In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die kampt met financiële problemen en geestelijke gezondheidsklachten, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar veertien schuldeisers, waarvan dertien hebben ingestemd. De Houten Steen Holding B.V., een van de schuldeisers, weigerde echter in te stemmen met de regeling, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vond in verhouding tot haar vordering van € 1.295,43, wat 4,7% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers en verzoekster afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de dertien schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Houten Steen. De rechtbank heeft daarom Houten Steen bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoekster niet bijgestaan werd door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd was. De rechtbank heeft tevens het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.