ECLI:NL:RBROT:2024:4599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/10/659341 / HA ZA 23-516
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter bij cumulatie van geldvordering en vordering van onbepaalde waarde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [persoon A], h.o.d.n. [bedrijf A], en Beau Management B.V. en Beau Risico B.V. [persoon A] vordert in conventie betaling van twee facturen ter hoogte van € 14.606,35, vermeerderd met handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast vraagt hij om rekening en verantwoording van de samenwerking die van juni 2022 tot februari 2023 heeft plaatsgevonden. Beau Management c.s. betwisten de vordering en stellen dat er geen maatschap is geweest, maar een opdrachtovereenkomst. In reconventie vorderen zij betaling van € 3.500,- aan buitengerechtelijke kosten en een verklaring voor recht dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld.

De rechtbank heeft in een eerdere brief aan partijen de vraag gesteld of de zaak onder de competentie van de kantonrechter valt, gezien de hoogte van de vorderingen. [persoon A] heeft aangegeven dat hij de vorderingen van onbepaalde waarde wil verminderen tot minder dan € 25.000,-, wat de rechtbank heeft geïnterpreteerd als een bevestiging dat de zaak door de kantonrechter behandeld kan worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering in conventie onder de competentiegrens van de kantonrechter blijft en dat er geen aanwijzingen zijn dat de vordering van onbepaalde waarde hoger is dan € 25.000,-. Daarom heeft de rechtbank besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken.

De mondelinge behandeling die op 14 mei 2024 gepland stond, is geannuleerd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van 29 mei 2024, waar de kantonrechter zal beslissen over de verdere procedure. Tevens is aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/659341 / HA ZA 23-516
Vonnis van 8 mei 2024
in de zaak van
[persoon A] ,h.o.d.n. [bedrijf A] ,
wonende te Gorinchem,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. L.J. Gravendeel te Amsterdam,
tegen

1.BEAU MANAGEMENT B.V.,

2.
BEAU RISICO B.V.,
gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. D.J. van de Weerdt te Vlaardingen.
Partijen zullen hierna [persoon A] en Beau Management c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juni 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 6 september 2023 met een zittingsagenda;
  • de e-mail van mr. Gravendeel van 1 mei 2024;
  • de e-mail van mr. Van de Weerdt van 3 mei 2024.
1.2.
De rechtbank heeft partijen bij mail van 3 mei 2024 laten weten dat vonnis gewezen wordt.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak, kort weergegeven, om het volgende. [persoon A] en Beau Management c.s. hebben van juni 2022 tot februari 2023 samengewerkt. [persoon A] meent dat partijen een maatschap hebben gehad. Beau Management c.s. betwisten dat. Zij stellen zich op het standpunt dat partijen hebben samengewerkt op basis van een opdrachtovereenkomst. In conventie vordert [persoon A] betaling door Beau Management c.s. van twee facturen. Het gaat daarbij om een totaalbedrag van € 14.60,35 in hoofdsom, vermeerderd met handelsrente vanaf 1 maart 2023, en om een bedrag van € 1.021,30 aan buitengerechtelijke kosten. Verder vordert [persoon A] dat Beau Management c.s. worden veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen over hun samenwerking. In reconventie vorderen Beau Management c.s. veroordeling van [persoon A] tot betaling van € 3.500,- wegens nodeloos gemaakte buitengerechtelijke kosten en een verklaring voor recht dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade van Beau Management c.s.
2.2.
Gelet op de hoogte van de in conventie gevorderde bedragen heeft de rechtbank partijen bij brief van 6 september 2023 de vraag voorgelegd of deze zaak behoort tot de competentie van de kantonrechter. Daarop heeft [persoon A] bij e-mail van 1 mei 2024 laten weten dat hij verwijzing naar de kantonrechter wil en dat hij “de vorderingen […] die van onbepaalde waarde zijn, vermindert […] tot minder dan € 25.000 […].” Bij e-mail van 3 mei 2024 hebben Beau Management c.s. laten weten zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat deze zaak verder moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter. De geldvordering in conventie blijft ruimschoots onder de competentiegrens van de kantonrechter. Ten aanzien van de vordering van onbepaalde waarde geldt dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat deze, ook bezien in samenhang met de geldvordering, geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-. De vordering van onbepaalde waarde gaat om een vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot een samenwerking die slechts een half jaar heeft geduurd, terwijl de dagvaarding geen enkel aanknopingspunt biedt voor de aanname dat Beau Management c.s. een hoger bedrag aan [persoon A] verschuldigd zullen blijken te zijn dan het bedrag van de onbetaald gebleven facturen. De e-mail van [persoon A] van 1 mei 2024 kan in redelijkheid niet anders worden begrepen dan als bevestiging daarvan. Nu aldus voldaan is aan de voorwaarden voor bevoegdheid van de kantonrechter als bedoeld in artikel 93 onder a en b in verbinding met artikel 94 lid 1 Rv, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
2.4.
Op grond van artikel 97 lid 1 Rv geldt dit ook voor het geschil in reconventie.
2.5.
Het voorgaande betekent dat de mondelinge behandeling, bepaald op 14 mei 2024, niet zal doorgaan.

3.De beslissing

3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op woensdag 29 mei 2024,
3.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.
1980/3455