ECLI:NL:RBROT:2024:4609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
24/4213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting horecagelegenheid na schietincident en illegale tabak

Op 21 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een horeca-exploitant en de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 15 april 2024 besloten om de horecagelegenheid van verzoeker voor de duur van drie maanden te sluiten, naar aanleiding van een schietincident op 21 januari 2024 en de ontdekking van illegale waterpijptabak. Verzoeker, die de horecagelegenheid exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 mei 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de horecagelegenheid te sluiten op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam. De rechter stelde vast dat er ernstige feiten hadden plaatsgevonden die de openbare orde nadelig beïnvloedden, waaronder het schietincident en de aanwezigheid van illegale tabak. De voorzieningenrechter vond dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat de sluiting onevenredig was in verhouding tot de doelen die de burgemeester wilde bereiken. De rechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en dat de burgemeester niet met een minder ingrijpend middel had kunnen volstaan.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de horecagelegenheid vooralsnog in stand blijft. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van horeca-exploitanten voor de veiligheid in hun inrichting en de naleving van de wetgeving omtrent illegale activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4213

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [naam horecagelegenheid], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir)
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian)

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 15 april 2024 heeft de burgemeester verzoekers horeca-inrichting (de inrichting) gesloten voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en namens de burgemeester zijn gemachtigden en S. Klinge.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij ter zitting heeft bepaald dat de nadere gronden met bijlagen die verzoeker bij emailbericht van 6 mei 2024 heeft ingediend en pas die dag na 17.00 aan de gemachtigde van verweerder heeft toegezonden, buiten beschouwing worden gelaten, nu die in strijd met de goede procesorde te laat zijn ingediend.
Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Verzoeker exploiteert een café op het adres [adres].
3.2.
Op 21 januari 2024 omstreeks 06:13 uur kwam er bij de politie een melding binnen
aangaande een schietpartij op de kruising [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] te [plaatsnaam]. Politiemedewerkers troffen ter plaatse in eerste instantie geen bijzonderheden aan. Een melder verklaarde dat twee personen op de [straatnaam 1], komende uit de richting van de Nieuwe Binnenweg gaande in de richting van de [straatnaam 2], achter elkaar aanrenden. Vervolgens werd er door één van de personen geschoten. Dezelfde dag, omstreeks 06:15 uur, kwam er bij de politie een tweede melding binnen over een
schietpartij. Uit nader onderzoek bleek dat deze man het slachtoffer was van het schietincident van de melding van even daarvoor op de kruising [straatnaam 1] met de [straatnaam 2]. Een getuige ter plaatse verklaarde dat hij bij [onleesbaar] voor de deur stond ten tijde van het schietincident. Hij had gezien dat een persoon uit horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] kwam gerend. Daarachter kwam de dader uit [naam horecagelegenheid] gerend met een pistool in zijn hand. Hij rende achter het slachtoffer aan. De getuige hoorde verderop een knal. De man met het pistool liep terug en stapte in een voertuig. In dit voertuig zaten nog drie personen, die eerder ook uit [naam horecagelegenheid] kwamen. Direct na het schietincident werden de
rolluiken van [naam horecagelegenheid] gesloten. De getuige verklaarde dat hij van omstanders had gehoord dat er binnen in [naam horecagelegenheid] ruzie was geweest tussen het slachtoffer en de vier mannen. Politiemedewerkers zijn naar aanleiding van eerdergenoemde melding gaan kijken bij
horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] en naastgelegen horecagelegenheid [onleesbaar]. Bij [onleesbaar] waren nog wel medewerkers aanwezig. Daar konden politiemedewerkers camerabeelden
terugkijken.
Op deze beelden was te zien dat enkele personen, waaronder het latere slachtoffer, zich ophielden op straat ter hoogte van [onleesbaar] en [naam horecagelegenheid]. Een persoon met in zijn hand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp kwam aangerend. Het latere slachtoffer rende weg voor deze man in de richting van de [straatnaam 2]. Er bleef een groep personen achter voor [onleesbaar] en [naam horecagelegenheid]. Op deze beelden was ook een beveiliger te zien. Uit later onderzoek bleek dit de beveiliger van [naam horecagelegenheid] te zijn. Deze camerabeelden zijn door de politiemedewerkers gevorderd voor nader onderzoek.
