ECLI:NL:RBROT:2024:4598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/10/668579 / HA ZA 23-973
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging franchiseovereenkomst en onrechtmatige daad in franchisegeschil

In deze zaak heeft Studio Miran B.V. een vordering ingesteld tegen Gohealth United B.V. met betrekking tot de vernietiging van een franchiseovereenkomst en de daaruit voortvloeiende allonge. De rechtbank Rotterdam heeft op 15 mei 2024 geoordeeld dat de franchiseovereenkomst en de allonge rechtsgeldig zijn vernietigd. De rechtbank oordeelde dat Gohealth in strijd heeft gehandeld met de wettelijke standstill-verplichtingen, zoals vastgelegd in de artikelen 7:913 en 7:914 BW. Hierdoor is Studio Miran onterecht onder druk gezet om de franchiseovereenkomst aan te gaan, wat in strijd is met de bescherming die de wet biedt aan franchisenemers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de standstill-verplichting niet in acht is genomen, aangezien de overeenkomsten op dezelfde dag tot stand zijn gekomen, binnen de termijn van vier weken na het eerste contact tussen partijen. Dit heeft geleid tot onverschuldigde betalingen door Studio Miran aan Gohealth, die recht heeft op terugbetaling van deze bedragen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Gohealth onrechtmatig heeft gehandeld, wat Studio Miran schade heeft berokkend. De vordering tot schadevergoeding is toegewezen, en de rechtbank heeft Gohealth veroordeeld tot betaling van € 12.100,- aan Studio Miran, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Gohealth veroordeeld in de proceskosten van Studio Miran, die zijn vastgesteld op € 4.352,44. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een schadestaatprocedure voor de verdere vaststelling van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668579 / HA ZA 23-973
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
STUDIO MIRAN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
GOHEALTH UNITED B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.P.R. Sardjoe te Amsterdam.
Partijen worden hierna Studio Miran en Gohealth genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 oktober 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 11 maart 2024 met een zittingsagenda;
  • de aanvullende producties 12 t/m 22 van Studio Miran;
  • de mondelinge behandeling van 3 april 2024;
  • de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Aan het slot van de zitting is de zaak naar de rol verwezen voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
Studio Miran heeft tot halverwege 2023 een sportschool geëxploiteerd.
2.2.
Gohealth exploiteert een franchiseformule voor sportscholen.
2.3.
Eind 2021 heeft brand gewoed in de naast de sportschool van Studio Miran gelegen bedrijfsruimte. Daardoor is ernstige rookschade aan de sportschool van Studio Miran ontstaan, waardoor deze onbruikbaar is geworden.
2.4.
Studio Miran is vervolgens op zoek gegaan naar een mogelijkheid om haar leden tijdens de renovatie van haar sportschool een alternatieve sportruimte te kunnen bieden. Dit heeft in de eerste helft van januari 2022 geleid tot verschillende mogelijkheden voor huur van een ruimte. Met één aanbieder van tijdelijke ruimte is Studio Miran tot overeenstemming gekomen.
2.5.
In dezelfde periode is Studio Miran via een kennis van haar bestuurders in contact gekomen met vertegenwoordigers van Gohealth. Op 20 januari 2022 hebben partijen voor het eerst met elkaar gesproken. Op 25 januari 2022 hebben partijen verschillende overeenkomsten gesloten:
  • een intentieovereenkomst met een “precontractueel informatiedocument” (PID),
  • een franchiseovereenkomst en
  • een allonge bij de franchiseovereenkomst.
2.6.
De intentieovereenkomst bepaalt dat Studio Miran bij ondertekening ervan een fee verschuldigd is, die niet door Gohealth behoeft te worden terugbetaald “mocht de franchiseovereenkomst niet tot stand komen.”
2.7.
De franchiseovereenkomst bepaalt onder meer dat Studio Miran een entreefee en een maandelijkse franchisefee verschuldigd is.
2.8.
