ECLI:NL:RBROT:2024:4572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10-241356-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor handel in heroïne en vuurwapenbezit, bewezenverklaring voor aanwezig hebben van 330 gram heroïne

Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de handel in heroïne en cocaïne, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 1 (handel in heroïne/cocaïne) en 3 (vuurwapenbezit), omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk 330 gram heroïne aanwezig heeft gehad, wat in strijd is met de Opiumwet.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen. De verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van heroïne in de woning, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet geloofwaardig was, gezien zijn frequente aanwezigheid in de woning en de omstandigheden waaronder de heroïne werd aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne en dat deze zich in zijn machtssfeer bevond.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-241356-23
Datum uitspraak: 25 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [naam PI] ,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit (hoeveelheid beperkt tot het aanwezig hebben van 330 gram heroïne);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 1 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken. Hij had geen wetenschap van de aangetroffen heroïne in een jaszak in de gangkast. De verdachte is in de ten laste gelegde periode vaak in de woning geweest, maar had daarbij geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van harddrugs. De woonkamer werd gebruikt als ‘chillplek’ voor bekenden van de bewoner. De verdachte verplaatste weleens spullen op de salontafel of dekte eten af met folie. Dat kan verklaren hoe zijn vingerafdruk op de plastic zak terecht is gekomen waarin de heroïne is gevonden.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de doorzoeking van de woning verdovende middelen en meerdere druggerelateerde goederen zijn aangetroffen. De verdachte was in de twaalf dagen die voorafgingen aan de doorzoeking met grote regelmaat in de woning aanwezig, vaak meerdere keren per dag en ook in de nachtelijke uren. Hierbij valt op dat de verdachte de woning meermalen al na enkele minuten weer verliet. Hoewel geen concrete bewijzen zijn gevonden voor drugshandel door de verdachte, acht de rechtbank zijn verklaring dat hij daar enkel kwam om te chillen en verder niks vreemds in de woning heeft gezien, in dat licht niet geloofwaardig.
Ten aanzien van de tas met ruim een kilo heroïne die werd aangetroffen in een bijkamer van de woning, en met betrekking tot een hoeveelheid cocaïne die zich in de meterkast bevond, bevat het dossier geen concrete feiten of omstandigheden waaruit de wetenschap van de verdachte kan worden afgeleid. Dit ligt anders voor een plastic zak met 330 gram heroïne, waarop een vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen. De hierover door de verdachte gegeven verklaring acht de rechtbank onder de geschetste omstandigheden niet aannemelijk. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de plastic zak met 330 gram heroïne en dat deze zich op of omstreeks 23 augustus 2023 ook in zijn machtssfeer bevond.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Bewezen is dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dat ziet op het aanwezig hebben van 330 gram heroïne, heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks 23 augustus 2023 te Rotterdam,
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer
330gram heroïne
zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een hoeveelheid van 330 gram heroïne aanwezig gehad. Heroïne is een sterk verslavende harddrug en het is algemeen bekend dat deze drugs ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor de gebruikers. Bovendien gaat de productie van en de handel in harddrugs gepaard met diverse andere vormen van criminaliteit.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Als strafverzwarend geldt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat het bewezenverklaarde feit niet los gezien kan worden van andere drugsgerelateerde strafbare feiten die in/vanuit de woning werden gepleegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mr. J.M.L. van Mulbregt en mr. drs. D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2023 tot en met 23 augustus 2023 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad (een) handels- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1.443 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
- ongeveer 204,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
3
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2023 tot en met 23 augustus 2023 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere, althans een, wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1
van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1,
onder 3 van die wet, namelijk
- een omgebouwd gaspistool voorzien van valselijke opdruk Walther met het kaliber
9mm en/of
- een omgebouwd gaspistool van een onbekend merk met het kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.