ECLI:NL:RBROT:2024:4647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/10/676973 / JE RK 24-773
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 14 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2008, die onder toezicht is gesteld. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en een nieuwe machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten accommodatie, positieve ontwikkelingen vertoont, maar dat er nog steeds zorgen zijn over zijn gedrag en ontwikkeling. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 juni 2025 en een nieuwe machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend van 1 juni 2024 tot 1 december 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige leert omgaan met vrijheden voordat hij kan doorstromen naar een meer open setting. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 17 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/676973 / JE RK 24-773
Datum uitspraak: 14 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige],
advocaat mr. H.J. Naber in Dordrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats].
[naam 2],
hierna te noemen de grootmoeder vaderszijde (vz),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 5 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 5 april 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 13 mei 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 13 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] en zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 3].
De moeder en de grootmoeder vz zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De grootmoeder vz heeft de voogdij over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft [naam instelling].
2.3.
Bij beschikking van 1 juni 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 1 juni 2023 tot l juni 2024.
2.4.
Bij beschikking van 8 maart 2024 is een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 8 maart 2024 tot 1 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, een (nieuwe) machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Sinds 2 april 2024 verblijft [minderjarige] bij [naam instelling]. Op deze plek gaat het erg goed met hem. [minderjarige] houdt zich aan de regels, komt de afspraken na, is meer ontspannen en betrokken en wil laten zien dat hij het kan. Hij heeft een bijbaantje. Het verlof van [minderjarige] bij zijn ouders wordt uitgebreid. Het telefoongebruik is goed gegaan. Daarom mag [minderjarige] zijn telefoon langer bij zich houden.
[minderjarige] is aangemeld voor de training Rots en Water om te leren omgaan met groepsdruk.
Op 16 mei 2024 is de eerste afspraak voor het diagnostisch onderzoek. Het is onbekend wanneer dit onderzoek is afgerond.
Over ongeveer twee weken wordt met de interne school van [naam instelling] en met de vorige school besproken wat het beste voor [minderjarige] is als het gaat om de schoolgang.
Ook zal [minderjarige] worden aangemeld voor een passende vervolgplek, zoals De Studio’s of een Kamer Training Centrum. Het is belangrijk dat een plek dichtbij zijn familie wordt gevonden. Er zijn echter wel wachtlijsten. Bij [naam instelling] zal [minderjarige] niet langer dan nodig blijven. Het is de komende periode belangrijk dat [minderjarige] verder stabiliseert en laat zien dat hij met vrijheden kan omgaan, zodat stapsgewijs kan worden toegewerkt naar een vervolgplek.
4.2.
Desgevraagd heeft de GI ter zitting de visie van de moeder en de grootmoeder vz toegelicht. Zij staan achter het beleid en vinden het belangrijk dat [minderjarige] de komende periode zal oefenen met het opbouwen van verlof. De moeder en de grootmoeder vz zijn erg blij dat het beter gaat met [minderjarige]. Zij hebben een positief contact met [naam instelling].
4.3.
Namens de minderjarige [minderjarige] heeft zijn advocaat ter zitting het volgende aangevoerd. [minderjarige] vraagt zich af waarom hij binnen de gesloten jeugdhulp moet verblijven. Hij verblijft liever op een meer open groep. Tot nu toe ervaart hij dat hij geen vrijheden heeft, terwijl vrijheid voor [minderjarige] belangrijk is. Vanwege het positieve verloop van zijn plaatsing bij [naam instelling] vindt [minderjarige] dat hij moet worden beloond.
4.4.
In aanvulling op het betoog van zijn advocaat heeft [minderjarige] desgevraagd ter zitting verklaard dat hij het liefst al vandaag bij [naam instelling] weg wil.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige]. In 2021 is [minderjarige] vanuit Aruba naar Nederland gekomen. Na een tijdelijke terugkeer van de grootmoeder vz naar Aruba is [minderjarige] bij de moeder gebleven. In deze periode liet [minderjarige] schoolverzuim en gedragsproblemen zien. Hij is nachten weg geweest en is mogelijk betrokken geweest bij geweldsdelicten. Er is twee keer een mes in de kamer van [minderjarige] gevonden.
In oktober 2023 is MST CAN bij de moeder ingezet. Volgens MST lijkt de draagkracht van de moeder onvoldoende om [minderjarige] op een passende wijze aan te sturen en te corrigeren. Hij heeft moeite om het gezag van de moeder te accepteren.
In december 2023 heeft bij de buren een vuurwerkexplosie plaatsgevonden. De politie en de moeder hadden het vermoeden dat sprake was van een aanslag bedoeld voor [minderjarige]. Daardoor kon de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder niet meer worden gewaarborgd en is hij op 20 december 2023 op de crisisgroep van De La Salle geplaatst. Op deze plek leek [minderjarige] met leeftijdsgenoten betrokken te zijn bij criminele activiteiten, zoals oplichting en een vechtpartij met een groepsgenoot. [minderjarige] hield zich niet aan de afspraken, trok zijn eigen plan en was veelvuldig zonder toestemming afwezig van de groep. Door zijn verzet tegen behandeling en zijn wegloopgedrag onttrok [minderjarige] zich aan een plaatsing binnen een open 24-uurs behandelsetting. Binnen de open setting waren er dan ook geen mogelijkheden meer om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] af te wenden en hem voldoende fysieke en emotionele veiligheid te bieden. Daarom is [minderjarige] op 2 april 2024 met een machtiging binnen de gesloten jeugdhulp bij [naam instelling] geplaatst.
5.4.
Zoals door de GI ter zitting is toegelicht, heeft [minderjarige] in korte tijd een positieve ontwikkeling bij [naam instelling] laten zien, waardoor hij al toe is aan het uitbreiden van verlof en vrijheden en wordt aangemeld voor een vervolgplek. Dit verdient een compliment. De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige] het liefst direct naar een open groep wil. Gelet op het verloop van zijn eerdere plaatsingen is het echter wel belangrijk dat [minderjarige] het gedrag dat hij momenteel laat zien voor een langere periode volhoudt en dat hij leert omgaan met vrijheden om zich ook in een meer open setting te kunnen handhaven en dat hij leert omgaan met groepsdruk om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. Daarbij houdt de kinderrechter rekening met de verklaring van de gedragswetenschapper, [naam 4], van 13 mei 2024, die heeft ingestemd met een voortzetting van zijn verblijf binnen de gesloten jeugdhulp.
5.5.
Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW) en zal de kinderrechter een (nieuwe) machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de verzochte periode van zes maanden. Daarbij gaat de kinderrechter er wel vanuit dat zodra [minderjarige] daaraan toe is, de GI zal bewerkstelligen dat hij kan doorstromen naar een passende vervolgplek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 juni 2025
6.2.
verleent een (nieuwe) machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 1 juni 2024 tot 1 december 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024 door
mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 17 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.