ECLI:NL:RBROT:2024:4737

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
ROT 23/264
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete voor overtreding van de Wet dieren en de Regeling dierlijke producten met betrekking tot de temperatuur van vlees tijdens vervoer

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 2.500,- voor een overtreding van de Wet dieren en de Regeling dierlijke producten beoordeeld. Eiseres, een vervoerder van vlees, had een boete opgelegd gekregen omdat de maximale oppervlaktetemperatuur van het vlees tijdens het vervoer was overschreden. De boete was gebaseerd op een rapport van bevindingen van de NVWA, waarin werd vastgesteld dat de temperatuur van het vlees tijdens het vervoer boven de wettelijk toegestane 7 °C was. Eiseres voerde aan dat het vlees bij het verladen wel aan de norm voldeed en dat de NVWA te laat had gemeten. De rechtbank oordeelde echter dat de norm voor het op temperatuur houden van het vlees ook tijdens het vervoer geldt en dat eiseres niet aan deze norm had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete voor een overtreding van de Wet dieren en de Regeling dierlijke producten. Met het besluit van 19 augustus 2022 heeft verweerder eiseres een boete van € 2.500,- opgelegd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 2 december 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder deze boete gehandhaafd.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam 1] (bestuurder van eiseres),
[naam 2] (bedrijfsdierenarts van eiseres) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn boetebesluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 12 juli 2022 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA.
De toezichthouder schrijft in dit rapport onder meer het volgende:
“Bevindinq(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 24 januari 2022 omstreeks 14:22 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: [naam 3], functie: vestigingsmanager.
Op 24 januari 2022, omstreeks 14:22 uur, is gebleken dat hakken met hammen van varkens die op dezelfde dag zijn geslacht (ordernummer: 215770), in een vrachtwagen (kenteken: [kenteken]) gereed stonden op de expeditie voor gedeeltelijk gekoeld vervoer voor een maximale vervoersduur van zes uur, een te hoge oppervlakte temperatuur hadden, zie fotobijlage foto 1 t/m 3.
Bij het uitvoeren van meerdere temperatuursmetingen in de vrachtwagen bleek dat dit vlees boven de wettelijke oppervlakte temperatuur van 7 °C werd vervoerd. De vastgestelde oppervlakte temperaturen door de inspecteur waren tussen de 14 °C en 15 °C, zie fotobijlage 4 en 5. Ik heb mijn steekthermometer gebruikt en ik heb onder de huid van het vlees gemeten en wachtte tot de thermometer aangaf dat de meting voltooid was. Tegelijkertijd heeft een expeditie medewerker met een infrarood thermometer de oppervlakte temperatuur gemeten, zie fotobijlage foto 6 en 7.
Naar aanleiding van mijn bevindingen heeft het bedrijf besloten dat de geladen vrachtwagen het terrein pas zou verlaten zodra het vlees de juiste temperatuur, had bereikt.
Ik zag, met behulp van een door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ter
beschikking gestelde gekalibreerde steekthermometer, dat vlees boven de wettelijk vereiste temperatuur werd vervoerd. Deze steekthermometer met serienummer [nummer] is gekalibreerd op 14-12-2021 en te gebruiken tot 14-06-2022, zie bijlage kalibratierapport thermometer [nummer]. De temperatuurmeting en de kalibratie zijn uitgevoerd conform de NVWA kwaliteitsprocedures.”
3.1.
Op grond van het rapport van bevindingen van 12 juli 2022 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
Het vervoeren van vlees van als landbouwhuisdieren gehouden hoefdieren voldeed niet aan de gestelde norm. De temperatuur van de vleesdelen was hoger dan de wettelijk gestelde norm van maximaal 7 °C.
Dit is volgens verweerder een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 2.4, eerste lid, onder d, van de Regeling dierlijke producten, in samenhang gelezen met artikel 3, eerste lid en bijlage III, sectie I, hoofdstuk VII, punt 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 853/2004 (Verordening 853/2004).
