ECLI:NL:RBROT:2024:472

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 24/10 en FT EA 24/11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op basis van artikel 287b Faillissementswet in een schuldhulpverleningstraject

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd op grond van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 2 januari 2024 een verzoekschrift ingediend om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 7 november 2023 te verbieden. De rechtbank heeft op 17 januari 2024 een zitting gehouden, waarbij de verweerster, Stichting Hef Wonen, niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om de lopende huurtermijnen te betalen, mede dankzij de ondersteuning van de Kredietbank Rotterdam.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, aangezien er een ontruiming op de planning stond. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van de verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan.

Daarnaast heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid voor verzoeker om een nieuw verzoek in te dienen indien nodig.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 24 januari 2024
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 2 januari 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 3 januari 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 17 januari 2024.
Ter zitting van 17 januari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener);
  • mevrouw [naam02] , werkzaam bij het wijkteam van de gemeente Rotterdam (hierna: begeleider).
Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 november 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Uit het verzoekschrift blijkt dat bedoeld is een verzoek in te dienen om de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 november 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker te verbieden. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker is aangemeld bij de Kredietbank Rotterdam voor schuldhulpverlening. Verzoeker ontvangt inkomen uit een AOW-uitkering van € 1.378,98 en een aanvullend pensioen van € 136,76. Ook ontvangt verzoeker huurtoeslag van € 355,-. De kale huur bedraagt € 575,03. Uit de betalingsbewijzen bij het verzoekschrift blijkt dat de huur termijnen van november 2023, december 2023 en januari 2024 tijdig zijn betaald. De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat budgetbeheer is opgestart en dat kan worden gewaarborgd dat de lopende termijnen zullen worden betaald.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 november 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 11 december 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 8 januari 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 7 november 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 7 november 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 3 januari 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.