De allonge bepaalt onder andere het volgende:
1.3
In algemene zin geldt dat Franchisenemer na ondertekening LOI en PiD en Franchiseovereenkomst een gehele maand de tijd heeft, in casu tot 1 maart 2022, om volledig af te zien van de franchiseovereenkomst. In dat geval geldt de Franchiseovereenkomst als opgezegd voordat deze is aangegaan en de entreefee wordt dan omgezet naar een eenmalige betaling voor advisering en ondersteuning door GoHealth United BV bij de (her)start van de onderneming na sluiting door Corona en brand.
1.4
In afwijking op pagina 5 (Verrekening) geldt dat Franchisenemer een vaste eenmalige vergoeding van € 10.000,- betaalt om alle leden van Franchisenemer die vanaf datum ondertekening onderhavige Allonge tot 30 juni 2022 (i.e. verwachte datum oplevering van de herstelde locatie aan de Bermweg of definitief vervangende ruimte op nieuwe locatie in Capelle aan den IJssel) gebruik willen maken van de GoHealth diensten en trainingsfaciliteiten op de vestigingen Rotterdam, Ridderkerk en/of Vlaardingen volledig te faciliteren. […]
Verder bepaalt de allonge onder andere dat Studio Miran een korting krijgt op de entreefee en op de maandelijkse franchisefee.
2.9.
Studio Miran heeft voor 1 maart 2022 een entreefee van € 12.100,- (inclusief BTW) en de in artikel 1.4 van de allonge bedoelde vergoeding voor ledenfaciliteiten van € 12.100,- (inclusief BTW) aan Gohealth betaald. Tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst heeft Studio Miran de maandelijkse franchisefee betaald tot een totaalbedrag van € 19.360,- (inclusief BTW).
2.10.
Op advies van Gohealth heeft Studio Miran de tijdelijke locatie laten inrichten in de kleuren van Gohealth. Op 9 februari 2022 heeft Gohealth namens Studio Miran opdracht gegeven aan een drukkerij voor het ontwerpen en leveren stickers en wanddecoratie in de kleuren en stijl van Gohealth. Deze wanddecoratie is aangebracht in de tijdelijke locatie van Studio Miran. De locatie is op 15 februari 2022 als vestiging van Gohealth geopend. De inrichting van de tijdelijke locatie is gefinancierd door de verzekeraar van Studio Miran.
2.11.
Op 11 januari 2023 is de gerenoveerde vaste locatie van de sportschool van Studio Miran heropend als vestiging van Gohealth. De herbouw ter waarde van € 153.942,82 is (grotendeels) gefinancierd met de uitkering die Studio Miran van haar verzekeraar heeft ontvangen.
2.12.
Op 23 januari 2023 hebben de bestuurders van Studio Miran aan Gohealth laten weten te willen stoppen met de exploitatie van de sportschool.
2.13.
Op 1 juni 2023 is een activa-passiva-transactie tot stand gekomen tussen Studio Miran als verkoper en GHCF 002 B.V. (hierna: GHCF) als koper ter zake de sportschool van Studio Miran. Daarbij is een koopsom van € 78.600,- afgesproken, waarvan € 25.000,- onder de voorwaarde van het bereiken van een zeker ledenaantal. De aandeelhouders van Gohealth houden in totaal meer dan de helft van de aandelen in GHCF.
2.14.
Bij brief van haar advocaat van 19 juli 2023 heeft Studio Miran aan Gohealth laten weten de franchiseovereenkomst te vernietigen wegens strijd met dwingendrechtelijk voorgeschreven wettelijke bepalingen.

3.Het geschil

3.1.
Studio Miran vordert – samengevat – het volgende:
I. een verklaring voor recht dat Studio Miran de franchiseovereenkomst en de daarmee verbonden allonge rechtsgeldig heeft vernietigd, dan wel vernietiging van deze overeenkomsten;
II. een verklaring voor recht dat Gohealth onrechtmatig jegens Studio Miran heeft gehandeld en dat Gohealth gehouden is de schade van Studio Miran te vergoeden;
III. veroordeling van Gohealth tot betaling aan Studio Miran van € 43.500,-, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente met ingang van 19 juli 2023;
IV. veroordeling van Gohealth om aan Studio Miran haar schade te vergoeden, ander op te maken bij staat;
V. veroordeling van Gohealth in de proceskosten van Studio Miran.
3.2.