Omdat het vermoeden bestond dat betrokkenen van het schietincident bij [naam horecagelegenheid] vandaan kwamen is hier iets later een nader onderzoek ingesteld. In de horecagelegenheid werd beheerder [verzoeker] [1] aangetroffen. De beheerder verklaarde dat hij werkzaam was in genoemde horecagelegenheid. Hij was werkzaam van 20 januari 2024 16.00 uur tot en met 21 januari 2024 06.00 uur. Hij vertelde dat er ook een beveiliger aanwezig was tot sluitingstijd. De beheerder verklaarde dat er die avond geen bijzonderheden waren, zowel binnen als buiten de horecagelegenheid.
De horecagelegenheid werd vervolgens op grond van de Wet Wapens en Munitie doorzocht. Zo ook een voertuig dat voor de deur van de [naam horecagelegenheid] stond. De te naam gestelde van dit voertuig betrof verzoeker. Toen de politiemedewerker genoemd voertuig opende lag er een krat vol met diverse bakken illegale tabak. De politiemedewerker schatte de totale hoeveelheid tussen de 5 en 10 kilo. De aangetroffen tabak heeft de politiemedewerker vervolgens overgedragen aan medewerkers van de Douane.
Bij nader onderzoek, waaronder het uitkijken van camerabeelden, is op de beelden te zien dat bij binnenkomst niet alle bezoekers door de beveiliging worden gefouilleerd. Uit het onderzoek blijkt ook dat verdachte die heeft geschoten, even daarvoor, met een vuurwapen uit horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] is gekomen.
Op 10 augustus 2023 is door de burgemeester een sluiting opgelegd aan horecagelegenheid
[naam horecagelegenheid]-lounge voor de duur van twee weken. Dit naar aanleiding van een incident dat op 10
augustus 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij een explosief ter ontploffing is gebracht tegen
de gevel van de genoemde inrichting. Deze sluiting was gebaseerd op de politierapportage van de Politie Eenheid Rotterdam d.d. 10 augustus 2023.
Op 30 september 2023 is er een controle uitgevoerd bij genoemde horeca-inrichting. De
medewerkers van genoemde inrichting belemmerden, beletten en verijdelden deze controle
en het aantreffen van sisha-tabak waarover geen accijns is betaald. Naar aanleiding hiervan
is op 23 oktober 2023 een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Op basis hiervan zijn geen
bestuurlijke maatregelen genomen.
Bij de Douane zijn op 3 oktober 2023 gegevens opgevraagd waaruit blijkt dat er het verleden onderstaande strafbeschikking zijn opgelegd:
1) 18-12-2021 3666 gram waterpijptabak Fiscale strafbeschikking opgelegd
2) 03-06-2022 10632 gram waterpijptabak Fiscale strafbeschikking opgelegd
3) 01-10-2023 5560 gram waterpijptabak Fiscale strafbeschikking opgelegd.
Het bedrijfsprocessensysteem BVH van de Politie Eenheid Rotterdam werd over de periode van 31 januari 2023 tot 31 januari 2024 geraadpleegd. Hieruit kwamen relevante registraties die in relatie staan tot horecagelegenheid 1001 nacht ([naam horecagelegenheid]), gevestigd aan de [adres].
Uit nader onderzoek naar het schietincident op 21 januari 2024, waaronder het uitkijken van camerabeelden, blijkt dat op de camerabeelden van [naam horecagelegenheid] onder andere te zien is dat:
- 3 personen bij horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] naar binnen gaan;
- 1 persoon van dit groepje bij binnenkomst niet gefouilleerd wordt en de overige twee wel
gefouilleerd worden;
- Genoemde 3 personen ongeveer 1 uur binnen zijn in [naam horecagelegenheid];
- 2 personen van dit groepje [naam horecagelegenheid] verlaten. Eén persoon loopt naar een groepje welke voor [naam] staat. De andere persoon loopt direct weer terug bij [naam horecagelegenheid] naar binnen;
- Deze persoon naar de, binnen achtergebleven, persoon van het groepje loopt;
- De achtergebleven persoon een vuurwapen overgeeft aan de persoon die zojuist weer naar
binnen was gekomen;
- De persoon met het vuurwapen in zijn hand naar de uitgang van [naam horecagelegenheid] loopt, waarbij hij de bar passeert waarachter een medewerker van [naam horecagelegenheid] staat.
