3.1.De curator vordert, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
in het faillissement van [gedaagde] Holding :
primair:
1. voor recht te verklaren dat [gedaagde] zijn taak als onmiddellijk bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat [gedaagde] op basis van dat kennelijk onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:248 lid 1 BW aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement van [gedaagde] Holding ;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van (een voorschot op) het tekort in het faillissement van [gedaagde] Holding en dit bedrag – voorlopig – te begroten op € 2.400.000,- althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 augustus 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding;
3. voor recht te verklaren dat i) het door [gedaagde] Holding genomen dividendbesluit nietig is en/of ii) de dividenduitkering van [gedaagde] Holding aan [gedaagde] voor een bedrag van € 745.387,- ongegrond is en dus onverschuldigd is betaald;
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 745.387,- wegens onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2020, althans vanaf de dag van dagvaarding;
5. voor recht te verklaren dat de rekening-courantovereenkomst tussen [gedaagde] en [gedaagde] Holding is vernietigd, althans die rekening-courantovereenkomst te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat de rechtshandelingen strekkende tot de geldopnamen van € 542.500,- in 2015 door [gedaagde] in privé buitengerechtelijk zijn vernietigd door de curator bij brief van 7 februari 2020, althans die rechtshandelingen te vernietigen;
6. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van het met de geldopnamen gemoeide bedrag van € 542.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2020, althans vanaf de dag van dagvaarding;
subsidiair:
7. voor recht te verklaren dat [gedaagde] Holding onbehoorlijk heeft bestuurd en dat [gedaagde] voor dat onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk is;
8. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 605.292,-, althans een bedrag van € 542.500,-, althans een bedrag van € 480.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2018, althans vanaf 7 februari 2020, althans vanaf 31 augustus 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding;
9. voor recht te verklaren dat i) het door [gedaagde] Holding genomen dividendbesluit nietig is en/of ii) de dividenduitkering van [gedaagde] Holding aan [gedaagde] voor een bedrag van € 745.387,- ongegrond is en dus onverschuldigd is betaald;
10. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 745.387,- wegens onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2020, althans vanaf de dag van dagvaarding;
in het faillissement van Repo:
primair:
11. voor recht te verklaren dat [gedaagde] zijn taak als middellijk bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat [gedaagde] op basis van dat kennelijk onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:248 lid 1 BW aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement van Repo;
12. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van (een voorschot op) het tekort in het faillissement van Repo en dit bedrag —voorlopig — te begroten op € 7.353.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding;
subsidiair:
13. voor recht te verklaren dat [gedaagde] Repo onbehoorlijk heeft bestuurd en dat [gedaagde] voor dat onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk is;
14. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 500.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018, althans vanaf 7 februari 2020, althans vanaf de dag van dagvaarding;
15. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met nakosten, onder de bepaling dat deze kostenbegroting niets afdoet aan het recht van de curator op vergoeding van overige nakosten (daaronder begrepen het nasalaris) die ontstaan na betekening van het vonnis.