ECLI:NL:RBROT:2024:4648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/10/676867 / JE RK 24-758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met onveilige opvoedsituatie en huiselijk geweld

Op 14 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. De zaak betreft de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die opgroeien in een onveilige en instabiele opvoedsituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die het ouderlijk gezag over de kinderen heeft, en de vader, die niet aanwezig was tijdens de zitting, betrokken zijn bij een langdurige hulpverleningsgeschiedenis. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie, waaronder huiselijk geweld en middelengebruik door de vader. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is ingegaan op 14 mei 2024, met een looptijd tot 14 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/676867 / JE RK 24-758
Datum uitspraak: 14 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2022 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1].
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 4 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 4 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [naam 3];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna de GI, te weten
[naam 4].
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Er is sprake van een lange hulpverleningsgeschiedenis. [minderjarige 1] is twee keer een lange periode uit huis geplaatst geweest.
Er zijn opnieuw zorgen ontstaan over de opvoedsituatie, waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opgroeien. In november 2023 is sprake geweest van huiselijk geweld tussen de ouders, waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] getuige van zijn geweest. De gedragsaanwijzing is niet goed nagekomen. Volgens de vader is hij gestopt met lachgasgebruik. Er zijn echter in de thuissituatie lachgastanks gevonden.
Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1]. Zij verzuimt veelvuldig van school en komt veel te laat op school. Ook wordt [minderjarige 1] ziek gemeld. Leraren hebben [minderjarige 1] in de supermarkt en tot laat in de avond op straat zien spelen en zij is betrokken geweest bij vechtpartijtjes op school.
De vader zou therapie bij de Waag gaan volgen. De ouders zouden relatietherapie gaan volgen. Vanwege wachtlijsten zijn deze therapieën echter nog niet van de grond gekomen. Daarom is een ondertoezichtstelling nodig.
4.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund.
4.3.
De moeder heeft ter zitting het volgende verklaard. Zij hoopt dat zij een kans krijgt om te laten zien dat zij aan de hulpverlening meewerkt. De moeder bestrijdt dat zij niet aan hulpverlening heeft meegewerkt. Destijds heeft zij zelf om hulp gevraagd. Daarom was het wijkteam al betrokken. Ook zal ASVZ starten met opvoedondersteuning. Op 27 mei 2024 vindt een intake daarvoor plaats.
Bij haar zoon [naam 5] is ook de GI betrokken. De moeder is erg blij met de hulpverlening, heeft er een goede band mee opgebouwd en heeft ervan geleerd.
Volgens de juf op school is [minderjarige 1] slechts één keer bij een vechtpartij betrokken geweest, omdat zij wordt gepest. De moeder betreurt het dat opnieuw huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Zij is zich ervan bewust wat dit geweld doet met de kinderen. Daarom heeft de moeder aan de vader de voorwaarde gesteld om relatietherapie te volgen als zij hun relatie voortzetten.

5.De beoordeling

6. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een instabiele en onveilige opvoedsituatie. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn getuige (geweest) van huiselijk geweld. Bij de vader is sprake van middelengebruik. De vader heeft aangegeven dat hij hiermee is gestopt. In februari 2024 is hij echter nog gecontroleerd door de politie, toen werd gezien dat er in een voortuig, waarin hij in zat, lachgas werd gebruikt.
[minderjarige 1] verzuimt structureel veel van school en wordt ziek gemeld. Door incidenten tussen de ouders heeft [minderjarige 1] last van gevoelens van angst en waakzaamheid. Er lijkt bij haar sprake te zijn van hechtingsproblematiek.
De individuele behandeling van de vader en de relatietherapie van de ouders zijn nog niet van de grond gekomen. Met name de vader heeft moeite om aan hulpverlening mee te werken en vindt hulpverlening niet nodig, terwijl de ouders hun relatie willen voortzetten. Daarom is naar het oordeel van de kinderrechter thans hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk.
6.1.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 14 mei 2024 tot 14 mei 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024 door
mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 21 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.