ECLI:NL:RBROT:2024:4613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
24/4234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke woningsluiting op grond van de Opiumwet wegens aantreffen van harddrugs en explosieven

Op 21 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een woning in Rotterdam, een voorlopige voorziening vroegen tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester. De sluiting was opgelegd vanwege een overtreding van de Opiumwet, waarbij in de woning harddrugs en een explosief waren aangetroffen. De burgemeester had de woning per 29 april 2024 gesloten voor drie maanden. Verzoekers maakten bezwaar tegen deze beslissing en vroegen de voorzieningenrechter om hen tijdelijk in de woning te laten verblijven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2024 behandeld. Tijdens de zitting waren de verzoekers, hun gemachtigde, de gemachtigden van de burgemeester en een vertegenwoordiger van de woningcorporatie aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, aangezien verzoekers anders gedurende drie maanden geen toegang tot hun woning zouden hebben.

De rechter beoordeelde of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en of de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester terecht had besloten tot sluiting, gezien de ernst van de overtreding en de hoeveelheid aangetroffen harddrugs. De rechter oordeelde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving. Verzoekers voerden aan dat de sluiting niet evenwichtig was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester zich op het standpunt had kunnen stellen dat de sluiting gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de sluiting op grond van de Opiumwet naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. W. van den Berg, en werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4234

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] (verzoekster) en [verzoeker] (verzoeker), uit [plaatsnaam], verzoekers