Gohealth voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Studio Miran, met veroordeling van Studio Miran in de proceskosten.

4.De beoordeling

schending van de ‘standstill’-verplichting

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat hun overeenkomst een franchiseovereenkomst is als bedoeld in artikel 7:911 BW. De wettelijke regeling van de franchiseovereenkomst is in werking getreden op 1 januari 2021. De onderhavige overeenkomst is daarna tot stand gekomen. Dit betekent dat op die overeenkomst de wettelijke bepalingen van titel 16 van Boek 7 BW van toepassing zijn. Hier van belang zijn vooral de artikel 7:913, 7:914 en 7:922 BW.
4.2.
Op grond van artikel 7:913 lid 2 BW rustte op Gohealth voorafgaande aan de totstandkoming van de franchiseovereenkomst een informatieplicht: zij moest de in dat artikel genoemde informatie “tijdig” aan Studio Miran als beoogd franchisenemer verstrekken. Volgens artikel 7:914 lid 1 BW moest deze informatie ten minste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst worden verstrekt. Gedurende die periode mocht Gohealth niet overgaan tot het sluiten van de franchiseovereenkomst of van enige daarmee onlosmakelijk verbonden overeenkomst. Zij mocht Studio Miran in die periode ook niet aanzetten tot het doen van betalingen die samenhangen met de nog te sluiten overeenkomst. Deze zogenoemde standstill-periode volgt uit lid 2 van artikel 7:914 BW. Op grond van artikel 7:922 BW mag van deze bepalingen niet ten nadele van de franchisenemer worden afgeweken.
4.3.
Vast staat dat de standstill-verplichting niet in acht is genomen. De intentieovereenkomst, de franchiseovereenkomst en de daarbij behorende allonge zijn op dezelfde dag tot stand gekomen, ruimschoots binnen de termijn van vier weken nadat partijen met elkaar in contact waren gekomen. Ook (pas) op diezelfde dag heeft Gohealth aan Studio Miran de in artikel 7:913 lid 2 BW bedoelde informatie verstrekt. De totstandkoming van de overeenkomsten heeft Studio Miran ertoe gebracht verschillende betalingen aan Gohealth te doen, waaronder een entree fee en een vergoeding voor de toegang van haar leden tot andere sportscholen van Gohealth. Deze betalingen hangen onmiskenbaar samen met de franchiseovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:914 lid 2 onder c BW.
4.4.
De franchiseovereenkomst is dus in strijd met de verplichtingen op grond van de artikelen 7:913 en 7:914 BW gesloten. Van die bepalingen mag niet worden afgeweken, tenzij die afwijking niet ten nadele van Studio Miran is geweest. Gohealth meent dat die situatie zich voordoet. De rechtbank verwerpt dat standpunt.
4.5.
De hier relevante wettelijke bepalingen zijn bedoeld om de beoogde franchisenemer te beschermen. Hij mag er tijdens de standstill-periode niet toe worden bewogen om de franchiseovereenkomst aan te gaan. De franchisenemer heeft dan de tijd om, zonder druk van de franchisegever, zich te beraden op het al dan niet aangaan van de overeenkomst. In die periode kan hij ook het in artikel 7:915 BW bedoelde onderzoek uitvoeren. De verplichte standstill-periode moet voorkomen dat de beoogd franchisenemer zich juridisch of feitelijk al zozeer committeert aan de franchisegever dat het voor hem in wezen geen optie meer is om op of voor de ingangsdatum van de franchiseovereenkomst toch nog van samenwerking af te zien.
4.6.
