In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam en [gedaagde 1] en de bewindvoerder van [gedaagde 2]. De procedure betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de betaling van een huurachterstand van € 9.621,87. De huurachterstand is ontstaan doordat [gedaagde 1] sinds 31 mei 2022 niet meer in de woning woont en [gedaagde 2] met twee minderjarige kinderen in de woning verblijft. De huurovereenkomst met [gedaagde 1] is op 20 maart 2024 met wederzijds goedvinden beëindigd, maar de huurovereenkomst met [gedaagde 2] wordt ontbonden vanwege de ernstige huurachterstand van dertien maanden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder de woning binnen veertien dagen moet ontruimen en dat hij een gebruiksvergoeding van € 755,67 per maand moet betalen tot de ontruiming. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat deze gebaseerd waren op een oneerlijke bepaling in de huurovereenkomst. De proceskosten zijn toegewezen aan Woonplus, die in het gelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.