In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 mei 2024, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] te verlengen, afgewezen. De kinderrechter heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift van de GI, ontvangen op 15 maart 2024, en een aanvullend bericht van de GI van 1 mei 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 waren de ouders van [minderjarige] niet aanwezig, ondanks dat zij correct waren opgeroepen. De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd om haar mening te geven, maar ook zij is niet verschenen.
De feiten tonen aan dat de ouders het ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben en dat zij bij de moeder woont. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] was eerder vastgesteld bij beschikking van 26 mei 2023 en zou aflopen op 26 mei 2024. De GI verzocht om verlenging van deze ondertoezichtstelling met zes maanden, maar tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat er geen recente zorgmeldingen waren en dat zowel de moeder als [minderjarige] aangaven dat het goed met hen ging. De kinderrechter concludeert dat de GI zich onvoldoende heeft ingespannen om zicht te krijgen op de thuissituatie en dat er geen noodzaak meer is voor een ondertoezichtstelling, aangezien er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 21 mei 2024.