ECLI:NL:RBROT:2024:4605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/10/673793 / FA RK 24-1183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige na voogdijplaatsing

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 mei 2024, is de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter [voornaam minderjarige 1] vastgesteld. De vader, die sinds de ontbinding van zijn huwelijk met de moeder van [voornaam minderjarige 1] in 2017, beperkt contact heeft gehad met zijn dochter, verzoekt om uitbreiding van de omgangsregeling. De minderjarige woont bij haar voogd, [naam voogd], en zijn echtgenoot. De rechtbank heeft de belangen van [voornaam minderjarige 1] vooropgesteld en vastgesteld dat de huidige regeling van zes tot acht keer per jaar, onder begeleiding van de voogd, in haar belang is. De vader heeft aangegeven dat hij de band met zijn dochter wil versterken, maar de rechtbank oordeelt dat meer frequent contact mogelijk schadelijk kan zijn voor [voornaam minderjarige 1]. De rechtbank heeft ook de mening van de minderjarige in overweging genomen, die aangaf tevreden te zijn met de huidige regeling en geen uitbreiding wenst. De rechtbank benadrukt het belang van continuïteit in de omgang en de rol van de voogd in het begeleiden van deze contacten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/673793 / FA RK 24-1183
Beschikking van 14 mei 2024 over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht tussen de man en [voornaam minderjarige 1]
in de zaak van:
[naam vader], hierna: de vader,
wonende te [woonplaats 1] Gld,
advocaat mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
t e g e n
[naam voogd], hierna: de voogd,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. M. Kramer te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vader, ingekomen op 12 februari 2024;
  • het bericht met bijlage van de voogd, ingekomen op 8 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 15 april 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de voogd en zijn echtgenoot [persoon A] , bijgestaan door hun advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon C] .
1.3.
De minderjarige [voornaam minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. [voornaam minderjarige 1] heeft hiervan gebruik gemaakt en had een gesprek met de kinderrechter op de rechtbank op 11 april 2024.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De vader en mevrouw [persoon D] zijn gehuwd geweest. Dit huwelijk is ontbonden op 13 november 2017.
2.2.
Tijdens dit huwelijk is geboren de minderjarige:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Alsook zijn geboren:
de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , en
de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van 3 oktober 2017 zijn alle drie de minderjarigen uit huis geplaatst. [voornaam jong-meerderjarige] is bij zijn opa (vaderszijde) en zijn partner geplaatst.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn ieder afzonderlijk in een apart pleeggezin geplaatst.
2.4.
Bij beschikking van 25 september 2019 is het ouderlijk gezag van beide ouders beëindigd en is de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met de voogdij over de minderjarigen belast.
2.5.
Bij beschikking van 6 juli 2021 is de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering ontslagen uit de voogdij over [voornaam minderjarige 1] en is
[naam voogd] als voogd over [voornaam minderjarige 1] benoemd.
2.6.
Uit de basisregistratie personen (BRP) van [voornaam minderjarige 1] blijkt dat zij haar hoofdverblijfplaats sinds 8 november 2018 bij haar voogd en zijn echtgenoot heeft.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoek vader
3.1.1.
De vader verzoekt om uitbreiding van de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling). De omgangsregeling die nu loopt is vrij summier, afgelopen twee jaren zag vader [voornaam minderjarige 1] maar vier keer op jaarbasis. Vader wil de omgang uitbreiden, waarin hij een opbouw voorstelt, zodat uiteindelijk [voornaam minderjarige 1] en vader elkaar eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagavond tot zondagavond zien. Hij wil zo een betere band met [voornaam minderjarige 1] kunnen opbouwen.
3.1.2.
De voogd en zijn echtgenoot begrijpen dat vader [voornaam minderjarige 1] wil zien maar het verzoek van vader komt volgens hen niet tegemoet aan de belangen van [voornaam minderjarige 1] en haar behoeften. Daarin willen de voogd en zijn echtgenoot [voornaam minderjarige 1] beschermen anders wordt [voornaam minderjarige 1] overvraagd.
3.1.3.
Om een zo compleet mogelijk beeld te kunnen vormen over de situatie rondom [voornaam minderjarige 1] heeft de rechtbank hieronder een deel van haar verleden alsook haar huidige situatie in kaart gebracht. De rechtbank begrijpt dat [voornaam minderjarige 1] het niet fijn vindt dat terug wordt gegrepen naar het verleden, waarbij zelfs een rapport van lang geleden in het geding is gebracht. Maar de terugblik is nodig omdat ook dat stukje bij [voornaam minderjarige 1] hoort en haar en alle betrokkenen heeft gevormd.
