ECLI:NL:RBROT:2024:4548

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
FT EA 21-246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling met psychische klachten als relevante factor

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die sinds 21 april 2021 onder deze regeling valt. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beoordeeld, waarbij de bewindvoerder op 12 januari 2024 adviseerde om de regeling zonder schone lei te beëindigen, vanwege tekortkomingen in de nakoming van de sollicitatieverplichting. De schuldenares had gedurende meerdere maanden niet voldaan aan deze verplichting en had een auto waarvan de noodzaak niet was aangetoond.

Tijdens de zitting op 5 april 2024 heeft de schuldenares verklaard dat zij door psychische klachten, waaronder een depressie en eerdere suïcidepogingen, niet in staat was om te solliciteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze omstandigheden niet verwijtbaar zijn aan de schuldenares. De beschermingsbewindvoerder heeft op 17 april 2024 aangetoond dat de waarde van de auto, € 2.000,--, aan de boedel is afgedragen, waardoor de tekortkoming is hersteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenares niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Daarom is aan haar de zogenoemde 'schone lei' verleend, wat betekent dat de na de beëindiging van de regeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.532,50. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 22 april 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 april 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares] ,
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: J.M. Hoogland.

1.De procedure

Op 24 november 2021 is een strenge brief over de nakoming van de sollicitatieverplichting en de informatieverplichting, gestuurd naar schuldenares.
Op 15 juni 2022 heeft een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden over de nakoming van de sollicitatieverplichting en de informatieverplichting.
De bewindvoerder heeft op 12 januari 2024 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 30 maart 2024 en aanvullend op 12 april 2024 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting op 5 april 2024. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
  • Schuldenares;
  • J.M. Hoogland, bewindvoerder;
  • B. de Soet, beschermingsbewindvoerder.
De beschermingsbewindvoerder van schuldenares heeft na de zitting, op 11 april 2024, en aanvullend op 17 april 2024, aanvullende stukken aangeleverd.

2.De standpunten

De bewindvoerder geeft op 12 januari 2024 het advies om de regeling zonder schone lei te beëindigen. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht. De bewindvoerder heeft na 23 november 2023 geen sollicitaties meer van schuldenares ontvangen. Daarvoor zijn ook al tekortkomingen ontstaan. Daarnaast heeft schuldenares een auto waarvan de noodzaak van het houden van deze auto niet is aangetoond.
Op 12 april 2024, na de zitting, heeft de bewindvoerder te kennen gegeven dat zij op basis van de nader overgelegde stukken omtrent de psychische klachten van schuldenares, meent dat er aanleiding is voor een vrijstelling met terugwerkende kracht, gedurende de gehele duur van de regeling. De bewindvoerder kan instemmen met het verlenen van de schone lei aan schuldenares, indien de waarde van de auto is vergoed aan de boedel.
Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij zich mentaal niet goed genoeg voelt om te solliciteren. Schuldenares heeft al 5 ruim jaar lang last van psychische klachten en gaat hiervoor naar de psycholoog. Deze klachten uiten zich in een depressie en zelfs een enkele suïcidepoging. Schuldenares kan door haar mentale toestand niet voor haar eigen kind zorgen. De moeder van schuldenares neemt hierdoor al twee jaar de zorg van haar kleindochter op zich. Volgens schuldenares zijn deze klachten ontstaan door problemen met haar familie en de familie van haar partner. Voor wat betreft de auto heeft schuldenares gesteld dat haar vader die aan haar heeft gegeven om haar blij te maken.
De beschermingsbewindvoerder heeft, in aanvulling op schuldenares, verklaard dat de psychische klachten van schuldenares erger zijn geworden. In de loop der jaren ziet hij geen vooruitgang bij schuldenares. Voor wat betreft de auto, heeft de beschermingsbewindvoerder zich bereid verklaard om de aanschafwaarde van de auto aan de boedel te vergoeden. Bewijsstukken hiervan zijn op 17 april 2024 nagestuurd.

3.De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenares één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, aangezien schuldenares meerdere maanden niet heeft voldaan aan de sollicitatieverplichting en zij een auto heeft zonder deze aan de boedel te vergoeden, dan wel aan te tonen wat de noodzaak van deze auto is.
Door schuldenares en haar beschermingsbewindvoerder zijn echter omstandigheden aangevoerd waardoor de rechtbank van oordeel is dat het niet nakomen van de verplichting om fulltime te werken, dan wel vier keer per maand te solliciteren, niet verwijtbaar is en dus niet aan schuldenares toerekenbaar is (als bedoeld in artikel 354 lid 1 Fw). Ter zitting is naar voren gekomen dat schuldenares al langere periode ernstige psychische klachten ervaart die haar leven in ernstige mate belemmeren. Schuldenares is al eerder, op basis van deze klachten, ontheven van de sollicitatieverplichting voor de duur van zes maanden. Schuldenares heeft een recent rapport opgevraagd bij haar psycholoog maar kreeg een rapport dat qua inhoud identiek was aan de vorige. Enkel de datum was aangepast. Op basis van de na de zitting nagestuurde stukken is voldoende aannemelijk geworden dat schuldenares (indien de stukken eerder waren overgelegd) een vrijstelling van de sollicitatieverplichting had kunnen krijgen.
Omdat de beschermingsbewindvoerder op 17 april 2024 heeft aangetoond dat de aanschafwaarde van de auto, te weten € 2.000,--, is afgedragen aan de boedel, is de rechtbank van oordeel dat de tekortkoming (die erop zag dat de waarde nog niet was afgedragen) is hersteld.
Aan schuldenares zal daarom de zogenoemde “schone lei” worden verleend.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenares niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 3.532,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.