Met de (te vroege) ondertekening van de franchiseovereenkomst werd Studio Miran in feite een franchisesamenwerking met Gohealth ingetrokken, waaraan zij zich voor de formele ingangsdatum van de samenwerking niet meer zonder gedoe en kosten kon onttrekken. Op aandringen van Gohealth richtte Studio Miran immers haar nieuwe sportschool in als vestiging van Gohealth, in samenspraak met Gohealth informeerde zij haar klanten dat zij verder zou gaan als sportschool van Gohealth en betaalde zij verschillende bedragen aan Gohealth. Dit zijn elk voor zich gedragingen waarmee Studio Miran zich in de standstill-periode sterker verbond aan Gohealth en waardoor het voor Studio Miran dus moeilijker werd om alsnog van Gohealth los te komen. Artikel 1.3 van de allonge neemt die gevolgen niet weg. Weliswaar had Studio Miran vanwege die bepaling op zichzelf het recht om van verdere samenwerking met Gohealth af te zien, maar het punt is juist dat die stap realistisch gesproken steeds moeilijker was geworden. Juist tegen dat effect wil artikel 7:913 BW de beoogd franchisenemer beschermen. Hieraan doet niet af dat Studio Miran zelf aandrong op voortvarendheid en dat partijen het (volgens Gohealth) bij het begin van hun contact expliciet hebben gehad over de standstill-verplichting en hoe daarmee in de gegeven omstandigheden om te gaan. De wettelijke regels op dit punt moeten geacht worden ook te zijn bedoeld een overenthousiaste franchisenemer tegen zichzelf in bescherming te nemen. Evenmin is van belang – anders dan Gohealth kennelijk meent – dat de inrichting van de tijdelijke locatie van Studio Miran is betaald met verzekeringspenningen. Diezelfde uitkering zal Studio Miran immers niet nogmaals van haar verzekeraar ontvangen, zodat zij wel degelijk door de investeringen in haar tijdelijke locatie aan Gohealth gebonden is geraakt.
4.7.
De afwijking van de standstill-bepaling is dus in het nadeel van Studio Miran. Die afwijking is daarmee onverminderd in strijd met dwingend recht. Deze regel van dwingend recht strekt tot bescherming van (slechts) één partij, namelijk de (beoogd) franchisenemer. Een rechtshandeling die tot stand is gekomen in strijd met dwingend recht dat strekt tot bescherming van één partij is vernietigbaar (artikel 3:40 lid 2 BW). Dit brengt mee dat de franchiseovereenkomst en daarmee samenhangende allonge vernietigbaar zijn.
onvoldoende belang, misbruik van bevoegdheid, onaanvaardbaarheid?
4.8.
Gohealth meent dat Studio Miran onvoldoende belang heeft bij de vernietiging van de franchiseovereenkomst (artikel 3:303 BW). In de conclusie van antwoord voert zij daartoe twee argumenten aan: zonder de franchiseovereenkomst zou Studio Miran failliet zijn gegaan en Studio Miran heeft bij de verkoop van haar sportschool aan GHCF een hogere prijs ontvangen dan zij zou hebben gekregen zonder de franchiseovereenkomst. Tijdens de zitting heeft Gohealth hieraan nog toegevoegd dat uit die verkoop volgt dat Studio Miran de exploitatie van de sportschool niet wenst voort te zetten, zodat ook daarom voldoende belang ontbreekt.
4.9.
De rechtbank verwerpt dit betoog. In het algemeen past terughoudendheid bij het afwijzen van een vordering op de grond dat bij de vordering onvoldoende belang bestaat. Hier gaat het om een vordering tot vernietiging van rechtshandelingen die tot stand zijn gekomen in strijd met dwingend recht. Vernietiging leidt tot herstel van de rechtstoestand zoals die voorheen bestond en die destijds alleen veranderd kon worden doordat partijen zich niet aan de wet hebben gehouden. Vernietiging opent de weg naar ongedaanmaking van betalingen die zonder de vernietigde rechtshandelingen niet zouden zijn verricht. Deze gevolgen van vernietiging brengen in beginsel mee dat voldoende belang bestaat bij de vordering tot vernietiging zoals ingesteld door Studio Miran. Het enkele feit dat de vernietigbare rechtshandelingen mogelijk ook (financieel) voordeel voor Studio Miran hebben opgeleverd, maakt niet dat voldoende belang ontbreekt. Dergelijke omstandigheden kunnen zo nodig worden verdisconteerd in de regeling van de gevolgen van de vernietiging, bijvoorbeeld via de band van artikel 3:53 lid 2 BW en artikel 6:203 e.v. BW en, voor zover naast ongedaanmaking ook schadevergoeding wordt gevorderd, via de regeling van artikel 6:100 BW.
4.10.
Gohealth betoogt ook dat Studio Miran misbruik van bevoegdheid maakt door zich te beroepen op vernietiging (artikel 3:13 BW) en dat dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:2 lid 2 BW). In de ogen van Gohealth past het niet dat Studio Miran anderhalf jaar lang de vruchten heeft geplukt van de franchiseovereenkomst om pas met een vordering tot vernietiging nadat zij de onderneming voor een goede prijs heeft kunnen verkopen.
4.11.
Ook dit verweer kan niet slagen. Een rechtsvordering tot vernietiging verjaart na drie jaar (artikel 3:52 lid 1 BW). Het staat de franchisenemer dus in beginsel vrij binnen die drie jaar na het begin van de franchisesamenwerking een beroep te doen op vernietiging van de overeenkomst wegens handelen in strijd met de standstill-bepaling. Hiermee verdraagt zich niet dat de franchisenemer toch wordt tegengeworpen dat hij niet al kort na het begin van de samenwerking een punt heeft gemaakt van de schending van die bepaling. Het feitelijke resultaat daarvan zou immers zijn dat de franchisenemer veel korter de tijd heeft om zich op de vernietiging van de franchiseovereenkomst te beroepen dan de termijn die de wet hem geeft. In dit verband heeft Studio Miran tijdens de zitting verklaard dat zij in de eerste periode van de samenwerking in feite geen andere keus zag dan verder te gaan met Gohealth: zij had zich immers contractueel en feitelijk aan Gohealth gebonden. Juist dat effect – gebonden zijn aan de franchisegever – is door schending van de standstill-bepaling te vroeg tot stand gekomen en dat behoort via de band van misbruik van bevoegdheid of onaanvaardbaarheid niet alsnog voor rekening van de franchisenemer te komen.
4.12.
De slotsom is dat geen van de hier bedoelde verweren van Gohealth slaagt. De franchiseovereenkomst en daarmee samenhangende allonge zijn dus daadwerkelijk vernietigbaar. Deze vernietiging heeft buiten rechte al plaatsgevonden bij brief van 19 juli 2023. De vernietiging moet geacht worden zich uit te strekken over zowel de franchiseovereenkomst als de allonge, nu beide overeenkomsten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De rechtszekerheid brengt mee dat Studio Miran voldoende belang heeft bij een verklaring voor recht op dit punt. Die wordt in dit vonnis gegeven.
gevolgen van vernietiging
4.13.
Vernietiging van de franchiseovereenkomst en de allonge heeft in beginsel terugwerkende kracht (artikel 3:53 lid 1 BW). Dit betekent dat aan de nakoming van verbintenissen op grond van die overeenkomsten de rechtsgrond is komen te ontvallen. Betalingen zijn onverschuldigd verricht. Studio Miran heeft in beginsel recht op terugbetaling daarvan (artikel 6:203 BW).
4.14.
De vordering van Studio Miran tot terugbetaling heeft betrekking op drie categorieën van bedragen die zij in de loop van de tijd aan Gohealth heeft betaald, steeds inclusief BTW:
  • entreefee (€ 12.100,- op grond van artikel 20.3 franchiseovereenkomst);
  • franchisefee (€ 19.360,- op grond van artikel 20.4 franchiseovereenkomst);
  • vergoeding voor ledenfaciliteiten (€ 12.100,- op grond van artikel 1.4 allonge).