3.2.
Eerdere situatie rondom [voornaam minderjarige 1]
3.2.1.
Wegens zorgen in de gezinssituatie van de ouders van de drie minderjarigen zijn [voornaam minderjarige 1] , haar tweelingbroer [voornaam minderjarige 2] en [voornaam jong-meerderjarige] (dit betrof onder meer zorgen over kindermishandeling) alle drie uit huis geplaatst. Alle drie zijn zij op een andere plek terecht gekomen. [voornaam jong-meerderjarige] is eerst bij zijn opa (vaderszijde) en de partner van opa gaan wonen en woont inmiddels bij zijn vader. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn ieder bij andere pleeggezinnen terecht gekomen. [voornaam minderjarige 2] verblijft nu bij een pleeggezin in Den Helder. Nadat [voornaam minderjarige 1] bij verschillende pleeggezinnen is verbleven, wat niet helemaal goed lukte, is zij uiteindelijk bij haar voogd en zijn echtgenoot geplaatst. De situatie van de kinderen is ook onderzocht in een forensisch psychologisch onderzoek door mr. drs. [persoon B] (gz-psycholoog/orthopedagoog). De onderzoeksresultaten zijn in het rapport van 23 november 2018 vastgelegd. Daarin komt onder meer naar voren dat het op korte en lange termijn niet in het belang [voornaam minderjarige 1] is om haar bij een van haar ouders terug te plaatsen. Het perspectief van [voornaam minderjarige 1] ligt bij het pleeggezin. Het contact met haar ouders geeft [voornaam minderjarige 1] stress en doet een sterk appèl op haar loyaliteit naar beide ouders. Om [voornaam minderjarige 1] een kans te geven zich volledig te kunnen richten op haar ontwikkeling en factoren die daarmee interfereren zoveel mogelijk uit te sluiten, is het advies om de contacten met haar ouders te begeleiden en te minimaliseren naar eens in de zes weken. Gelet op het gegeven dat de drie kinderen elkaar negatief versterken is het advies het onderlinge contact tussen de kinderen te begeleiden en niet vaker dan eens per zes weken te laten plaatsvinden.
3.3.
Huidige situatie rondom [voornaam minderjarige 1]
3.3.1.
Er is door de kinderrechter met [voornaam minderjarige 1] gesproken en ook met haar vader en de voogd en zijn echtgenoot.
[voornaam minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij het fijn vindt zoals het nu gaat, waarbij zij aangaf haar vader zes à acht keer per jaar te zien. Het uitbreiden van de contacten wil zij niet en zeker niet naar een weekend per veertien dagen. Als het echt moet dan kan worden uitgebreid met twee keer per jaar. [voornaam minderjarige 1] heeft veel activiteiten in het weekend zoals paardrijden op zaterdag en regelmatig turnen op zondag en daarnaast wil zij in de weekenden in haar sociale contacten met vriendinnen investeren. Ook wil zij het contact met haar moeder en andere familieleden onderhouden. Haar moeder ziet ze nu even vaak als haar vader en uitbreiden van de omgangsregeling met haar vader zou ten koste gaan van de omgangsregeling met haar moeder. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige 1] aangegeven dat zij het prettig vindt dat de voogd de contacten begeleid. [voornaam minderjarige 1] vindt het in de contacten met haar vader lastig haar grenzen aan te geven en de voogd helpt haar daarbij. [voornaam minderjarige 1] is bezig zich daarin verder te ontwikkelen en start binnenkort met therapie. Als zij wat sterker in haar schoenen staat, ziet zij uiteindelijk onbegeleid contact misschien wel zitten maar dat is nu in ieder geval nog niet aan de orde. Ook heeft [voornaam minderjarige 1] in het gesprek met de kinderrechter verwoord dat zij het vervelend vindt dat haar vader niet in overleg zijn wensen heeft geuit en dat met de voogd en/of haar heeft besproken.
De voogd en zijn echtgenoot steunen [voornaam minderjarige 1] in hetgeen zij met de kinderrechter heeft besproken. Zij staan open voor het bevorderen van het contact tussen [voornaam minderjarige 1] en haar vader, maar meer contact dan zes à acht keer op jaarbasis vinden zij teveel. De voogd en zijn echtgenoot vermoeden dat als hierop meer druk komt te staan dit mogelijk bij [voornaam minderjarige 1] averechts werkt.
