreren als MT-lid en volgt er een gesprek met het MT op 30 augustus en later een één op één gesprek met [naam 1] op 5 september 2023. De MT-leden ([naam 3] en [naam 2]) twijfelen over de samenwerking met [verweerster] en of een terugkeer als MT-lid in het belang is van de organisatie en van [verweerster] zelf.
2.6.15.Na het één op één gesprek met de directeur-bestuurder op 5 september 2023 meldt [verweerster] zich weer volledig ziek. [verweerster] is van mening dat [naam 1] haar re-integratie heeft uitgesteld en bemoeilijkt en niets heeft ondernomen om de re-integratie mogelijk te maken. [verweerster] is het niet eens met de stelling dat eerst de arbeidsgerelateerde problematiek moet zijn opgelost alvorens re-integratie kan starten. Zij acht het ook in strijd met het advies van de bedrijfsarts. [verzoekster] volgt het advies in overleg met de bedrijfsarts niet op in die zin dat de mediation dient te worden afgewacht wil een succesvolle re-integratie mogelijk zijn.
14 januari 2024 hersteldmelding?
2.6.16.Volgens [verzoekster] is [verweerster] vanaf 8 januari j.l. weer volledig geschikt voor werkhervatting en is [verweerster] per 14 januari weer volledig hersteld gemeld. [verweerster] stelt dat zij ten onrechte weer volledig hersteld is gemeld. Het opbouwschema is in het geheel niet uitgevoerd en de geadviseerde re-integratie heeft helemaal niet plaatsgevonden. Van volledig herstel op 8 januari 2024 is geen sprake.
15 januari 2024 mediation wordt afgesloten
2.6.17.Het traject wordt op 15 januari j.l. afgesloten. Het mediation heeft niet tot een oplossing geleid.
Er is geen opzegverbod van toepassing