De betaling van deze bedragen als zodanig staat niet ter discussie. Evenmin staat ter discussie dat deze betalingen hun grondslag vinden in de franchiseovereenkomst en de allonge. Die grondslag is komen te vervallen. De vordering tot terugbetaling is daarom in beginsel toewijsbaar.
4.15.
Vanaf het begin van de samenwerking heeft echter ook Gohealth prestaties verricht die voortvloeien uit de franchiseovereenkomst. Vast staat dat Gohealth zich (volgens Studio Miran zelfs: veel te veel) heeft bemoeid met de inspanningen van Studio Miran om na de brand weer open te kunnen gaan, bijvoorbeeld door het voeren van overleg met de verzekeraar van Studio Miran. Gohealth heeft onbetwist gesteld dat zij Studio Miran ook heeft ondersteund door middel van onder andere salestrainingen, communicatie met leden en “leadwerving.” Verder heeft Gohealth erop gewezen dat Studio Miran gedurende de samenwerking gebruik heeft kunnen maken van de franchiseformule van Gohealth. Volgens Gohealth heeft Studio Miran baat gehad bij die activiteiten. Zij beroept zich op verrekening met enige vordering die Studio Miran op Gohealth meent te hebben.
4.16.
De vernietiging van de franchiseovereenkomst en de allonge heeft, zoals bij elke vernietiging van een wederkerige overeenkomst, tot gevolg dat de over en weer verrichte prestaties onverschuldigd zijn verricht. Dat geldt dus niet alleen voor de betalingen die Studio Miran heeft gedaan, maar ook voor de prestaties die Gohealth heeft verricht. Het gaat hier om prestaties die naar hun aard niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Op grond van artikel 6:210 lid 2 BW treedt vergoeding van de waarde van die onverschuldigd verrichte prestaties in de plaats van ongedaanmaking, mits dit redelijk is en, voor zover hier van belang, indien de ontvanger erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten. Gelet hierop moet het in 4.15 weergegeven betoog van Gohealth zo worden begrepen dat zij zich beroept op verrekening van de vordering van Studio Miran met de waarde van de door haar (Gohealth) verrichte prestaties. In deze zin heeft de rechtbank een en ander ook met partijen tijdens de zitting besproken.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op verrekening slaagt voor wat betreft de teruggevorderde bedragen voor de entreefee en de franchisefee. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
4.18.
In een situatie als de onderhavige, waarin de franchisenemer tegen betaling diensten afneemt van de franchisegever, kan uitgangspunt zijn dat het betaalde bedrag overeenkomt met de waarde van de door de franchisegever geleverde diensten. De overeengekomen vergoeding is de prijs die de afnemer bereid is te betalen voor het product van de wederpartij. Een entreefee en een franchisefee zijn in dat verband de gebruikelijke componenten voor het bepalen van de waarde van de diensten van de franchisegever. Onder omstandigheden is denkbaar dat dit anders is. Zo heeft Studio Miran gesteld dat de prestaties van Gohealth voor haar geen enkele waarde hebben gehad. Zij heeft dat standpunt echter niet geconcretiseerd, hetgeen wel van haar had mogen worden verwacht. Niet gesteld of gebleken is bijvoorbeeld dat de entreefee en de franchisefee ongebruikelijk hoog waren. Naar het oordeel van de rechtbank moet het er daarom voor worden gehouden dat de waarde van de door Gohealth geleverde prestaties moet worden bepaald op de omvang van de door Studio Miran betaalde entreefee en franchisefee. In dit verband moet worden bedacht dat het gaat om de waarde van de door Gohealth geleverde prestaties op het moment van de ontvangst daarvan door Studio Miran en dus niet om de waarde die zij daar achteraf aan hecht. De rechtbank acht het verder redelijk dat een waardevergoeding tot dit bedrag in de plaats treedt van een vordering tot ongedaanmaking. Daarbij acht de rechtbank van belang dat Studio Miran gedurende anderhalf jaar gebruik heeft gemaakt van de diensten van Gohealth en ook dat Studio Miran niets concreets heeft gesteld ter onderbouwing van haar (kennelijke) standpunt dat het aan Gohealth te wijten zou zijn dat zij na die anderhalf jaar genoodzaakt was haar onderneming te verkopen.