- De persoon met het vuurwapen in zijn hand naar buiten komt;
- De persoon met het vuurwapen een aantal personen omverduwt en ver volgens achter het
latere slachtoffer aanrent in de richting van de Mathennesserlaan.
Tijdens een integrale controle met diverse ketenpartners op zaterdag 9 maart 2024 wilde de NVWA onderzoek doen (door middel van bemonstering) naar de inhoud van de Shisha-pijpen om te onderzoeken of er tabak werd gerookt. Dit werd meerdere malen
geweigerd door de beheerder. Uiteindelijk heeft er wel bemonstering plaatsgevonden. De houding van de beheerder was tijdens de controle zeer recalcitrant. Hij vertelde erg bekend met de wet te zijn in wat wel en niet mag. Op een parkeerplaats recht voor de inrichting stond een Volkswagen Caddy welke op naam staat van verzoeker. In dit voertuig is eerder, op 21 januari 2024 een partij sisha-tabak aangetroffen die toen door de douane in beslag is genomen. De beheerder verklaarde de sleutel van het voertuig niet te hebben. Zijn oudere broer zou de auto hier de dag ervoor geparkeerd hebben. Hij probeerde meerdere nummers te bellen om zijn broer te bereiken, maar kreeg deze niet te pakken. Hierop heeft de politie op verzoek van de Douane het voertuig geopend. Hierin lag ongeveer 15 kilogram aan sisha-tabak waarover vermoedelijk geen accijns is betaald. Dit is in beslag genomen door de Douane.
3.3.
De onder 3.1 en 3.2 vermelde informatie is opgenomen in de bestuurlijke rapportage van de politie van 5 februari 2024, de aanvullende politierapportage van 18 maart 2024 en de daarbij behorende bijlagen (waaronder bestuurlijke rapportages van 10 augustus 2023 en 23 oktober 2023).
3.4.
De burgemeester heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportages en de op 14 maart 2024 en 8 april 2024 ingediende zienswijzen van verzoeker besloten om de inrichting te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij de inrichting zo spoedig mogelijk weer kan exploiteren.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. Verzoeker heeft een door zijn boekhouder opgesteld overzicht van zijn zakelijke vaste lasten overgelegd, waaruit blijkt dat verzoekers maandelijkse kosten € 11.082,57 bedragen en waarin wordt geconcludeerd dat als de inrichting drie maanden dicht moet en dicht blijft, dat tot faillissement zal leiden. Ook wordt vermeld dat verzoeker voor zijn inkomsten volledig afhankelijk is van de inrichting en dat hij de enige kostwinnaar is in zijn gezin met jonge kinderen. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Beoordelingskader
7. Op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, in combinatie met artikel 2:28, zesde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 is de burgemeester bevoegd om een openbare inrichting onder bepaalde omstandigheden tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten te verklaren. De burgemeester heeft die bevoegdheid bijvoorbeeld als (kort gezegd) in die inrichting feiten hebben plaatsgevonden waardoor de openbare orde nadelig zal worden beïnvloed, de exploitant toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloedt.
8. De burgemeester voert op dit punt beleid. Dit beleid staat in het handhavingsarrangement bij de (verlengde) Horecanota 2017-2021. In het handhavingsarrangement staat dat van horecaondernemers wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden. Onder strafbare feiten wordt in elk geval de aanwezigheid van (vuur)wapens en ongewenste en/of illegale activiteiten verstaan.
Wat legt de burgemeester aan de sluiting ten grondslag?
