ECLI:NL:RBROT:2024:4733
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling
Op 24 januari 2024 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een schuldenlast heeft van € 90.280,47, voortkomend uit haar inkomsten uit arbeid in loondienst. De beoordeling van het verzoek tot schuldsanering is gebaseerd op de goede trouw van verzoekster in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest, aangezien zij in Curaçao diverse leningen heeft afgesloten die onbetaald zijn gebleven en zij zonder regelingen te treffen naar Nederland is verhuisd. Bovendien heeft zij in Nederland een nieuwe lening afgesloten zonder haar schuldeisers in Curaçao op de hoogte te stellen van haar schulden. Dit gedrag wordt als niet te goeder trouw beschouwd en staat toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg.
De rechtbank wijst erop dat verzoekster in korte tijd ook aanzienlijke schulden heeft opgebouwd in Nederland, ondanks haar behoorlijke inkomen. Dit roept vragen op over haar bestedingspatroon. Verzoekster heeft aangegeven dat zij baat heeft bij budgetbeheer, maar de rechtbank concludeert dat de schulden in de vaste lasten ook niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank merkt op dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, ondanks het ontbreken van goede trouw, toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Hoewel verzoekster stappen in de goede richting heeft gezet door hulp te zoeken, zijn deze ontwikkelingen niet voldoende om haar verzoek te honoreren. De rechtbank besluit het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen, maar geeft aan dat een toekomstig verzoek mogelijk meer kans van slagen kan hebben als de situatie van verzoekster stabiliseert.