3.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder de boete van € 2.500,- gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiseres voert aan dat zij heeft aangetoond dat het vlees een temperatuur had van minder dan 7 °C toen het werd verladen naar de koelwagen en dat zij hiermee aan de norm heeft voldaan. De NVWA had, net als eiseres, vlak voor het verladen van het vlees de temperatuur moeten meten. De NVWA heeft echter 40 minuten na het verladen gemeten. Dat door aanraking van mensenhanden, de buitenlucht, de karkassendichtheid in de koelwagen en de temperatuur in de koelwagen de temperatuur van het vlees na het verladen tijdelijk is gestegen, is volgens eiseres logisch, maar hiermee is de norm niet overtreden. Eiseres heeft verwezen naar de uitspraak van College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 12 mei 2020, waarin ook is ingegaan op het arrest van 2 mei 2019 in zaak C-98/18 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2019:355). Uit dit arrest blijkt volgens eiseres dat vlees in het slachthuis dient te worden gekoeld totdat overal in het vlees een temperatuur van 7 °C is bereikt. Pas als dat het geval is, mag het vlees naar een koelwagen worden verladen. Eiseres heeft hieraan voldaan, zoals blijkt uit de resultaten van de door haar gedane metingen, zodat ten onrechte een boete aan haar is opgelegd.
5.1.
Verweerder heeft de boete in deze zaak gebaseerd op artikel 3, eerste lid, en bijlage III, sectie I, hoofdstuk VII, punt 1 en 3, van Verordening 853/2004. In punt 1 staat dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor moeten zorgen dat de opslag en het vervoer van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren onder meer volgens de eis geschiedt dat, tenzij andere specifieke bepalingen in een andere regeling voorzien, de postmortemkeuring onmiddellijk moet worden gevolgd door koeling in het slachthuis om via een continue daling van de temperatuur overal in het vlees een temperatuur van niet meer dan 3 °C voor slachtafvallen en 7 °C voor ander vlees te verzekeren. Uit punt 3 blijkt dat vlees de in punt 1 bedoelde temperatuur moet hebben bereikt alvorens het kan worden vervoerd, en dat het vlees die temperatuur tijdens het vervoer moet behouden. Volgens verweerder gold in dit geval de uitzondering dat de oppervlaktetemperatuur maximaal 7°C moest zijn, in verband met de maximale vervoerduur van zes uur.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat de norm voor het op temperatuur houden van het vlees ook geldt voor het vervoer. Eiseres is in dit geval als vervoerder van vlees aangesproken. In het boetebesluit van 19 april 2022 staat namelijk de volgende omschrijving van het beboetbare feit:
“Het vervoeren van vlees van als landbouwhuisdieren gehouden hoefdieren voldeed niet aan de gestelde norm. De temperatuur van de vleesdelen was hoger dan de wettelijk gestelde norm van maximaal 7 °C.”
Nu verweerder ervan is uitgegaan dat eiseres de vervoerder is en eiseres dat niet heeft betwist, gaat de rechtbank daar ook van uit. Overigens blijkt ook uit het formulier waarop de door eiseres gedane metingen vóór het verladen zijn weergegeven (foto 3 bij het boeterapport) dat eiseres de vervoerder is.
5.3.
Verweerder heeft uit het rapport van bevindingen mogen afleiden dat eiseres niet aan de hiervoor genoemde norm voor de maximale oppervlaktetemperatuur heeft voldaan. De stelling van eiseres dat het vlees volgens haar eigen metingen vlak voor het verladen wel de juiste temperatuur had en de verwijzing naar de uitspraken van het CBb en het Hof, laten onverlet dat het vlees in de koelwagen een te hoge oppervlaktetemperatuur had. Zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen, mocht het vlees ook gedurende het vervoer maximaal 7 °C zijn.
5.4.
Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd een boete op te leggen. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.