ECLI:NL:RBROT:2024:4755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/10/670694 / HA ZA 23-1095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar kantonrechter en afwijzing vordering in civiele zaak

Op 14 mei 2024 vond de mondelinge behandeling plaats in de Rechtbank Rotterdam in de zaak tussen een vrouw en een man, vertegenwoordigd door hun advocaten, mr. M. Czarnota en mr. D. Abd Rabou. De vrouw vorderde betaling van € 7.200,00 met rente, maar de rechtbank oordeelde dat de zaak tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort. Tijdens de behandeling werd vastgesteld dat de vrouw haar vordering niet voldoende had onderbouwd. De man betwistte het bestaan van een lening en stelde dat de betalingen van de vrouw terugbetalingen waren van een lening die hij aan haar had verstrekt. De rechtbank besloot de zaak ambtshalve te verwijzen naar de kantonrechter, waarbij partijen op de hoogte werden gesteld van de gevolgen van deze verwijzing, zoals het verlagen van het griffierecht en de mogelijkheid om zonder advocaat te verschijnen. De kantonrechter wees de vordering van de vrouw af, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van de lening. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De mondelinge uitspraak werd gedaan op 14 mei 2024, met een schriftelijke uitwerking die op 16 mei 2024 werd afgegeven.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/670694 / HA ZA 23-1095 / 11104715
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 14 mei 2024, met daarin vastgelegd de mondelinge uitspraak ex artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat/gemachtigde mr. M. Czarnota te Oosterhout,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat/gemachtigde mr. D. Abd Rabou te Den Haag.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge de oproepingsbrief van 18 maart 2024.
Tegenwoordig zijn mr. J.M.J. Arts, rechter, en mw. D. Almannani, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • mevrouw [naam vrouw] , voornoemd;
  • mr. M. Czarnota, voornoemd;
  • mevrouw K. Dsikorska, tolk 23471 voor mevrouw [naam vrouw] ;
  • de heer [naam man] , voornoemd;
  • mr. D. Abd Rabou, voornoemd;
  • mevrouw M.J. van Burken-Laskowska, tolk 19795 voor de heer [naam man] .
De rechter gaat over tot de mondelinge behandeling.
Na afronding van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank op de voet van artikel 29a Rv in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft met partijen het verloop van de procedure doorgenomen. Dit bestaat uit:
  • de dagvaarding van 7 december 2016. (De advocaat van mevrouw bevestigt desgevraagd dat dit een verschrijving is en dat 2023 is bedoeld),
  • de conclusie van antwoord,
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 18 maart 2024 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 14 mei 2024,
  • het bericht van de rechtbank van 5 april 2024 met daarin een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling en het verzoek aan de vrouw om de ontbrekende productie-1 in het geding te brengen,
  • de akte indiening productie-1 van de vrouw,
  • de mondelinge behandeling van 14 mei 2024.

2.Het geschil en de beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter

2.1.
De vrouw vordert van de man betaling van € 7.200,00 met rente.
2.2.
Op grond van artikel 93 aanhef en sub a Rv, worden zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00 door de kantonrechter behandeld. De zaak is echter aanhangig gemaakt bij de handelskamer van de rechtbank. De rechtbank heeft partijen tijdens de mondelinge behandeling gehoord over zijn voorlopig oordeel dat de zaak tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort en van zijn voornemen om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter. Partijen hebben erkend dat de kantonrechter de bevoegde rechter is om over hun geschil te oordelen.
Verwijzing naar de kantonrechter
2.3.
Gezien het beloop van de vordering van de vrouw verwijst de rechtbank (team handel en haven) de zaak ambtshalve naar de kantonrechter (art. 93 aanheft en sub a jo. art. 71 lid 2 Rv). Die verwijzing vindt plaats ter gelegenheid van de mondelinge behandeling (tevens een rolzitting). Partijen zijn door de rechtbank gewezen op de gevolgen van de verwijzing, waaronder dat zij niet bij advocaat hoeven te verschijnen en dat het geheven griffierecht zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort (ex art. 71 lid 4 Rv en art. 8 lid 4 WGBZ). Met hen is ook besproken dat - na de verwijzing - de kantonrechter de mondelinge behandeling voortzet en dat partijen vandaag verder procederen.
Voortzetting mondelinge behandeling en oordeel kantonrechter
2.4.
De vrouw heeft haar stelling dat sprake is van een geldlening onderbouwd met twee bankafschriften. Ook stelt zij dat zij de lening heeft opgeëist. De man betwist het bestaan van de geldlening. Hij voert aan dat de door haar gedane betalingen terugbetalingen waren van een lening van hem aan haar.
2.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vordering van de vrouw wordt afgewezen omdat zij haar stelling dat sprake is van een leningsovereenkomst, gezien de betwisting van de man, niet nader heeft toegelicht of gemotiveerd. De enkele verwijzing naar twee - ongespecificeerde - overboekingen is daarvoor onvoldoende. Daaruit volgt immers niet dat sprake is van een lening. Verder heeft de vrouw ter zitting verklaard dat de leningsafspraak alleen mondeling is gemaakt en dat de twee bankafschriften het enige bewijs is dat zij hiervan heeft. Voor het overige heeft de vrouw geen andere concrete stellingen ingenomen waarop het bestaan van de lening kan worden gebaseerd, zodat niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
Proceskosten
2.6.
In het feit dat partijen erkennen dat zij een relatie hebben gehad ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin elke partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank (team handel en haven)

3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de zitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam op 14 mei 2024 en verstaat dat de gevolgen ervan zoals genoemd in artikel 71 lid 4 Rv aan partijen zijn meegedeeld,
De kantonrechter
3.2.
wijst de vorderingen van de vrouw af;
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De rechter sluit de mondelinge behandeling.
Waarvan proces-verbaal, Mr. J.M.J. Arts, rechter [3455/1980]
N.B. Het vonnis is mondeling uitgesproken op 14 mei 2024. De schriftelijke uitwerking in dit proces-verbaal wordt afgegeven op 16 mei 2024. De dag waarop de mondelinge uitspraak wordt gedaan, geldt als dag van uitspraak en is bepalend voor de aanvang van de rechtsmiddelentermijn.