In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A], een supermarktteamleider, en zijn werkgever D-Pers B.V. [persoon A] was op staande voet ontslagen omdat hij op twee verschillende data producten uit de winkel had gepakt en genuttigd zonder te betalen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat er sprake was van een dringende reden. De werkgever had voldaan aan de voorwaarden voor ontslag op staande voet, waaronder het onverwijld opzeggen van de arbeidsovereenkomst en het onverwijld meedelen van de reden van ontslag. De kantonrechter wees bijna alle verzoeken van [persoon A] af, met uitzondering van de vordering om zijn registratie uit het interne waarschuwingsregister te verwijderen. De rechter concludeerde dat het handelen van [persoon A] ernstig verwijtbaar was, gezien zijn functie als leidinggevende en het beleid van de werkgever dat een zero-tolerance beleid hanteert ten aanzien van diefstal. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever gerechtvaardigde belangen had bij het opslaan van gegevens in het FAD-register voor de duur van vier jaar, maar dat er geen grondslag was voor de opname in het interne waarschuwingsregister. [persoon A] werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de werkgever werden begroot op € 949,-.