Op 3 januari 2024 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van dit verzoek bepaald op 17 januari 2024. Tijdens de zitting op die datum heeft de advocaat van verweerder een verweerschrift ingediend. Verzoekster heeft haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op 19 januari 2024 gewijzigd ingediend, met een behandeling gepland op 31 januari 2024. De rechtbank heeft op 24 januari 2024 uitspraak gedaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: bij vonnis van 13 januari 2023 is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is verzoekster veroordeeld tot betaling van € 8.428,23. Verweerder heeft op 17 februari 2023 de ontruiming van de woning aangezegd. Een eerder afgegeven moratorium is op 17 maart 2023 voor zes maanden verleend, maar is vervallen omdat verzoekster de huurtermijnen niet tijdig heeft voldaan. Verweerder heeft op 15 december 2023 opnieuw de ontruiming aangezegd, wat aanleiding gaf tot het nieuwe verzoek van verzoekster.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om een tweede moratorium niet ontvankelijk is, omdat het eerste moratorium is vervallen door de schending van de voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een bedreigende situatie die een nieuw moratorium rechtvaardigt, aangezien het minnelijke traject met verweerder niet haalbaar bleek. Het verzoek is afgewezen, en de rechtbank heeft de beslissing op 24 januari 2024 openbaar uitgesproken.