ECLI:NL:RBROT:2024:4705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
FT EA 24/272 en FT EA 24/273
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die kampt met financiële problemen en geestelijke gezondheidsklachten, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar veertien schuldeisers, waarvan dertien hebben ingestemd. De Houten Steen Holding B.V., een van de schuldeisers, weigerde echter in te stemmen met de regeling, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vond in verhouding tot haar vordering van € 1.295,43, wat 4,7% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers en verzoekster afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de dertien schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Houten Steen. De rechtbank heeft daarom Houten Steen bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoekster niet bijgestaan werd door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd was. De rechtbank heeft tevens het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 8 mei 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 28 februari 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- De Houten Steen Holding B.V. (hierna: Houten Steen);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 25 april 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • Y. Colijn, beschermingsbewindvoerder;
  • J.W. Brasjen, beschermingsbewindvoerder;
  • [persoon A] , vastgoedbeheerder namens Houten Steen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan één preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 27.590,42 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van
31 oktober 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 5,10% aan de preferente schuldeisers en 2,55% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster kampt met depressieve klachten waardoor het onwaarschijnlijk lijkt dat zij in de toekomst betaald werk zal kunnen verrichten althans werk waarmee zij meer gaat verdienen dan het toepasselijke vrij te laten bedrag. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Houten Steen stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.295,43 op verzoekster, welke 4,7% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en de verklaring ter zitting, heeft Houten Steen te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering waardoor het economisch onverantwoord zou zijn om akkoord te gaan. Verweerster vindt het verder onredelijk dat zij, indien zij akkoord gaat met het aanbod, op deze manier ook opdraait voor kosten die normaliter voor rekening van de huurder komen. Dit betreft de kosten voor de loodgieter en de voorrijkosten die gemaakt zijn eind 2023 omdat verzoekster niet thuis was. Daarnaast neemt Houten Steen mee in haar overweging dat de huurschuld is ontstaan nadat verzoekster onder bewind is komen te staan.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Houten Steen bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Houten Steen in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Houten Steen een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,7%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft sinds 2014 last van geestelijke gezondheidsklachten en is hiervoor in behandeling bij een psycholoog. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen althans dan het toepasselijke vrij te laten bedrag.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Houten Steen, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Houten Steen te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Voor de goede orde wijst de rechtbank er nog op dat deze beslissing onverlet laat dat verzoekster is gehouden de schulden die zijn ontstaan na het aanbod van 31 oktober 2023 te betalen. Het aanbod ziet immers alleen op de schulden die op dat moment reeds bestonden. Voor zover de eerder genoemde kosten voor de loodgieter en de voorrijkosten voor rekening van verzoekster komen en zijn ontstaan na deze datum, zal verzoekster deze dus moeten betalen. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard deze vorderingen desnoods te kunnen voldoen.
Houten Steen zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt De Houten Steen Holding B.V. om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt De Houten Steen Holding B.V. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.