De vader betreurt het dat zijn verzoek bij [voornaam minderjarige 1] boosheid heeft opgewekt. Zijn bedoelingen zijn goed: hij wil er als vader zijn voor [voornaam minderjarige 1] en ook zijn band met haar behouden en verstevigen. Toen hij merkte dat de contactmomenten minder vaak werden uitgevoerd in de afgelopen twee jaren en hij geen opening zag dit samen met de voogd op te lossen en bespreekbaar te maken, is vader een procedure gestart.
3.3.2.
Nu vader en de voogd met zijn echtgenoot niet zelf in overleg een omgangsregeling hebben kunnen afspreken, dient de kinderrechter de vraag te beantwoorden welke omgangsregeling voor [voornaam minderjarige 1] het meest in haar belang is.
3.4.
Advies van de raad
3.4.1.
De raad heeft allereerst opgemerkt het jammer te vinden dat er geen poging tot mediation is gedaan door vader en de voogd en zijn echtgenoot. De voogd en de echtgenoot staan hier desgevraagd positief tegenover, maar vader niet omdat er al eens eerder mediation heeft plaatsgevonden. De raad hecht eraan de vader en de voogd mee te geven, dat mediation voor de toekomst toch nog winst voor een ieder kan opleveren om de verhoudingen te verbeteren en meer de samenwerking met elkaar te zoeken.
Wat [voornaam minderjarige 1] betreft, ziet de raad een zestien jarige jongedame die als een zestienjarige handelt en actief is met hobby’s, vriendinnen, het contact met vader, contact met moeder en contact met broer [voornaam minderjarige 2] . [voornaam minderjarige 1] doet soms dingen om een ander te plezieren waarbij haar eigen belang meer op de achtergrond is en geen aandacht krijgt. Daar zit een stukje kwetsbaarheid dat in de gaten gehouden dient te worden.
De raad adviseert het contact tussen [voornaam minderjarige 1] en vader te houden op zes tot acht keer per jaar, waarbij [voornaam minderjarige 1] steun nodig blijft houden van haar voogd in de begeleiding van die contacten. Als er meer contacten worden bepaald dan levert dat druk op bij [voornaam minderjarige 1] en heeft dit een averechts effect. Gelet op de leeftijd van [voornaam minderjarige 1] en haar activiteiten dienen de contacten flexibel ingevuld te worden. De raad heeft overigens nog opgemerkt dat het voor [voornaam minderjarige 1] van belang kan zijn dat ook nog eens wordt gekeken naar hoe het contact met haar oudere broer [voornaam jong-meerderjarige] kan worden opgepakt, maar dat is in de huidige procedure niet aan de orde.
3.5.
Omgangsregeling
3.5.1.
De rechtbank is voldoende geïnformeerd door een ieder om tot een oordeel te komen over de omgangsregeling. Het wordt in het belang van [voornaam minderjarige 1] geacht de omgang te laten zoals die nu is. Dat wil zeggen dat een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij de omgang zes tot acht keer per jaar op een weekenddag tot uitvoering zal worden gebracht en de voogd de contacten begeleid. Meer contacten acht de rechtbank nu niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] , vanwege de kwetsbaarheid van [voornaam minderjarige 1] , de leeftijd van [voornaam minderjarige 1] die gepaard gaat met andere interesses en activiteiten in de weekenden en de contacten met haar moeder en haar tweelingbroer die ook in weekenden plaatsvinden.
De rechtbank vindt het waarborgen van de continuïteit in de bezoeken van belang en daarbij kan als leidraad voor de vader en de voogd gelden dat niet langer dan maximaal acht weken tussen twee afspraken zit, maar enige flexibiliteit is geboden gelet op de leeftijd van [voornaam minderjarige 1] . Mocht een keer een afspraak niet doorgaan dan gaat de rechtbank er vanuit dat hiervoor een ander contactmoment in de plaats komt. Deze omgangsregeling zal de rechtbank hieronder in de beslissing vastleggen.
3.6.
Kindvriendelijke terugkoppeling aan [voornaam minderjarige 1]
3.6.1.
Beste [voornaam minderjarige 1] fijn dat je op de rechtbank bent langsgekomen om aan de kinderrechter uit te leggen hoe jij de situatie ziet en voelt. Tijdens het gesprek gaf je aan dat de terugkoppeling van de beslissing door jouw voogd kon worden gedaan. Tijdens het gesprek van de rechter met jouw vader en jouw voogd is juist gevraagd om – ondanks jouw wens terugkoppeling via jouw voogd te ontvangen – in de uitspraak een speciaal stukje voor jou te schijven. Omdat alle volwassenen het hierover eens waren, kiest de kinderrechter ervoor alsnog in de uitspraak een stukje speciaal voor jou te schrijven om uitleg te geven over de beslissing.
