In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [persoon A], h.o.d.n. [bedrijf A], en Beau Management B.V. en Beau Risico B.V. [persoon A] vordert in conventie betaling van twee facturen ter hoogte van € 14.606,35, vermeerderd met handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast vraagt hij om rekening en verantwoording van de samenwerking die van juni 2022 tot februari 2023 heeft plaatsgevonden. Beau Management c.s. betwisten de vordering en stellen dat er geen maatschap is geweest, maar een opdrachtovereenkomst. In reconventie vorderen zij betaling van € 3.500,- aan buitengerechtelijke kosten en een verklaring voor recht dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld.
De rechtbank heeft in een eerdere brief aan partijen de vraag gesteld of de zaak onder de competentie van de kantonrechter valt, gezien de hoogte van de vorderingen. [persoon A] heeft aangegeven dat hij de vorderingen van onbepaalde waarde wil verminderen tot minder dan € 25.000,-, wat de rechtbank heeft geïnterpreteerd als een bevestiging dat de zaak door de kantonrechter behandeld kan worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering in conventie onder de competentiegrens van de kantonrechter blijft en dat er geen aanwijzingen zijn dat de vordering van onbepaalde waarde hoger is dan € 25.000,-. Daarom heeft de rechtbank besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken.
De mondelinge behandeling die op 14 mei 2024 gepland stond, is geannuleerd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van 29 mei 2024, waar de kantonrechter zal beslissen over de verdere procedure. Tevens is aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort.