ECLI:NL:RBROT:2024:4706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
FT RK 24/174 en FT RK 24/175
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die kampt met schulden, een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. Verzoeker heeft op 8 maart 2024 een verzoek ingediend om een schuldeiser, Taxi Centrale Focus B.V., te bevelen in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker vijf schuldeisers heeft, waarvan één preferente en vier concurrente, met een totale vordering van € 11.832,73. Verzoeker heeft een regeling aangeboden waarbij hij 9,92% aan de preferente en 4,96% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Vier van de vijf schuldeisers hebben ingestemd, maar Taxi Centrale weigerde, wat leidde tot de procedure.

Tijdens de zitting op 25 april 2024 is het verweer van Taxi Centrale besproken. Deze onderneming heeft aangegeven dat zij de werkgever van verzoeker was en moeite heeft met de lage terugbetaling van de lening die zij aan verzoeker heeft verstrekt. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling, en dat het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst is door een onafhankelijke partij, Kredietbank Rotterdam.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van Taxi Centrale. Daarom is het verzoek om Taxi Centrale te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Taxi Centrale is veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 8 mei 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 8 maart 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- Taxi Centrale Focus B.V. (hierna: Taxi Centrale);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 25 april 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [persoon B] , bestuurder van Taxi Centrale.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf schuldeisers, waarvan één preferente en vier concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 11.832,73 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 30 november 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 9,92% aan de preferente schuldeisers en 4,96% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker ervaart gezondheidsklachten waar hij voor naar de sportschool en de fysiotherapeut gaat.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Taxi Centrale stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.331,49 op verzoeker, welke 19,7% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Taxi Centrale heeft ter zitting uitgelegd dat zij de werkgever van verzoeker was en hem geld heeft uitgeleend toen hij dreigde zijn huis uit te worden gezet. Zij wenst verzoeker het beste maar heeft er moeite mee dat ze maar zo’n laag bedrag terug krijgt van haar lening. Daarbij heeft Taxi Centrale uitgelegd dat zij de bestuurder al een tijd geen vergoeding meer uitbetaalt omdat de zaken niet erg goed gaan. Om die reden acht zij het onredelijk dat zij genoegen moet nemen met een gering bedrag, terwijl de gemeente, die de vergoeding blijkbaar betaalt, zelf veel meer geld heeft en het op de begroting van de gemeente niet uit zou maken als bijvoorbeeld de helft van de vordering van Taxi Centrale betaald zou worden.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Taxi Centrale bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Taxi Centrale in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. De rechtbank erkent de complexiteit van deze zaak en de uitdaging om een keuze te maken tussen de twee geboden opties. Beide partijen hebben hun standpunten helder uiteengezet en de rechtbank kan zich inleven in de belangen van beide. Echter, door de aard van de zaak zal er onvermijdelijk een partij zijn die minder tevreden is met de uiteindelijke beslissing.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Taxi Centrale een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 19,7%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vier van de vijf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker heeft gezondheidsklachten waardoor hij veelal thuis zit. Verzoeker wil graag werken als taxichauffeur maar kan door omstandigheden niet het benodigde examen halen. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Taxi Centrale, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Taxi Centrale te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
De rechtbank acht het buitengewoon ongelukkig voor Taxi Centrale en diens bestuurder dat de zaken dermate slecht gaan, dat geen salaris aan de bestuurder kan worden betaald. De rechtbank realiseert zich dat de onderhavige beslissing daarbij niet helpt; Taxi Centrale zal van de vordering die zij op verzoeker heeft maar een klein gedeelte betaald krijgen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat voor de rechtbank bij die beslissing bepalend is geweest dat Taxi Centrale in het alternatief – de schuldsaneringsregeling – evenmin haar volledige vordering betaald zal krijgen, maar vermoedelijk zelfs minder. Daarbij wordt voor de goede orde – in verband met hetgeen Taxi Centrale daarover heeft opgemerkt – nog overwogen dat een schuldhulpverlener niet de ene schuldeiser anders kan behandelen dan de andere, bijvoorbeeld door een hoger percentage op diens vordering te betalen. Dat zou in strijd komen met de gelijkheid van schuldeisers die door de schuldhulpverlener in acht moet worden genomen.
Taxi Centrale zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Taxi Centrale Focus B.V. om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Taxi Centrale Focus B.V. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.