(gemachtigde: mr. E. Tamas),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigden: mr. S.B.H. Fijneman en mr. B. Dogan).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [plaats],
(gemachtigde: mr. R.J. Lichtenveldt).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester de woning van verzoekers per 29 april 2024 gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet en het aantreffen van zwaar (illegaal) vuurwerk en een zelfgemaakt explosief. [1] Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van Woonstad.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekers wonen op het adres [adres] (de woning). Verzoeker heeft de woning in 2017 gekraakt. Woonstad is eigenaar en verhuurder van de woning.
4. Op 9 maart 2024 heeft de politie zeven jerrycans met vloeistof in verzoekers auto zien staan. De vloeistof bleek later diesel te zijn. Verzoeker bleek antecedenten op het gebied van vermogensdelicten te hebben en de politie heeft aan verzoeker gevraagd of ze in de woning mochten kijken om te zien of er nog meer jerrycans met diesel in de woning stonden. De politie heeft met toestemming van verzoeker de woning betreden. De politie heeft in de woning een explosief aangetroffen. Vervolgens is de woning doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. In de woning zijn onder meer 706 gram amfetamine, 28,4 gram MDMA, een weegschaal en verschillende soorten vuurwerk aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 21 maart 2024 (bestuurlijke rapportage).
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor drie maanden. Verzoekers zijn het daar niet mee eens. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in hun woning mogen blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Hebben verzoekers een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, hebben verzoekers immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot hun woning.
Beoordelingskader Opiumwet
9. De voorzieningenrechter bespreekt eerst de primaire grondslag, de overtreding van de Opiumwet.
10. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
11. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
12. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
13. Verzoekers vinden dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten. Er is slechts een indicatief monster genomen van wat er is aangetroffen en er zijn geen definitieve bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verkregen om vast te stellen dat er sprake is van drugs.
14. Uit het dossier blijkt dat er een indicatieve test is uitgevoerd, gevolgd door identificerend onderzoek via het zogenoemde NFiDENT-proces. Bij dit proces voert de politie zelf met apparatuur metingen uit en verstuurt de gegevens digitaal naar het NFI, waarna de resultaten worden geïnterpreteerd door een deskundige van het NFI. Verder blijkt uit het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen van 12 maart 2024 dat hieruit naar voren kwam dat aangetroffen stoffen positief waren voor MDMA en amfetamine. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een rapportage van het NFI niet is vereist. In het bestuursrecht geldt een andere bewijslast dan in het strafrecht. De indicatieve test en NFiDENT-onderzoek maken voldoende aannemelijk dat er harddrugs in de woning zijn aangetroffen. [2] Er zijn geen aanwijzingen dat de indicatieve test of het identificerend onderzoek ten onrechte positief waren of dat het proces-verbaal van die indicatieve test en het identificerend onderzoek onjuistheden bevat. Verzoekers hebben ook niet toegelicht wat de aangetroffen stoffen dan wel zouden zijn geweest.
15. De burgemeester heeft geen grond hoeven zien voor twijfel aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage en het onderliggende proces-verbaal van de politie en heeft zich op grond hiervan op het standpunt mogen stellen dat aannemelijk is dat er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen die bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester was dan ook bevoegd om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
16. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
17. Verzoekers voeren aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Hun woning is nooit in verband gebracht met verdovende middelen. Er was geen sprake van handel in of vanuit de woning en er was geen ‘loop’ naar de woning.
18. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
19. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens.
20. Er is in de woning van verzoekers een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aangetroffen (ruim 700 gram). Het is aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs kon niet met een minder verstrekkende maatregel worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarnaast is in de woning van verzoekers een weegschaal aangetroffen, een attribuut dat te relateren is aan drugshandel. Verder bevindt de woning zich in een kwetsbare wijk op het gebied van veiligheid. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
21. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid [3] .
22. Verzoekers voeren aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Zij waren er niet van op de hoogte dat er drugs en vuurwerk in hun woning aanwezig waren. Verzoekster is niet als verdachte aangemerkt. Verzoeker is wel als verdachte aangemerkt, maar hij is door de politie na drie dagen heengezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staan deze omstandigheden een sluiting niet in de weg. Het gaat hier om een pandsluiting, zodat in dit kader niet relevant is wie voor de aangetroffen drugs verantwoordelijk is. Dit kan wel een rol spelen in het kader van de verwijtbaarheid.
23. Verzoekers voeren verder aan dat de sluiting niet evenredig is, omdat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Volgens verzoekers is de woning onrechtmatig binnengetreden. Voor zover al sprake zou zijn van bewijs dat in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen, betekent dit niet dat het gebruik van dat bewijs in een bestuursrechtelijke procedure niet zou zijn toegestaan. Er bestaat geen rechtsregel die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs [4] . In het bestuursrechtelijke geding is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, indien het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Het is niet gebleken dat dit hier het geval is. Het bewijs, de bestuurlijke rapportage, is naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen door een inspecteur van politie. De voorzieningenrechter ziet voor het standpunt dat de woning onrechtmatig is binnengetreden in de stukken geen aanleiding, gelet op de gang van zaken zoals die is beschreven in het door verzoekers overgelegde zaaksdossier ‘[naam 2]’. De stelling van verzoekers dat de politie, anders dan in het proces-verbaal van bevindingen [proces-verbaalnummer] is vermeld, niet op vrijwillige basis in de woning is toegelaten, is thans onvoldoende onderbouwd om aan de juistheid van dit proces-verbaal en de daarop gebaseerde bestuurlijke rapportage te twijfelen. Verder is, nadat vermoedelijk verdovende middelen werden aangetroffen, de situatie in de woning bevroren en de woning vervolgens onder leiding van de rechter-commissaris doorzocht.
Gelet hierop kan de doorzoeking van de woning, met de bestuurlijke rapportage als resultaat, niet worden aangemerkt als een wijze van bewijsverkrijging die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van het bewijs onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
24. De burgemeester heeft terecht aangevoerd dat verzoekers van een en ander een verwijt kan worden gemaakt. De drugs zijn overal in de woning aangetroffen, zodat de aanwezigheid van de drugs verzoekers niet kan zijn ontgaan. Daarbij zijn verzoekers als huurders en bewoners van de woning verantwoordelijk voor wat er in de woning is aangetroffen.
25. Verzoekers voeren verder aan dat het om een sloopwoning gaat en dat zij na de woningsluiting niet meer terug kunnen keren naar de woning. Verzoekster heeft slechts een Wajong-uitkering en is niet in staat om een woning in de particuliere sector te huren. Dit levert strijdt op met het huisrecht als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin niet. De bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning is neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet en is daarom bij wet voorzien. De sluiting dient een legitiem doel, namelijk het herstel van de openbare orde. Dit levert geen strijd op met artikel 8 van het EVRM. Ter zitting heeft de gemachtigde van Woonstad toegelicht dat de herstructurering (sloop) in fases plaatsvindt, waarbij het beleid is dat bij uitverhuizing geen nieuwe verhuur meer plaatsvindt. In geval van verzoekers gaat het om een tijdelijke woningsluiting en is geen sprake van uitverhuizing. Voor de door Woonstad gestelde procedure tot ontbinding en ontruiming bij de kantonrechter geldt dat eerst de kantonrechter daar nog iets van moet vinden. Dat verzoekers de woning door de sluiting kwijtraken, is dus nog maar de vraag.
26. Verzoekers hebben geen (medische)stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij vanwege medische redenen specifiek aan deze woning zijn gebonden. Dat verzoekster de woning ook gebruikt voor de omgang met haar kinderen is geen reden van gebondenheid aan de woning. Zoals ter zitting gebleken heeft verzoekster twee zoons die af en toe langs komen. Een daarvan werkt en woont in de Achterhoek. Dat verzoekster haar recht op een Wajong-uitkering zou verliezen, heeft de burgemeester betwist en is door verzoekster verder niet onderbouwd.
27. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester, mede gelet op de ernst van de situatie, het algemeen belang dat is gediend met de sluiting van de woning, namelijk het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning, zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van verzoekers en daarom tot sluiting van de woning kon overgaan. Dat verzoekers bij sluiting mogelijk op een zwarte lijst komen te staan doet hieraan niet af. Voor zover verzoekers geen vervangende woonruimte hebben, heeft de burgemeester er op gewezen dat zij contact kunnen opnemen met de Vraagwijzer.

Conclusie en gevolgen

28. Uit het voorgaande volgt dat de woningsluiting op grond van de overtreding van de Opiumwet naar verwachting in bezwaar in stand blijft. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding meer om de subsidiaire grondslag, de overtreding van de Gemeentewet, te bespreken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De burgemeester heeft die bevoegdheid op grond van artikel 174a, aanhef en onder c, van de Gemeentewet. Het moet dan gaan om wapens zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:371, voor wat betreft de indicatieve test.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078.