3.6.2.
Nadat de kinderrechter alle verhalen had gehoord kwam duidelijk naar voren dat je het contact met jouw vader wilt houden zoals het nu gaat. Die afspraak komt erop neer dat je jouw vader zes tot acht keer per jaar ziet. Soms zit er, om allerlei redenen, iets meer tijd tussen twee afspraken in. Zo kon het gebeuren dat je jouw vader de afgelopen twee jaren minder zag dan zes tot acht keer per jaar. Dat is voor jou en je vader jammer. Het is jouw vader en je voogd niet goed gelukt een afspraak te maken waardoor je jouw vader minder vaak zag.
Als ouders en pleegouders er niet uitkomen met een afspraak over een omgang dan kan de kinderrechter worden benaderd om een knoop door te hakken. Dat gebeurt ook in jouw situatie. De kinderrechter neemt een beslissing waarbij bovenal jouw belangen centraal worden gesteld. Daarbij weegt de kinderrechter jouw punten die je tijdens je gesprek met de kinderrechter besprak, maar ook de punten die jouw vader en jouw pleegouders aangaven. Die informatie ontving de kinderrechter per post (het verzoekschrift van jouw vader en de brief van jouw pleegouders). Daarnaast hebben jouw vader en jouw pleegouders in hun gesprek met de kinderrechter nog verder informatie gegeven. Al die informatie bij elkaar dient gewogen te worden., Dat noem je het maken van een belangenafweging.
Het belangrijkste punt dat naar voren kwam in de belangenafweging is dat jij en jouw vader regelmatig contact kunnen hebben en ook dat er niet te lange tijd tussen twee contacten zit. Het komt er daarom op neer dat de afspraak zoals die er was (zes tot acht keer per jaar contact) ook voor de toekomst blijft gelden. Omdat jij in de weekenden ook allerlei activiteiten hebt èn omgangscontacten met je moeder en met [voornaam minderjarige 2] , maar ook omdat je het moeilijk vindt om in de contacten met je vader goed voor jezelf op te komen, vindt de kinderrechter dat de omgangscontacten met je vader niet vaker dan 6 tot 8 keer per jaar hoeven en dat jouw voogd de omgang blijft begeleiden. Als een afspraak een keer niet doorgaat dan vindt de kinderrechter het wel belangrijk dat daarvoor gelijk een nieuwe afspraak wordt gepland. Het mag namelijk niet zo zijn dat de omgangscontacten weer minder dan zes tot acht keer per jaar gaan plaatsvinden.
3.6.3.
[voornaam minderjarige 1] je bent een actief type met jouw hobby’s als paardrijden, turnen, afspraken met vriendinnen en jouw afspraken met familie. Dat vindt de kinderrechter positief en dat past ook bij jouw leeftijd, maar dat maakt het soms wat lastiger om een afspraak met jouw vader in te plannen. De kinderrechter legt daarom ook geen vaste datums voor de contacten vast. Het is de bedoeling flexibel te zijn met het plannen van het contact met jouw vader, maar tegelijkertijd te voorkomen dat de contacten verminderen. Zo’n afspraak zal daarom soms om een activiteit van jou heen moeten worden gepland of het zal misschien wel voorkomen dat jouw vader tijdens een sportactiviteit erbij is.
De kinderrechter wil dat je een goede band houdt met jouw vader: hij doet zijn best er voor jou te zijn en jouw vader begrijpt dat jouw thuisbasis bij jouw pleegouders is en zal blijven. Het was niet zijn bedoeling voor jou onrust te veroorzaken toen hij de procedure startte. De kinderrechter hoopt dat de beslissing voor jou, jouw vader en jouw pleegouders duidelijkheid geeft.
3.7.
Proceskosten
3.7.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat een omgangsregeling tussen de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , en haar vader zal gelden als volgt:
  • [voornaam minderjarige 1] ziet haar vader zes tot acht keer per jaar op een weekenddag ;
  • De omgang vindt plaats onder begeleiding van de voogd;
  • Als een afspraak geen doorgang vindt, zal een nieuwe afspraak worden ingepland;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Bakker, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.J. Vrolijk-Kronbichler, griffier, op 14 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.