9. De burgemeester heeft aan de sluiting ten grondslag gelegd dat in de vroege ochtend van 21 januari 2024 een ernstig geweldsincident heeft plaatsgevonden waarbij een persoon in zijn been is geschoten. Vóór dit geweldsincident werd in de inrichting tussen twee bezoekers een vuurwapen overdragen. De persoon aan wie het vuurwapen was overgedragen, liep met het wapen in de hand door de inrichting, waarbij hij de bar passeerde waarachter een medewerker stond. Na verlaten van de inrichting rende hij buiten achter de persoon aan die in zijn been werd geschoten. De burgemeester heeft ook vastgesteld dat de personen die het vuurwapen aan elkaar hebben overgedragen in de inrichting, daarvoor samen met een andere persoon in de inrichting zijn binnengegaan. Zij werden niet alle drie gecontroleerd bij binnenkomst. Eén van hen is zonder voorafgaande controle de inrichting binnengekomen. Voorts heeft de burgemeester vastgesteld dat op 21 januari 2024 bij de doorzoeking van de auto die voor de inrichting stond, en die op naam staat van verzoeker, tussen 5 en 10 kilo illegale waterpijptabak werd aangetroffen. Hiermee is sprake van meerdere ongewenste en/of illegale activiteiten. Verzoeker heeft zich niet gehouden aan de exploitatievergunning van de inrichting, waarin het voorschrift is opgenomen dat het exploitatieplan wordt nageleefd. In dat plan staat dat bezoekers zorgvuldig worden gecontroleerd door de metaaldetector of de handmetaaldetector. Pas wanneer de toegangsportier ervan overtuigd is dat de bezoeker geen gevaarlijke voorwerpen bij zich draagt wordt deze bezoeker toegelaten. Op 21 januari 2024 is een bezoeker bij binnenkomst niet gecontroleerd en mogelijk had deze persoon een vuurwapen bij zich. Voor wat betreft de aangetroffen illegale waterpijptabak is sprake van herhaling van overtreding. In de afgelopen drie jaren zijn in relatie tot waterpijptabak fiscale strafbeschikkingen aan verzoeker opgelegd. Bij een integrale controle op 9 maart 2024 werd in dezelfde auto 15 kilo waterpijptabak aangetroffen waarover vermoedelijk geen accijns was betaald. De burgemeester vindt dat als gevolg van een en ander de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting op onaanvaardbare wijze zijn aangetast. Volgens de burgemeester heeft verzoeker als exploitant verwijtbaar gehandeld en is hij verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een vuurwapen in de inrichting en het voorhanden hebben van illegale waterpijptabak.
Was de burgemeester bevoegd om de horecagelegenheid te sluiten?
10. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om aan de juistheid van de in de politierapportages genoemde feiten en omstandigheden te twijfelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vindt de onder 3.2. vermelde getuigenverklaring steun in de weergave van de door de politie teruggekeken camerabeelden. Aan de hand van die camerabeelden is vastgesteld dat de personen die het vuurwapen aan elkaar hebben overgedragen in de inrichting, daarvoor samen met een andere persoon in de inrichting zijn binnengegaan en dat een van hen zonder voorafgaande controle de inrichting is binnengekomen. Volgens de rapportage van de politie zou verzoeker hebben verklaard dat er die avond, zowel binnen als buiten de horecagelegenheid, geen bijzonderheden waren. Voor zover het verzoeker zou zijn ontgaan wat er zich in de inrichting afspeelde en om die reden de politie niet is gebeld, is hem daarvan een verwijt te maken. Hij is als exploitant immers verantwoordelijk voor zijn beveiligingspersoneel en voor wat zich in de inrichting afspeelt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is genoegzaam vast komen te staan dat de aan de exploitatievergunning verbonden veiligheidsvoorschriften niet zorgvuldig zijn uitgevoerd, waardoor het kon gebeuren dat op 21 januari 2024 een bezoeker bij binnenkomst ongecontroleerd een vuurwapen in de inrichting kon brengen. Dat (de gemachtigde van) verzoeker de camerabeelden anders heeft geïnterpreteerd, is onvoldoende voor een ander oordeel. Op grond van de onderliggende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, heeft de burgemeester aannemelijk kunnen achten dat het slachtoffer op 21 januari 2024 met dat vuurwapen is beschoten. Dat het schietincident zich buiten de inrichting heeft voorgedaan, maakt dat niet anders. Dit doet immers aan het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften binnen de inrichting niet af.