4.19.
De conclusie hiervan is dat Gohealth als gevolg van de vernietiging van de franchiseovereenkomst een vordering tot waardevergoeding op Studio Miran heeft die overeenkomt met de vordering van Studio Miran op Gohealth tot terugbetaling van de betaalde entreefee en franchisefee. Nu ook aan de overige voorwaarden voor verrekening is voldaan, gaan beide vorderingen tot het gemeenschappelijke beloop teniet (artikel 6:127 BW).
4.20.
Dit is anders voor wat betreft (de waarde van) de mogelijkheid die Gohealth aan leden van Studio Miran heeft gegeven om tijdelijk in haar andere sportscholen te sporten. Op grond van artikel 1.4 van de allonge heeft Studio Miran voor die mogelijkheid aan Gohealth een bedrag van € 12.100,- betaald. Tijdens de zitting heeft Studio Miran verklaard dat er nauwelijks leden zijn geweest die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om in andere sportscholen van Gohealth te sporten. Ook heeft zij verklaard dat zij op eigen kracht al na korte tijd een tijdelijke locatie had geregeld waar haar leden terecht konden in afwachting van een definitieve nieuwe locatie. Studio Miran heeft dit betoog onderbouwd met stukken. Gohealth heeft haar beroep op verrekening gelet op dit verweer onvoldoende handen en voeten gegeven. Zij heeft weliswaar gesteld dat de mogelijkheid om haar leden elders te laten sporten voor Studio Miran mede van belang was omdat zij daarmee de abonnementsgelden kon blijven incasseren, maar voor het overige heeft zij niet concreet op het zojuist weergegeven betoog van Studio Miran gereageerd. Dat had wel van Gohealth mogen verwacht, zeker omdat op haar de stelplicht rust ten aanzien van feiten die kunnen leiden tot een geslaagd beroep op verrekening. Gohealth heeft hiermee de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gegeven om in het kader van artikel 6:210 lid 2 BW de waarde te bepalen van de door haar verrichte prestatie. Dit brengt mee dat de gegrondheid van het beroep op verrekening voor wat betreft dit deel van de vordering van Studio Miran niet eenvoudig kan worden vastgesteld. De rechtbank ziet daarin aanleiding het beroep op verrekening in zoverre te verwerpen (artikel 6:136 BW).
4.21.
Mogelijk meent Gohealth dat in het kader van de ongedaanmakingsverbintenissen die voortvloeien uit de vernietiging ook de koopovereenkomst tussen Studio Miran en GHCF moet worden betrokken (welke overeenkomst volgens Gohealth tot een voor Studio Miran financieel gunstig resultaat heeft geleid, wat Studio Miran weer betwist). De rechtbank verwerpt dat mogelijke standpunt van Gohealth. De vernietiging van de franchiseovereenkomst laat de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst ongemoeid. Anders dan in het geval van de allonge, kan immers in redelijkheid niet worden gezegd dat de koopovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met de franchiseovereenkomst. Al om die reden moet de koopovereenkomst in het kader van de vernietiging van de franchiseovereenkomst en de daarop volgende ongedaanmaking over en weer buiten beschouwing blijven.
4.22.
Gohealth heeft bij wijze van verweer ook nog een beroep gedaan op ongerechtvaardigde verrijking. Hetgeen Gohealth in dit verband heeft aangevoerd, is materieel hiervoor al beoordeeld. Beoordeling daarvan in de sleutel van ongerechtvaardigde verrijking leidt niet tot een andere uitkomst.
4.23.
Het voorgaande brengt mee dat de geldvordering van Studio Miran tot een bedrag van € 12.100,- toewijsbaar is. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 4 augustus 2023, dat wil zeggen de einddatum die Studio Miran bij brief van 19 juli 2023 aan Gohealth heeft gesteld om tot terugbetaling over te gaan. Per die datum is Gohealth dus in verzuim (artikel 6:82 BW). Anders dan Studio Miran mogelijk meent, brengt niet reeds de enkele vernietiging Gohealth in verzuim. Het gaat hier overigens om de ‘gewone’ wettelijke rente, nu immers geen sprake is van een vordering uit een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW.
onrechtmatig handelen
4.24.
