ECLI:NL:RBROT:2024:4768

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
FT RK 24/342
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling voor verzoekster met gokverslaving en afloscapaciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoekster tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft een verzoekschrift ingediend waarin zij vraagt om toelating tot de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 2 mei 2024 is het verzoek behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster in een situatie verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen en dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de goede trouw van de verzoekster in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek. Ondanks dat de meeste schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoekster haar omstandigheden onder controle heeft gekregen. De verzoekster heeft sinds september 2021 een goede baan en genereert een aanzienlijke afloscapaciteit. Bovendien heeft zij zich ingeschreven in het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen om haar gokverslaving aan te pakken. De rechtbank heeft besloten om de verzoekster toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, met een looptijd van achttien maanden, en heeft mr. M.C. Snel-van den Hout benoemd tot rechter-commissaris. De rechtbank heeft ook de bevoegdheid om deze procedure te openen vastgesteld, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de verzoekster in Nederland ligt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 mei 2024
[verzoekster],
[adres],
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van 2 mei 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- verzoekster;
- mevrouw C. Scheltens, werkzaam bij Scheltens&Co Financiële Zorgverlening (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties harerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren.
In dit geval heeft de rechtbank onder meer gekeken naar de ontstaansdatums van de schulden. Zeventien van de achttien schulden zijn binnen de driejaarstermijn ontstaan. De meeste van deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg. Verzoekster is deels in een pleeggezin opgegroeid en was al jong op zich zelf aangewezen. Na een periode van fysieke tegenslag, waar zij de beperkingen nog van ondervindt en het eindigen van een moeizame relatie heeft verzoekster (alleen) een nieuwe start gemaakt. Verzoekster heeft toen een lening afgesloten die achteraf bezien niet verantwoord was. Verzoekster nam de zorg voor haar moeder. Mede hierdoor is verzoekster zelf in de financiële problemen gekomen. Verzoekster wilde haar schulden in één keer oplossen door te gaan gokken. Dit resulteerde in een gokverslaving, waardoor de schuldenlast van verzoekster groter werd.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is.
Bij vonnis van deze rechtbank van 24 november 2023 heeft verzoekster via het zogeheten moratorium een adempauze gekregen om met haar schuldeisers te pogen een regeling overeen te komen of om tot een verzoek tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te komen. Verzoekster is in dit traject begeleid door haar schuldhulpverlener en haar beschermingsbewindvoerder. Verzoekster heeft sinds 20 september 2021 een goede vaste baan voor onbepaalde tijd bij een bank, werkt 40 uur per week en heeft in de loop van de tijd promotie gemaakt. Verzoekster genereert een (forse) afloscapaciteit voor haar schuldeisers. Verzoekster staat sinds november 2023 onder beschermingsbewind. Sinds de start van het beschermingsbewind zijn er geen nieuwe schulden meer ontstaan. Ook heeft verzoekster zich laten inschrijven in het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen, waardoor zij niet meer kan gokken. Met het voorgaande en ter zitting heeft verzoekster een serieuze en saneringsgezinde houding getoond. Bij de rechtbank is het vertrouwen ontstaan dat verzoekster de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Verzoekster zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de belangen van de schuldeisers gediend zijn met een stabiele situatie waarin verzoekster zich kan richten op een verdere groei in haar functie en daarmee een verhoging van haar inkomsten.
Looptijd van de schuldsaneringsregeling
Verzoekster heeft ter zitting haar verzoek op verkorting van de looptijd ingetrokken. De rechtbank zal de looptijd van de regeling dan ook vaststellen op achttien maanden.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres];
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf 8 mei 2024, waardoor deze termijn eindigt op 8 november 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder P.H.L. Adam,
gevestigd te [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.