Niet is in geschil dat de politie op 21 januari 2024 in de auto van verzoeker illegale (waterpijp)tabak, met een geschatte totale hoeveelheid tussen de 5 en 10 kilo, heeft aangetroffen. Vast staat dat aan verzoeker voor het voorhanden hebben van illegale tabak in het verleden meerdere strafbeschikkingen zijn opgelegd. Bij een integrale controle op 9 maart 2024 werd in de auto van verzoeker wederom (15 kilo) illegale waterpijptabak aangetroffen waarover, zoals ter zitting is bevestigd, ook geen accijns was betaald. De burgemeester heeft toegelicht dat bovendien ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting, het gelegenheid bieden tot het roken van rookwaar met een waterpijp voor een inrichting dient te worden vergund. Met de exploitatievergunning voor de inrichting is die activiteit vergund. De burgemeester acht het kwalijk dat de vergunning door het aanbieden van illegale waterpijptabak is misbruikt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de aangetroffen illegale tabak, die verband houdt met de wijze waarop de inrichting wordt geëxploiteerd, mede aan de sluiting ten grondslag kunnen leggen. Dat de burgemeester in het verleden voor soortgelijke feiten geen maatregelen heeft opgelegd, maakt niet dat hij van die bevoegdheid geen gebruik meer zou mogen maken.
Dit betekent dat de burgemeester, op grond van voorgaande in onderlinge samenhang bezien, bevoegd was om de inrichting te sluiten.
Was de sluiting evenredig?
Noodzakelijkheid van de sluiting
11. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.
12. Volgens het handhavingsarrangement wordt een horeca-inrichting bij een eerste constatering van strafbare feiten gesloten voor drie maanden, vanwege de impact die dit heeft op de openbare orde, de veiligheid en het woon- en leefklimaat.
13. Ten tijde van de politiecontrole was er sprake van meerdere strafbare feiten in verband met de inrichting, namelijk de aanwezigheid van een vuurwapen en het voorhanden hebben van illegale waterpijptabak (die een mogelijk gevaar oplevert voor de volksgezondheid). De burgemeester mocht zich op het standpunt stellen dat reeds hierdoor de openbare orde nadelig werd beïnvloed. De burgemeester heeft verder van belang mogen achten dat de inrichting in een veiligheidsrisicogebied ligt.
14. Voor het herstel van de openbare orde in de buurt van de inrichting mocht de burgemeester een sluiting noodzakelijk achten en hoefde hij niet te volstaan met een waarschuwing. Dat niet direct na het schietincident is overgegaan tot een spoedsluiting, maakt niet dat de burgemeester niet meer tot sluiting kon overgaan. Verder is het tijdsverloop tussen het schietincident (op 21 januari 2024), de zienswijze (op 14 maart 2024 en 8 april 2024) en het bestreden besluit (op 15 april 2024) niet zo lang dat een sluiting geen doel meer zou dienen. Daarbij is van belang dat de burgemeester verzoeker desgevraagd uitstel heeft gegeven voor het indienen van zijn zienswijze en aanvullende zienswijze, waarna het bestreden besluit binnen een week is genomen.
Evenwichtigheid van de sluiting
15. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de duur van de sluiting van drie maanden niet onevenwichtig is. Verzoeker heeft gelet op het gebruik van het pand als horeca-inrichting geen bijzondere persoonlijke binding met het pand. Zoals gezegd, heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat van verzoeker verwacht mag worden dat hij op de hoogte is van wat zich in de inrichting afpeelt en daarvoor in ieder geval verantwoordelijk is. Zo had hij er als verantwoordelijke ondernemer voor moeten zorgen dat er geen vuurwapen de inrichting binnen kon worden gebracht.
17. Dat de sluiting van de inrichting tot faillissement zal leiden, is niet met objectief verifieerbare stukken onderbouwd en overigens ook geen omstandigheid die maakt dat de burgemeester in dit geval het belang van herstel van de openbare orde niet zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van verzoeker. Daarbij heeft de burgemeester de omstandigheid dat, na eerdere veroordelingen, wederom illegale tabak bij verzoeker werd aangetroffen in het nadeel van verzoeker mogen meewegen.
18. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Zij verwacht dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven.

Conclusie en gevolgen

19. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de inrichting vooralsnog gesloten mag houden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt dat dit een broer van verzoeker betreft, hierna aangeduid als: de beheerder.