Studio Miran meent dat Gohealth onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de wettelijke standstill-verplichtingen de franchiseovereenkomst en de allonge aan te gaan. Zij stelt zich op het standpunt dat zij als gevolg van dat onrechtmatige handelen schade heeft geleden, voor de vergoeding waarvan Gohealth aansprakelijk is. Studio Miran vordert verwijzing naar de schadestaatprocedure om daarin de schade vast te stellen. Gohealth bestrijdt dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en dat als gevolg daarvan schade is ontstaan. Ook doet Gohealth een beroep op eigen schuld van Studio Miran en stelt zij dat Gohealth ook voordelen heeft genoten die van invloed zijn op enige schade.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat Gohealth onrechtmatig heeft gehandeld. Zij heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen op grond van de artikelen 7:913 en 7:914 BW en die schending was in het nadeel van Studio Miran, wat wordt verboden door artikel 7:922 BW. Dit is handelen in strijd met een wettelijke plicht als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW.
4.26.
Studio Miran heeft gesteld dat zij zonder het onrechtmatige handelen van Gohealth geen samenwerking met Gohealth zou zijn aangegaan. Naar aanleiding van het verweer hiertegen van Gohealth, heeft Studio Miran tijdens de zitting nader toegelicht dat zij weliswaar in een lastige situatie zat als gevolg van de brand, maar zeker niet in een noodsituatie zoals Gohealth die voorspiegelt. Zij heeft dit onderbouwd aan de hand van stukken die betrekking hebben op een huurovereenkomst voor een tijdelijke locatie. Zonder de franchiseovereenkomst met Gohealth zou Studio Miran ook niet in de positie terecht zijn gekomen waarin zij zich genoodzaakt voelde haar onderneming voor een te lage prijs te verkopen, zo meent zij. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Studio Miran hiermee voldoende aangevoerd om de conclusie te kunnen trekken dat de mogelijkheid van schade als gevolg van het onrechtmatige handelen van Gohealth aannemelijk is. Dit is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voldoende voor verwijzing naar de schadestaatprocedure. De daartoe strekkende vordering wordt daarom toegewezen.
4.27.
In een schadestaatprocedure kan het debat over causaal verband, eigen schuld en voordeelsverrekening nader worden gevoerd. Dit betekent dat in dit vonnis geen uitspraak wordt gedaan over de vraag of voor de onderneming van Studio Miran een marktconforme prijs is overeengekomen en, zo nee, of die verkoop kan worden gezien als gevolg van het onrechtmatige handelen van Gohealth.
proceskosten
4.28.
Gohealth moet worden beschouwd als de partij die grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Daarom wordt zij veroordeeld in de proceskosten van Studio Miran. Deze worden begroot op € 2.837,- aan griffierecht, € 109,44 aan explootkosten, € 1.228,- aan advocaatsalaris en € 178,- aan nakosten (eventueel te vermeerderen met het in de beslissing genoemde bedrag). De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar zoals in de beslissing omschreven.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Studio Miran de franchiseovereenkomst en de allonge rechtsgeldig heeft vernietigd;
5.2.
veroordeelt Gohealth tot betaling aan Studio Miran van € 12.100,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 4 augustus 2023 tot aan de dag van voldoening;
5.3.
verklaart voor recht dat Gohealth onrechtmatig jegens Studio Miran heeft gehandeld en dat Gohealth verplicht is de als gevolg daarvan door Studio Miran geleden schade te vergoeden;
5.4.
veroordeelt Gohealth tot vergoeding van de in 5.3 bedoelde schade, nader op te maken bij staat;
5.5.
veroordeelt Gohealth in de proceskosten van Studio Miran, vastgesteld op € 4.352,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Gohealth niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Gohealth € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na datum van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
[1980/3455]